------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




28 oktober 2012: 30e zondag

Bartimeüs, de blinde leerling

Jan Degraeuwe

Intrede: Lied 573: “Hij die blinden weer liet zien”

Gebed: psalm 25 in de bewerking van Lloyd Haft

Naar wie anders
is mijn ziel op weg?
Langs vallen:
langs alles.
Aan wie zult u wijzen
de weg die ik ga
zo niet aan mij?
Wie zal mij zien gaan
zo niet u?
Zie mij niet in herinnering,
zie in mijn gezicht
meer dan de groeven van vroeger - -
oud verdriet verlengd --
zie mij. Want ik zie nog niet
uw ogen tegenover mij.
Voor wie u zoekt
leidt ieder pad naar u.
Waar zult u mij leiden? --
hier, in het volle lichaam van mijn vrees,
hier zult u vertoeven.
Hier zal ik beërven
vrede, die mijn jonge leden
bevend vermoedden. Uw geheim aan mij
is dat u in mijn vrees zult zijn.

Lied 719: psalm 139: “Gij, Gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij”

Inleiding

Jullie kennen waarschijnlijk allemaal het schilderij van Breugel “de parabel van de blinden”.

Zes blinden sukkelen door het landschap met op de achter-grond het kerkje van Sint Anna Pede. De eerste is al in de kuil gevallen. De tweede valt voorover en draait zijn hoofd vertwijfeld omhoog. De derde voelt het onheil naderen en begint te strompelen. De drie volgenden zijn zich nog van geen kwaad bewust.

Breugel heeft in dit schilderij letterlijk de uitspraak van Jezus over de Farizeeën uitgebeeld. De Farizeeën namen het Jezus kwalijk dat hij zei dat niet wat de mond ingaat een mens onrein maakt, maar wat de mond uitkomt. Daarop zei Jezus over die Farizeeën: “Laat ze toch, die blinde blindengeleiders! Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze samen in een kuil”. Vandaag willen we ons inleven in de blinde Bartimeüs die door Jezus genezen werd. Daarom wil ik het schilderij ter sprake brengen via het woord. Op het blaadje staat het gedicht “De blinden” uit Les fleurs du mal van Baudelaire. Het schilderij van Breugel heeft waarschijnlijk model gestaan voor dit sonnet.

Mijn ziel, aanschouw hen; echt, ze brengen ware schrik!
Ietwat lachwekkend zijn ze, net als ledepoppen;
slaapwandelaars met vreemde, vreselijke koppen;
geen mens weet wat ze zoeken met hun zwarte blik.

Hun ogen waar het hemels licht in is gedoofd
staan altijd als gericht op wijde verten open
ten hemel. Nimmer ziet men zulke lieden lopen
met naar de grond gewend het zwaar en peinzend hoofd.

Hun weg leidt door de eindeloze duisternis
Die van het eeuwigdurend zwijgen zuster is.
(...)

De blindheid heeft deze mensen niet alleen het zicht ontnomen, ze heeft hen ook hun menselijkheid ontnomen. Het zijn geen mensen meer die zelfstandig rondlopen, het zijn marionetten geworden die rondstrompelen. We vinden lichamelijke blindheid zo’n grote beperking dat we mentale beperking en morele verdorvenheid ook blindheid noemen. Als Jezus de Farizeeën blinde blindengeleiders noemt, gebruikt hij die overdrachtelijke betekenis van blindheid om zijn afkeer voor de Farizeeën uit te spreken. Is er dan niets goeds te zeggen over blindheid? Zeker en vast wel. Laten we nog even terugkeren naar Baudelaire voor het slot van het gedicht. Zoals in elk goed sonnet, komt er ook in “De blinden” een wending. De blinden sukkelen langs de landweg door de eindeloze duisternis en plots spreekt de dichter over de stad die bruist van leven en vertier. In de stad is er veel plezier, maar je kan er jezelf verliezen. De dichter stapt niet zelfzeker door de straten, hij zeult zich voort, nog meer verdwaasd dan de blinden. Het hemels vuur is gedoofd in de ogen van de blinden, maar toch zoeken ze iets in de Hemel.

o stad! Jij, die rondom ons zingt en lacht en raast,
Tot aan de gruwel enkel tot vermaak bezeten,
zie mij: ik zeul mij voort als zij, maar, meer verdwaasd,
[wat zoeken ze in de Hemel, zij, de blinden?]

