Geen weg is te lang
Afscheidsviering Christine Nicaise Van der
Schueren
Leuven: Sint-Jan de Doperkerk, 19 mei 2012
Klok stilgezet. Deur van
gedachten
achter mij dicht.
Over de afgrond daalt een zingende brug.
Ontraadseld keer ik
naar de zachtste plek in mijn geheugen
terug: jouw naam.
(H.
Oosterhuis, "Jouw naam")
Intredelied: Laat niet verloren
gaan (K. Gelaude / A. Malfliet)
(terwijl de urne en kaarsjes vooraan worden geplaatst):
Niet het werken en zwoegen, niet
een ster aan de hemel
Niet het zaad in de aarde, niet het lied in het hart van de mens.
Refrein
(samen):: Laat niet verloren gaan. Geen naam, geen ogenblik
(2x)
Niet de droom, niet de hunker. Niet de schoonheid die ons vervulde.
Niet de lach van weleer, niet de tranen van nu.
Niet de voetstap van de geliefde, niet het vuur, niet de glans,
Niet de trouw, niet de leegte. Niet de vragen, de stilte nadien.
Niet de moed ondanks alles. Niet het vruchteloos hopen.
Niet het lichaam gebroken. Niet het stemloos verdriet.
Niet het licht in de ogen. Niet het land van belofte.
Niet de adem van leven. Niet de kracht van de ziel.
Verwelkoming (Voorganger)
Welkom, lieve mensen, in deze
afscheidsviering van Christine
die ons na een vruchtbaar en boeiend leven verlaat,
terug naar haar Vader die oorsprong en einddoel van alle leven
is.
Onze gemeenschap van christenen reikt over de grens van de tijd,
over de grens tussen leven en dood.
We zijn zo dankbaar om wat Christine voor ons betekend heeft
En doen haar uitgeleide bij de overtocht naar haar nieuwe leven.
Wij mogen ons met haar verenigd weten in Gods geest.
Laat ons beginnen met nederig, samen met haar,
onze hunker en ons falen aan God toe te vertrouwen.
Gebed om vergeving: Wat ik gewild
heb (H. Oosterhuis / A. Oomen)
Koor: Wat ik
gewild heb, wat ik gedaan heb
Wat
mij gedaan werd, wat ik misdaan heb
Samen: Wat ongezegd bleef, wat onverzoend bleef
Wat
niet gekend werd, wat ongebruikt bleef
Koor: Al het beschamende, neem het van mij
En
dat ik dit was en geen ander
Samen: Dit overschot van stof van de aarde
Dit
was mijn liefde. Hier ben ik.
Openingsgebed (samen)
Levende God,
zo noemen wij jou in dit uur van dood.
Wij leggen de naam van Christine in jouw handen neer.
Met haar heb jij een kostbaar levensverhaal geschreven
met letters van vreugde en zorg, van wel en wee.
Voor ons kan dit uur niet het einde zijn
van alles wat jij met haar in goedheid en in schoonheid
tot stand hebt gebracht.
Ontvang haar met open armen
zodat dit leven tot voltooiing komt
in de eindeloosheid van jouw tijd,
in de oceaan van jouw liefde.
Jij die de dagen schept en de eeuwen. Amen.
Eerste lezing: Spreuken 31,
17-31
Een sterke vrouw was jij, één
uit de duizend
Waar vindt men nog zon kostbare parel ?
Je hart was een thuishaven voor je man
Hij vond rust bij jou in harde tijden.
Jijzelf was een vrouw van daden
onvermoeibaar in de weer.
Het ondernemen zat je in het bloed,
s nachts ging jouw licht als laatste uit.
Je handen waren altijd bezig
met planten, naaien of voedsel bereiden.
Je tooide met bloemen het altaar van Jahwe
Je armen reikten uit naar vrienden,
naar allen die hulp konden gebruiken.
Niemand in je buurt hoefde guur weer te vrezen,
je hebt hen allen warm gekleed.
je breide prachtige truien,
ging gekleed in linnen en purperen wol.
Je man had het druk met zijn werk in de stad,
vergaderde met de oudsten in de poort.
