------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




5 april 2012: Witte donderdag

Maaltijd als bezegeling van een verbond

Marcel Braekers

Openingszang: 590: “Tegen de dood”

Begroeting

Op Witte Donderdag vieren we traditioneel de instelling van de eucharistie. We gedenken hoe Jezus op die avond brood en wijn met zijn leerlingen deelde en hun de opdracht gaf dit altijd opnieuw te blijven doen, denkend aan zijn leven en zijn persoon. 2000 jaar later staan wij nog steeds in die traditie, maar er sloop in de loop der tijden een verschuiving in. Heel vlug gingen de eerste christenen dit gebaar begrijpen vanuit het Joodse Pesach en werd Jezus gezien als het lam dat voor onze zonden werd geslacht, zoals ook het lam en het bloed dat men op de deurpost streek, redde van de dood. De maaltijd van Jezus en zijn leerlingen ging men begrijpen als reeds verwijzend naar het lijden en sterven van Jezus.

Naar mijn gevoel is dat maar één aspect van de eucharistie. Sterker en mij meer aansprekend is het deze maaltijd te zien als het eigen, profetische teken van de aardse Jezus. In de lijn van de grote profeten, die elk een eigen sprekend gebaar stelden om hun volksgenoten de ogen te openen, had Jezus een eigen profetisch gebaar. Altijd en overal hield Hij maaltijd met mensen. Hij vroeg niet naar hun afkomst, niet naar hun verleden. Hij vroeg niet of ze gelovig waren, leefden volgens de gangbare moraal. Neen, Hij bood in een gebaar van loyauteit tafelgemeenschap aan. Samen eten, gastvrij zijn en tot gesprek komen vond Hij belangrijk. Of zoals de evangelist Johannes aangeeft, mensen met wie Hij at eerst de voeten wassen als gebaar van respect en bescheidenheid.
Dat alles vormde zijn profetisch teken waardoor Hij mensen de ogen wilde openen voor zijn God. Zoals Hij, Jezus, naar iedereen open stond, zo was ook zijn God: zonder voorwaarden, zonder berekening, zonder weerhouden. Iedereen was welkom, met of zonder feestkleed. Hoe ver staan we in onze kerk dikwijls niet af van deze mentaliteit. Moet onze eucharistie niet altijd opnieuw daarnaar terugkeren e zich ontdoen van allerlei ondoorzichtige en discriminerende praktijken? Hoe eenvoudig, transparant en krachtig zouden onze samenkomsten niet zijn. Om dat alles nabij te brengen vieren we vandaag in deze leefruimte eucharistie: als een gebaar dat toont hoe het heilige zich in het gewone, alledaagse samenzijn toont.

Eindigend met lied 195: “Met vrede gegroet en gezegend met licht”

Gebed

Liefde volhardt in het scheppen van ruimte
Blijft waaien als een milde lentewind
Die bloeien laat en nooit verstikt
Liefde loopt niet te koop
Uitdagend met hoge borst
Liefde kent geen trots
Die beschadigt en beschaamd maakt
Liefde wil niet overwinnen
Niet zelfgenoegzaam zijn,
Zich niet handhaven
Liefde verdraagt geen onbetrouwbaarheid
Maar deelt de vreugde met mensen
Die op elkaar aankunnen
Liefde is een alles omvattend huis
En biedt een dak voor totaal vertrouwen
Voor grenzeloos verwachten
Liefde houdt eindeloos vol, valt niet af
Liefde alleen laat zich kennen
Als toekomst die blijft (S. de Vries)

Lezing uit ‘Koning op een ezel’ van N. ter Linden:
- Voetwassing
- Muziek
- Instelling van eucharistie
Lied 539: “Hij brak het brood”
Aanbrengen van de gaven van brood en wijn, bloemen.

Dankgebed

Voorganger: Dit is zijn testament
Het woord waarmee Hij bij ons blijft:
Dat wij de liefde delen waarmee Hij zich aan ons gaf.
Vriendschap als trouw die blijft,
Die stand houdt in de hitte van de dag,
Niet sterft wanneer het nacht wordt …
Allen: Wij zijn zijn vrienden met wie vrijheid wordt gedeeld.
Geen slaven meer, gedwongen en gebonden,
Geketend en gebruikt.
Maar opgegraven uit onszelf,
Uit verstikking opgetild.
Zijn hart vertaalt voor mij de liefde, die
Hij van de Vader kreeg.
En met zijn ogen mag ik voortaan kijken naar de mensen.
Deze avond gedenken wij, God,
Het lijden en sterven van uw Gezalfde,
Zijn trouw aan U.
En hier gedenken wij zijn opstaan:
Uw trouw aan Hem, aan ons.
Geef ons deel, bidden wij aan zijn gebroken lichaam
Opdat wij kunnen gaan, wég uit de nacht.

Instellingswoorden
Lied: 544: “Eet en drink van brood en wijn"

Voorganger: Als wij dan eten van dit brood
Hoe zullen wij oprecht durven bidden
Voor wie niets meer te verliezen hebben:
Zoveel hongerenden
Landen met miljarden schuldenlast,
Armen, ook onder ons.
Geef dat wij onze ogen niet sluiten
En hen kennen

Allen: Als wij eten van dit brood
Geef ons dan ogen, God, die niemand buiten sluiten.
Laat onze liefde het weerwoord zijn waar haat regeert,
Ons protest hoorbaar waar mensen worden gekrenkt.
Laten wij vertrouwen wekken waar mensen vertwijfeld zijn,
Moedgevend waar zij de wanhoop nabij zijn.
Als wij dan eten van dit brood
Bidden wij voor eenheid onder elkaar in onze gemeenschappen.
Laat dit gebroken brood niet verkruimeld worden
Maar zijn kracht behouden:
Genezend, verbindend, sterkend
Laat ons zo eten van dit brood totdat Hij komt.

Na de communie: vrije voorbeden + refrein 132: “Da pacem”

Niets, niets begrepen wij, niet van dat woord
Niet van een ander woord, en niets van hem.
En toch bleven wij om hem heen, zo dicht
We konden, om de kracht die van hem uitging
Om van zijn lippen onze naam te horen,
Om wie hij was, zijn oogopslag, zijn handen.
Wij willen naast jou tronen, zeiden wij,
Wanneer je koninkrijk gekomen is.
Maar kun jij mijn beker drinken, vroeg hij.
En jij? Ik wel, ik ook. Je zult hem drinken.
Maar tronen, nee – wij liggen in het gras
Met wolf en lam, in dauw, aan stromend water. (H. Oosterhuis)

Rond het altaar
- Lezing uit de profetieën van Jesaja, hoofdstuk 53
- Als uitdrukking van Jezus’ verlatenheid wordt het altaar tot een lege steen gemaakt

------