Les Aveugles

Contemple-les, mon âme; ils sont vraiment affreux!
Pareils aux mannequins; vaguement ridicules;
Terribles, singuliers comme les somnambules;
Dardant on ne sait où leurs globes ténébreux.

Leurs yeux, d'où la divine étincelle est partie,
Comme s'ils regardaient au loin, restent levés
Au ciel; on ne les voit jamais vers les pavés
Pencher rêveusement leur tête appesantie.

lis traversent ainsi le noir illimité,
Ce frère du silence éternel. Ó cité!
Pendant qu'autour de nous tu chantes, ris et beugles,

Eprise du plaisir jusqu'à l'atrocité,
Vois! je me traine aussi! mais, plus qu'eux hébété,
Je dis: Que cherchent-ils au Ciel, tous ces aveugles?
(Charles Baudelaire, Les fleurs du mal)

Waar de dichter de blinden eerst als ledepoppen en slaapwandelaars beschrijft, voelt hij zich nu verwant met hen. De blinden worden nu voorgesteld als zoekers. Hun ogen zijn dof, maar ze zoeken iets in de Hemel. Baudelaire schrijft Hemel, met een hoofdletter. Zijn blinden dan zoals dichters op zoek naar het Schone? Voor blinde mensen is het zoeken naar een verloren voorwerp moeilijk, haast onmogelijk, daarom zijn blinden erg ordelijk om alles steeds terug te kunnen vinden. Ze moeten een beeld van de omgeving opbouwen vanuit de tastzin en het gehoor.
Door de omgeving af te tasten en aandachtig te luisteren naar de omgevingsgeluiden vinden ze hun weg. Ze herkennen mensen aan hun stem. Door het gehoor nemen ze deel aan de gesproken communicatie. Dank zij de taal vormen ze zich een beeld van de werkelijkheid. Laten we niet te snel denken dat dit oppervlakkig zou zijn. Zijn de voorstellingen die we krijgen uit lectuur soms niet veel beklijvender dan foto’s of film. Verfilmingen van een boek stellen ons vaak teleur, vaak vinden we het boek beter. Misschien beleeft iemand die alle indrukken moet krijgen uit voelen en horen de werkelijkheid wel intenser dan wie alles zo gemakkelijk opneemt met de ogen. Er zijn zelfs blinden die een esthetisch gevoel voor schilderkunst hebben ontwikkeld. Dit lijkt haast onmogelijk.
Ik las het getuigenis van een blinde vrouw die door het lezen van dagboeken en brieven van schilders, schilderijen had leren waarderen. Moeten wij hier ook niet toegeven dat we sommige schilderijen pas echt zijn gaan waarderen na het lezen of horen van een bespreking. En dan zijn er natuurlijk nog de blinde muzikanten en componisten die ons binnenleiden in de rijke wereld van de klanken. Blindheid verhindert niet dat de blinde een rijk en diep gevoelsleven ontwikkelt. Laten we hieraan denken als we luisteren naar het verhaal van de genezing van een blinde.

Voor evangelie: Lied 124: “Open de woorden die geschreven staan”
Evangelie: Marcus 10: 46-52
Na evangelie: Lied 124 “Open de woorden die geschreven staan”

Preek

Het verhaal dat we vandaag hoorden is het laatste traject van de tocht die Jezus maakte van Caesarea Philippi naar Jeruzalem. Onderweg komt hij door Jericho. Vandaar wacht hem nog een dagtocht met een stevige klim van 1000 m tot Jeruzalem. Jericho ligt 260 m onder de zeespiegel en Jeruzalem ligt op 754 m. Marcus situeert de genezing van de blinde Bartimeüs bij het vertrek uit Jericho, bij het aanvatten van de klim, de opgang naar Jeruzalem. Matteüs maakt het wonder nog wat groter door te vertellen over de genezing van twee blinden bij het verlaten van Jericho. Lucas plaatst de genezing bij het aankomen in Jericho. In Jericho vertelt hij dan de ontmoeting met Zacheüs.

De drie evangelisten vertellen dat de genezen blinde Jezus volgt op zijn weg. De weg is de weg van Jericho naar Jeruzalem waar Jezus zal lijden en sterven. Alleen bij Marcus heeft de blinde een naam. Voor zijn Romeinse lezers legt hij even uit dat Bar-timeüs betekent zoon van Timeüs, over Timeüs geeft hij geen uitleg. Behalve de namen van de leerlingen vermeldt Marcus bijna nooit eigennamen. Als Marcus de naam van de blinde bedelaar van Jericho nog kent als hij zijn evangelie schrijft, wil dat waarschijnlijk zeggen dat Bartimeüs van Jericho een gekend lid was van de eerste christengemeente. Matteüs en Lucas vermelden ook het roepen: “Zoon van David, ontferm u over mij”.