Jij ontving de vreemdelingen en voorzag hen van huisraad.
Je straalde energie en daadkracht uit
en zag de toekomst met optimisme tegemoet.
Je leerde ons dat liefde een werkwoord was
en was in de weer voor het huishouden.
Rusten stond niet in je woordenboek.
Je kinderen denken met genegenheid aan je terug,
je man boft met jou:
Er zijn nog sterke vrouwen, zo zegt hij
maar zoals jij is er geen tweede.
Lied: Geen weg is te lang (K.
Gelaude / A. Malfliet)
Voor wie van het eerste vuur
zijn doordrongen.
Zij weten van hoop. Zij dragen het licht.
In hen welt een lied dat stamvaders zongen.
Refrein
(samen): Geen weg is te lang, geen steen is te zwaar
Zij die de woorden tot leven brengen. Zij die de aarde genegen
zijn.
Zij die verbinden, niet breken. Zij die in zwijgen en spreken
Recht blijven doen aan de liefde
Zij die van stilte de talen kennen. Zij die de hemel gehorig maakt.
Zij die bevrijden en helen. Zij die met zorg om de velen
Stem willen zijn van genade.
Tweede lezing: Gist, zout, licht (Mt 13:33; Mt 5:13-16)
Jezus vertelde zijn toehoorders
volgende gelijkenis:
Het Rijk der Hemelen gelijkt op gist
die een vrouw in drie maten bloem verwerkte
totdat die in hun geheel gegist waren.
Een andere keer zei hij: jullie zijn het zout der aarde.
Maar als het zout zijn kracht verliest, waarmee zal men dan zouten ?
Het deugt nergens meer voor
dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.
Hij zei ook nog: jullie zijn licht voor de wereld.
Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt.
Je steekt toch ook geen lamp aan
om ze onder de korenmaat te zetten ?
Maar je plaatst ze op de standaard
zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn.
Zo moet ook jullie licht stralen voor het oog van de mensen
opdat zij jullie goede werken zien
en jullie Vader verheerlijken die in de hemel is.
Homilie (Marcel Braekers)
In zijn bergrede
zei Jezus tot zijn leerlingen: Jullie zijn het zout van de
aarde, jullie zijn het licht op de kandelaar. Met die uitspraak
zette Jezus heel het onderwijs van de rabbijnen op zijn kop. Want
de rabbijnen zegden dat de Thora, de wet met zijn zoveel ge- en
verboden, het zout van de aarde was en dat die Wet als een licht
op de kandelaar heel het huis of de samenleving verlicht. Jezus
keert dat alles om en wijst naar de allerarmsten, naar degenen die
alle hoop op een goed leven hadden opgegeven en enkel nog op God
konden steunen, als de norm van alle handelen. Handel zo dat zij
tot leven komen en je zult rechtvaardig leven. Jezus pleit voor
een ethiek waarbij de zwakste en meest kwetsbare de norm wordt van
wat we moeten doen.
Niet toevallig hebben jullie, kinderen van Christine, dit evangelie
gekozen om jullie moeder te begeleiden op haar laatste tocht. Ik
weet wel dat ze voor jullie zoveel meer was als moeder, oma, steun
in allerlei situaties, pioniersvrouw in Kongo. Voor mij en voor
zovelen onder ons was zij vooral de onvermoeibare steunpilaar voor
de vreemde studenten en voor iedereen die het materieel moeilijk
had. Waar ze de energie vandaan haalde om dagelijks zo bezig te
zijn is mij een raadsel. Ze had een groot gezin, vijf kinderen en
een echtgenoot die meestentijds opgeslorpt werd door zijn job van
professor. Ik zie haar nog in die grote vrachtwagen springen om
meubels en huisgerief af te halen, dat ze dan aan vreemde studenten
kon aanbieden. Maar daarnaast vond ze nog de tijd om vele jaren
de kapel op de Filosofenfontein met bloemen te versieren. Dikwijls
zei ze dan na de viering dat ze weer verstrooid was geweest, omdat
ze aan een of ander opdracht zat te denken, of omdat aan dat bloemstuk
één bloem wat scheef stak. Die bloemen, zei
ze dan, is mijn gebed voor de Heer. Ze maakte dan zon
reuzenstuk voor in de kerststal, of met Pasen moest alles vreugde
en leven uitstralen en dan maakte ze zon mooie krans rond
de paaskaars. Dan rende ze na uren gewerkt te hebben nog vlug naar
huis om een feestmaal klaar te maken.
