------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




13 mei 2012: 6° Paaszondag

Heb elkaar lief zoals ik u heb liefgehad

Marcel Braekers

Openingszang 555: “In diepe nacht ben ik gegaan”

Begroeting

Ik zocht overal in de stad naar mijn lief , maar vond hem niet. Nergens, in straten noch pleinen. Zo troffen mij ’s morgens de wachters aan. Dit zijn niet de woorden van een late feestvierster op de Oude Markt in Leuven, maar een fragment uit het Hooglied. De zang is van het verliefde meisje, dat overal op zoek is naar haar verdwenen beminde, tot ze hem plots weer ontdekt en naar het huis van haar moeder brengt. Het heeft velen verwonderd dat deze sensuele tekst zomaar in de Bijbel kon komen.

Is het echter niet ontroerend te merken dat zowel deze tekst als de meest verheven beschouwingen zoals die van Paulus of van de evangelist Johannes in diezelfde Bijbel staan. Liefde, verliefdheid, vriendschap, zelfopoffering, verlangen naar mystieke eenheid: dat alles vind je in diezelfde Bijbel. Het is het centrum waarrond het leven en lijden van mensen zich afspeelt. Johannes drukt het op een ongehoord sterke manier uit: “Iedereen die liefheeft, is een kind van God en kent God”, schrijft hij. Iedereen? Wat een gedurfde en bevrijdende uitspraak. Over heel de wereld leven mensen vanuit allerlei gezindheden, uit allerlei culturen en godsdiensten, die liefhebben en dus God kennen en zijn kind zijn. Geen godsdiensttwisten, geen geweld, geen onderscheid tussen hoger en lager. Er is alleen die verbindende en helende kracht.

Openingsgebed –
          (een bijzonder gebed voor Christine Nicaise-Van der Schueren, die is overleden,
           en voor Jessica Van ’t Westeinde, die vandaag trouwt in Breskens)

Op Pasen, Goede God,
Hebt Gij ons leven
blijvend ingelijst in uw liefde.

In de gestalte van die Ene
Blijft Gij ons allen
Zien en herkennen.

Wees Gij,
Die voor mensen geweest zijt
Een weg uit het duister,
Dan ook vandaag
Onze reden tot juichen:
Omdat wij nog uw Stem verstaan.

Laat uw oog op ons rusten,
Omwille van Hem
Die uw woorden heeft voldragen,
Jezus Messias.                    (S. de Vries, Het rijk alleen, p. 276)

Lied 537: “Hij brak het brood”

1 Johannes 4, 7-10
Lied 558: “Liefde eenmaal uitgesproken”
Evangelie: Johannes 15, 9-17

Homilie

In het kader van een beginnende begeleiding had ik enkele gesprekken met een meisje, omdat ze beseft dat ze van haar leven een puinhoop aan het maken is. Ze is extreem verliefd op haar vriend, heel jaloers en achterdochtig op alles en iedereen die in zijn buurt komt. Ze kan niet verdragen dat hij een avond met zijn vrienden uitgaat, ze heeft er alles voor over om toch maar dag en nacht bij hem te zijn. Alles geeft ze op voor die ene. Maar de relatie dreigt op de klippen te lopen. De jongen voelt zich verstikt. Hij kan haar woedeuitbarstingen niet meer aan als ze weer eens zich alleen voelt.

Is dit liefde? Is het dat wat Jezus bedoelde toen Hij vroeg elkaar lief te hebben, zoals Hij ons liefheeft? Dit meisje wil haar leven geven voor haar vriend. Ze vindt haar leven trouwens niets waard, ze heeft nooit het gevoel iets boeiends te vertellen te hebben en is heel geïsoleerd. Toen ze zo met mij zat te praten was ik geraakt door de intensiteit van haar verlangen. Ik heb het zo ook naar haar gezegd en ik geloof dat dit haar kracht is die haar in staat moet stellen om straks op een meer symbolische en rustgevende manier te leren beminnen en te genieten. Maar wat ontbreekt haar, welke sporen van verwondingen draagt ze met zich mee?