Maar alleen Marcus vertelt hoe de blinde Bartimeüs naar Jezus gaat. De omstaanders zeggen hem: “Heb vertrouwen, sta op, hij roept je” en dan werpt Bartimeüs zijn mantel af en loopt naar Jezus. “Heb vertrouwen, wees niet bang” dat zei Jezus ook tegen de leerlingen toen hij over het water naar hen toeliep en de wind bedaarde. De blinde Bartimeüs blijft niet bij de pakken zitten. Hij gooit enthousiast zijn mantel af en loopt naar Jezus. Je voelt dat het leven van Bartimeüs hier een nieuwe wending neemt. Jezus wordt door een grote menigte gevolgd. Jezus geneest Bartimeüs in het openbaar, zonder enige magische praktijk. De nadruk ligt op het vertrouwen en het geloof van Bartimeüs die het verlangen uitspreekt om te kunnen zien. Bartimeüs volgt Jezus, bergop naar Jeruzalem. Naarmate Jezus Jeruzalem nadert, wordt het duidelijker wie hij is. De openbare en snelle genezing van Bartimeüs kondigt aan dat nu ook snel duidelijk zal zijn wie Jezus echt is. In Jeruzalem en op Golgata zal duidelijk worden dat hij de lijdende dienaar van Jesaja is.

Wie was die Bartimeüs? Hoewel we dat nooit kunnen weten, wil ik toch proberen om een portret van hem maken op basis van de elementen van het genezingsverhaal. Bartimeüs geneest onmiddellijk nadat hij zijn verlangen om te zien heeft uitgesproken en dan volgt hij Jezus naar Jeruzalem. Is dit een bekering in een oogwenk of is hier een lange voorbereiding aan vooraf gegaan? Wie een verlangen uitspreekt heeft reeds een weg afgelegd en bij Bartimeüs was dat een weg in het duister. Als blinde had hij het niet gemakkelijk, hij was gedoemd om bedelaar te zijn. Hij had horen voorlezen uit de profeet Jesaja over de dienaar die een licht zou zijn voor de volkeren en de blinden de ogen zou openen. Hij verwachtte de Messias. Hij had over Jezus gehoord en had hem begrepen vanuit de messiaanse verwachting, daarom roept hij de “Zoon van David”.

De blinde Bartimeüs heeft een lang rijpingsproces doorgemaakt en werd een echte leerling van Jezus. Als blinde moest hij vaak vertrouwen op de zienden. In de duisternis is ook zijn vertrouwen in Jezus gegroeid. In mijn inleiding heb ik geprobeerd om die zwart-wit tegenstelling tussen blinden en zienden af te zwakken, ja zelfs om te draaien. We zien de blinde te gemakkelijk als een sukkelaar die gered moet worden, terwijl veel blinden mooie talenten ontwikkeld hebben. Hiermee hebben we blindheid bevrijd van negatieve bijklanken zoals domheid of slechtheid. Spontaan verbinden we zien met geloof en blindheid met ongeloof. We moeten dit parallelisme zien/geloof en blindheid/ongeloof verlaten. Juist in het duister kom je tot vertrouwen en vertrouwen staat toch dicht bij geloof. Misschien kan het echte vertrouwen en het echte geloof zich veel beter in de duisternis ontwikkelen. De blinde leeft in het donker, hij wordt niet gestoord door vluchtige beelden en kan zich daarom beter concentreren op de diepe betekenis van de woorden.

Zo iemand is Bartimeüs. Hij heeft zich lang voorbereid op de komst van de Messias en springt recht, gooit zijn mantel af en loopt naar Jezus. Bartimeüs is mee opgetrokken naar Jeruzalem. Zijn verlangen om te kunnen zien was groot, maar zijn verlangen om aan te sluiten bij Jezus was nog groter en daarom werd hij opgenomen in de groep. Zo toonden Jezus en zijn leerlingen dat er bij hen plaats was voor wie uitgestoten werd. ’s Avonds vertelde Bartimeüs over de rijkdom van het voelen en horen dat niet gestoord wordt door verwarrende visuele drukte. Hij was de leerling met het grootste vertrouwen.

Muziek “Credo in unum Deum” uit de Harmoniemesse van Haydn

Tafelgebed “Onze enige hoop zijt gij” (Sytze De Vries p. 318)
afgewisseld met Lied 119: “Heel het duister is vol van luister door uw licht:
                                          de nacht is als de dag niet zo helder".