Één keer liep het fout. Mijn confrater Mark had de
idee opgevat om de kerststal weg te doen en had het Jezuskind met
een ijzerdraad onder de armen aan een houten plank gehangen. Ze
was zo verontwaardigd dat het bij één experiment is
gebleven. Maar haar verontwaardiging was zo charmant en echt dat
je er alleen maar door ontroerd kon zijn.
Want door alle drukte heen was ze een bijzonder warme en lieve vrouw.
Met heel veel aandacht voor wat met iedereen gebeurde. Toen ze stilaan
ouder werd en ze de dood van haar geliefden moest verwerken en zeker
na de hersenbloedingen kreeg ze iets heel kwetsbaar over zich en
was ze nog meer de lieve, oude dame. Maar ook al begon het lichaam
zijn beperkingen op te leggen, haar geest bleef open, aandachtig
en gegrepen door een diep geloof. De gemeenschap van zoekende mensen
in de Filosofenfontein kon ze niet missen. Tot ook dat niet meer
kon en ze heel zachtjes is weggegaan.
Vandaag vertrouwen we haar toe aan de zachte aarde, maar ook aan
de liefde van haar en onze God. Terugblikkend op de laatste jaren
van haar leven zou ik in haar naam het gebed van H. Oosterhuis willen
bidden:
Doe mij binnengaan
In het oord van rust en vrede
Dat genoemd wordt met uw naam.
Licht van licht. Ontferming. Hemel.
Liefde is uw naam
Dat ik kom in U, in vrede.
Dat ik door het vuur gegaan
En mijn laatste leed geleden,
Komen mag in U mijn vrede.
Dat Gij mij zult noemen
Bij mijn naam.
Sterveling, stof van de aarde,
Ziel en lichaam is mijn naam.
Adem was ik, vonken leven.
Vuur van liefde, eeuwig leven,
Nieuwe aarde is uw naam
In uw oord van rust en vrede
Doe mij binnengaan. (H.
Oosterhuis, Gezongen liedboek p. 407)
Lied: Uit staat en stand (H.
Oosterhuis / A. Oomen)
Uit staat en stand en wijsheid
losgewoeld,
Omgewaaid, ontwortelde plataan.
Toen heeft hij licht onder zijn schors gevoeld,
Een vlaag van knoppen die op springen staan.
Uit jij en jou en woorden weggevlucht,
Ergens heen gejaagd, boomgrens voorbij,
Op adem komen in de dunne lucht,
Je eigen hartslag horen, vogelvrij.
Uit eigen aard en huid naar iemand toe,
Onontkoombaar, en niet wonen meer,
Tot ik hem, hij mij vinden zal. En hoe.
Een zee van dromen gaat in mij tekeer.
Tijdens offerande: "Bist
du bei mir" (J.S. Bach)
("Als jij bij me
bent, ga ik met vreugde de dood en mijn rust tegemoet.
Ach, hoe zalig zal
mijn einde zijn, als jouw lieve handen mijn ogen sluiten.")
Groot dankgebed (vrij naar
Jan van Opbergen)
Voorganger: Als ooit de
liefde haar veerkracht heeft bewezen
dan was het wel door Jezus, mens der mensen
Samen: Het water ging smaken
naar wijn
als hij te drinken gaf
en als hij zijn brood met je deelde
werd er meer dan honger gestild
Ziekte werd veranderd in gezondheid
Eenzaamheid in geborgenheid
en pijn in nieuw leven
Lied: Geproefd, geleefd, herkend,
strofe 1 (K. Gelaude / A. Malfliet)
(koor zingt voor, tweede
maal samen)
Geen ander brood dan wat door onze handen gaat
geen ander woord dan wat aan mensen adem geeft.