Wat bedoelde Jezus toen Hij vroeg elkaar lief te hebben zoals Hij liefhad? Toen ik op een dag de vernietigingskampen van Auschwitz en Birkenau bezocht heeft me in heel dat inferno één iets bijzonder geraakt. In de catacomben beneden waar het stikdonker is, is er één cel waar altijd een kaarsje brandt. Het is de cel waar pater Kolbe heeft gezeten, de man die naar voor stapte om in de plaats van een jonge moeder gefusilleerd te worden. “Geen groter liefde heeft iemand, dan diegene die zijn leven voor zijn vrienden geeft.” Was het liefde, die pater Kolbe dreef, toen hij zijn leven voor een totaal onbekende gaf vanuit het besef dat zij er voor haar kinderen moest zijn? En wat te denken van mensen, die zich lieten inmetselen of een leven lang op een paal doorbrachten, omdat ze gek waren van liefde. Of waren ze gewoon gek? Wat betekent toch dat nieuwe gebod? Liefde, een werkwoord? Of zoals onze voorouders het vooral beleefden: als een plicht, waarbij verdriet en ontgoocheling werden verbeten omwille van het christelijke gebod?

Als ik de evangelieverhalen herlees vallen mij enkele dingen op. Dikwijls staat er in het Nederlands dat Jezus door een gebeuren werd getroffen. Maar in het Grieks staat het veel sterker: Hij was tot in zijn ingewanden toe bewogen. Een empathie (en-paschein) waarbij Hij helemaal meeleefde met het verdriet van anderen. Toen de rijke jongen vroeg wat hij nog meer kon doen om het eeuwig leven te bereiken, keek Jezus hem vol liefde aan. Alsof Hij besefte met de man aan de grens van zijn mogelijkheden te zijn gekomen waar alleen liefdevolle ondersteuning hem verder kon brengen. En welke betekenis had voor Hem die raadselachtige geliefde leerling? En waarom zegt Petrus in de Nag Hammadi teksten dat Maria Magdalena zo’n bijzondere plaats in zijn leven innam? Waarom trok Jezus zich dikwijls tijdens de nacht terug om alleen met zijn God te zijn? Op veel plaatsen lees je hoe Jezus liefde in al haar schakeringen uitstraalde en hoe daarbij alle grote principes moesten wijken voor de concrete situatie hier en nu.

Martin Buber schreef zijn prachtig boekje Ich und Du waarbij hij de stelling verdedigt dat ik maar een volwaardig Ik wordt, omdat een ander mij aanspreekt en op zijn of haar manier mij thuis bij mezelf brengt. Ich werde am Du. Natuurlijk kan ik alle rechten voor mezelf opeisen en mij tegenover de ander poneren. Eisend en dwingend. Maar je komt maar op een creatieve en bevrijdende manier bij jezelf als je door een ander als Jij wordt aangesproken.

En wat “als God ons thuis brengt uit onze ballingschap”? Wat als we door Hem worden opgevangen, omhuld en ons in ons diepste centrum voelen thuis komen? “Wanneer de ziel alles heeft losgelaten, alles wat ze meende te weten, alles wat ze dacht te bezitten, zelfs alles waar haar liefde naar uitging, dan raakt zij zover weg van haar gewone bestaan, dat ze niet meer uit zichzelf tot het gewone leven kan terugkeren, zegt Eckhart. Maar God plaatst zich onder haar leegte en brengt haar op zijn manier thuis in zichzelf.” Zo deed Hij uiteindelijk in Jezus waardoor Zijn leven eindigde in een aankomen. Heimkehr, alle vervreemding voorbij.
Zou dat het nieuwe gebod zijn: dat jij niet beslist wat en hoe je liefhebt, maar dat je wordt bezocht, dat je moogt wonen in wat als een geschenk ons wordt aangereikt?

Groot Dankgebed S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 276 + slot 181

Na de communie 563: “Kom in mij”

------