Onze enige hoop zijt Gij
met wie de dood nabij weten.

Onze enige hoop zijt Gij!
Want zijt Gij het niet die licht en leven geeft
als angst ons alle zicht beneemt?
Klein is de kring
waarmee wij onze weg gaan tot het einde.
Weinig zijn de woorden waarmee wij
elkaar kunnen vasthouden.
Maar in de duisternis van twijfelen en verliezen
omgeeft ons de wolk van Uw nabijheid.
Laat dan ook nu de verwachting ons niet ontbreken
dat de weg, die Jezus Christus is,
ons brengen zal bij U thuis,
waar Uw vrede woont voluit en voorgoed.
Wij bewaren de moed om zingend elkaar te dragen
en om Uw Naam hoog te houden
met allen die ons zijn voorgegaan.
In hun spoor bewaren ook wij de hoop tot het einde.

Ook nu weten wij ons niet alleen:
onze naam is door U gekend,
onze weg is gegaan door Jezus, Uw Zoon.
Ons heeft Hij gelukkig gemaakt
toen Hij alles los moest laten
om zichzelf te kunnen geven,
toen Hij - in de nacht waarin Hij aan het donker verviel -
het brood heeft gebroken
en met zijn vrienden gedeeld:
Neemt en eet,
dit is mijn lichaam voor jullie gegeven.

Ook de beker van de dankbaarheid liet Hij rondgaan:
Drinkt allen hieruit.
Deze beker is mijn bloed, mijn leven,
dat jullie voorgoed met elkaar verbindt.

Ook wij hier eten dit brood
en delen deze beker.
Ook wij hier laten ons voeden door Zijn liefde.
Ook wij hier geven ons leven
in Uw handen, Heer.

Mogen wij dan ook Uw nabijheid proeven?
Zo vaak zijn wij aan U voorbij gegaan;
laat ons dan niet alleen,
ontbreek ons niet, nu hier de avond valt
en de schaduwen van het duister ons dreigen,
maar Houd ons vast voorgoed.
          Sytze de Vries, Bij gelegenheid (1) 318-320

Onze Vader
Vredeswens
Communie: Adagio uit klaviersonate van Haydn
Na communie: Lied 589: “Geen weg is te lang, geen steen is te zwaar,
                                            voor wie van het eerste vuur zijn doordrongen (...)"

Voorbede wereldgroep (Lut)

De voorbije week was een gitzwarte week voor Limburg meer bepaald voor alle mensen die door de sluiting van Ford Genk rechtstreeks of onrechtstreeks worden getroffen. Globalisering en sterke economische en financiële machtsconcentraties leiden ertoe dat mensen de speelbal gaan worden van krachten waar ze nog moeilijk vat kunnen op krijgen en leiden uiteindelijk tot een gevoel van fundamentele vervreemding. Van vandaag op morgen wordt voor duizenden één van de belangrijke peilers van hun bestaan, ni hun werk en hun financiële zekerheid aan diggelen geslagen door een beslissing van iemand die hen van haar noch van pluimen kent. Zij blijven zitten op de steenbrokken: ongelovig, gefrusteerd, verdrietig en kwaad, niet wetend tot wie ze hun woede echt moeten richten. De wereldgroep nodigt u uit om samen voor deze mensen te bidden en voor allen die hen kunnen ondersteunen in deze zware beproeving of mee kunnen bouwen aan een nieuwe toekomst voor hen.

Bidden we samen:
Jij die je laat raken door wat mensen wordt aangedaan,
Jij die steeds aan de kant stond van de verslagene, de kwetsbare, de machteloze,
Jij die ons doet geloven dat machtsmisbruik en onrecht nooit het laatste woord hebben. Strijd en sta aan de zijde van de vele mensen die vandaag geen toekomst zien, ontgoocheld, miskend, kwaad en zonder hoop.
Omring hen met uw liefde en troost doorheen de mensen die hen omringen.
Inspireer gezagdragers in de politiek, vakbonden, bedrijfsleven opdat ze zich ten volle zouden inzetten om deze verslagen mensen opnieuw wat toekomstperspectief te bieden opdat ze terug in hun eigen kracht zouden kunnen staan.
Laat jouw licht schijnen in de duisternis zodat ze ooit weer tekenen van hoop mogen zien Wij vragen u van ganser harte, verhoor ons Heer.

Afscheid

------