Uw liefde wil geproefd, geleefd, herkend worden.
Zon God zijt Gij, onnoembare geliefde.
Voorganger: En toen hij
niet langer kon
Toen niet zijn geest
maar alleen zijn aardse leven ten einde raakte
werd dit zijn vindingrijkste gebaar:
Brood is niet langer brood, zei
hij
maar teken van een mens die zich geeft zoals ik ten einde toe.
Dit is mijn lichaam voor jullie gebroken
Doe als ik en wees voor elkaar tot levend brood
Toen bracht hij een heildronk uit
Zijn onmiskenbaar teken met de beker:
Ik zal niet meer van deze beker met jullie drinken
Totdat voorgoed het feest begint
De bruiloft van mijn Vader !
Lied Geproefd, geleefd, herkend,
strofe 2 (K. Gelaude / A. Malfliet - )
(koor zingt voor, tweede maal
samen)
Geen ander licht dan dat in onze ziel gelegd
Geen andre kracht dan zout van deze aarde zijn
Uw liefde wil geproefd, geleefd, herkend worden.
Zon God zijt Gij, een levende nabije.
Voorganger: God, sta in
ons op zoals in Hem
Omarm ons en Christine, en alle geliefden die ons zijn ontvallen
allen behoren wij u toe.
Samen: Laat uw veerkracht
ons opnieuw in beweging brengen
Zodat wij blijven geloven in eens een hele wereld
Waar welp en lam zich neer vleien bij elkaar
Waar wij samen bergen verzetten
Waar levend brood en helder water is
En wijn voor iedereen.
Lied Geproefd, geleefd, herkend,
strofe 3 (K. Gelaude / A. Malfliet)
(koor zingt voor, tweede
maal samen)
Geen andre weg dan die door Jezus werd gegaan
Geen ander vuur dan aangeblazen door zijn Geest.
Uw liefde wil geproefd, geleefd, herkend worden.
Zon God zijt Gij, Gij eeuwige getrouwe.
Onze Vader (R. Korsakov)
Offergang en communie
Lied: Als een levende (K. Gelaude
/ A. Malfliet)
Gaan naar het graf van de liefste
Hij die slechts beeld van een mens wilde zijn.
Leegte door niemand te vullen.
Nog zoekt mijn ziel naar de kracht van zijn woord.
Refrein (samen):
Sta op, vrees niet. Als een levende gaat Hij u voor
Staan in de tuin van de stilte.
Stem die je ogen van blindheid geneest.
Langzaam de tekens herkennen.
Hoop schuift de angst als een grafsteen opzij. Refrein
Zingen het lied van het leven.
Licht steekt je aan en ontgrendelt je hart.
Keer toch terug naar je broeders.
Doe wat Hij deed en breek samen het brood. Refrein
Geloof het niet (K. Gelaude)
Dat sterven het laatste is
geloof het niet.
Zelfs het licht
dat de kilste aarde
eindeloos tot leven wekt
en de maan die je s avonds
goedmoedig te slapen legt
spreken onophoudelijk
over het ene ogenblik
dat je ontwaken zal
tussen de sterren
Bron geworden (Kris Gelaude)
Tijd stilgelegd
in jouw handen.
Zo tegensprekelijk
na alles wat jij
met die tijd gedaan hebt.
Liefgehad, kinderen gekregen.
Gedaan wat moeders doen.
Bron geworden.
Jezelf uitgedeeld. Vermenigvuldigd.
Voor geborgenheid gezorgd.
Voor perspectief. Voor brood.
Met tederheid en aandacht
pijn verzacht.
En over eigen pijn gezwegen.
Geluk gekoesterd.
Losgelaten. Toegekeken.
Weer bijeen gebracht.
En nu
de adem van het leven
aan het licht teruggegeven.
Tijd stilgelegd
in jouw handen die
roerloos als een duif
met dicht gestreken vleugels
zich naar een laatste groot bewegen
hebben toegewend.
Met nieuwe ogen kijken wij
voortaan naar de hemel.
Dankgebeden
Refrein: Wie anders (K.
Gelaude / A. Malfliet)
(koor zingt voor, tweede maal
samen):
Wie anders zal de hemel dragen
dan zij die van de aarde houden
in een zachtmoedige omarming
Slotgebed:
Wij waren hier samen, dankbaar
en biddend,
aarzelend op zoek naar woorden
voor wat ons sprakeloos maakt.
Wij voelden ons verbonden met Christine.
Wij vragen, God, til haar op uit de dood
naar een leven bij jou.
Wek met deze viering in ons
het verlangen naar een betere wereld,
waar lijden mee gedragen wordt, verdriet geëerbiedigd,
verbondenheid en hulpvaardigheid herontdekt.
Help ons hart te ontsluiten,
opdat wij weer kunnen geloven, hopen, beminnen.
Laat aan de horizon altijd een spoor van licht zien,
zodat wij de toekomst aankunnen.
Openbaar je als een God van levenden.
Dat vragen wij door Jezus, uw Zoon.
Amen.
Absouten:
Nu wij als gelovige mensen afscheid
nemen van Christine
bidden wij tot God voor wie alles leeft,
dat Hij deze vergankelijke mens
opneemt in zijn onvergankelijk geluk
en haar verenigt met allen die haar zijn voorgegaan.
Refrein (koor zingt
voor, tweede maal samen):
Laat niet verloren gaan, geen naam, geen ogenblik
Meer dan haar lichaam is ons haar
naam gebleven: Christine.
Die naam spreken wij hier uit met eerbied en genegenheid, en wij
bidden:
Heer God, herinner U haar naam, die zij van haar ouders heeft ontvangen
en waarmee zij gekend blijft, ook lang na haar dood;
de naam die Gij geschreven hebt in de palm van uw hand.
Refrein (koor zingt
voor, tweede maal samen):
Laat niet verloren gaan, geen naam, geen ogenblik
Tot teken van onze hoop
dat God aan deze mens en aan ons allen,
een nieuw en onsterfelijk lichaam zal geven,
en om te getuigen van ons geloof in de verrijzenis,
zegen ik dit stoffelijk overschot met het water van de doop,
en omdat haar lichaam ook de tempel was van Gods Geest,
en zij sinds haar vormsel geheiligd was,
betuigen wij het onze eer met lof en waardering.
Refrein (koor zingt
voor, tweede maal samen):
Laat niet verloren gaan, geen naam, geen ogenblik
Laat ons nu gaan in vrede om Christine
te begeleiden naar haar laatste rustplaats.
Wij geven haar uit handen
in de handen van de levende God
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Mogen onze gebeden haar vergezellen. AMEN
In Paradisum
Naar het paradijs mogen engelen
jou begeleiden.
Bij je aankomst zullen allen die gemarteld zijn
je in hun armen sluiten
en je begeleiden naar de heilige Stad, Jeruzalem.
Daar schaart een koor van lichtgestalten zich om je heen,
en met Lazarus, de arme zwerver, zal jij zijn
in rust en vrede voor altijd.
Aandenken
aan
Christine Van der Schueren
weduwe van Joseph Nicaise
22 januari 1926 - 11 mei 2012
In de hemel krijg jij vast
een groot stuk aarde toegewezen
om je in uit te leven.
Je zal er de mooiste dahlia's kweken
en ananassen en papaya's.
Er zal onder de treurwilg
een smeedijzeren bank staan
waar je kleinkinderen en achter-,
achterachterkleinkinderen
hun liefjes komen beminnen.
|
Je
zal er eindelijk jouw liefste terugzien
en hartstocht zal weer vloeien
als in de eerste dagen, in Afrika.
Elke dag zal er bezoek zijn, nooit genoeg.
Ze zullen jouw ijskreem komen proeven.
Ook God zal het niet kunnen laten
en hij zal verwonderd zeggen
dat het heel goed is - iets voor de zevende dag.
Je zal er altijd in de weer zijn voor mensen,
meubelen en koelkasten verhuizen
en breilessen geven
en delen,
delen meer dan ooit.
Eigenlijk was er met jou
tussen aarde en hemel
niet zoveel verschil.
De familie dankt u voor uw medeleven.
|
|