------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




20 november 2011: Laatste zondag van het kerkelijk jaar

“Het laatste oordeel”
of
“Het moment van de ultieme heling”?


Jef Schoenaerts

Openingslied 546: “Zomaar een dak…”

Inleiding

Wat smaakt er beter dan een trappist van Westvleteren? Helaas heb ik twee weken geleden niet kunnen genieten van de commerciële ingeving van de paters tot een superverkoop van hun bier omdat ik mijn bon voor een “bouwpakket” niet tijdig heb kunnen verzilveren.
Gelukkig had ik onlangs nog een ander, minder commercieel contact met Westvleteren. Omwille van de verbouwing van hun abdij reist de Kruisweg van de abdij die normaal in het kloosterpand staat opgesteld rond in Vlaanderen. In abdij Keizersberg ben ik er twee keer naar gaan kijken.
De “Kruisweg van de stilte”is een expressionistisch werk waarbij hevige kleuren niet worden geschuwd. Het kunstwerk bestaat uit een stoet van levensgrote, vaak verwrongen, getormenteerde figuren waarvan Christus de enige is die je voortdurend aankijkt. Het werk raakte mij omdat naar mijn aanvoelen het lijden van de hele wereld in al zijn wrangheid in de figuur van Christus wordt samengebracht. Hier zie je een God die meelijdt met zijn volk, de Christus die in zijn lijden en dood de meest radicale consequentie neemt van zijn menswording. Dat godsbeeld fascineert mij omdat het in zijn mysterie te denken geeft: welke god wil je zijn als je de weg van mensen gaat en vrijwillig je kruis opneemt…

In de evangelielezing van deze laatste zondag van het kerkelijk jaar komt een heel ander godsbeeld voor: het beeld van Christus als Koning, een godsbeeld waar ik heel wat minder affiniteit mee voel. In feite trekt de hele context van die lezing mij niet bepaald spontaan aan: naast de Christus als koning, is er het gegeven van de eindtijd en het element van het oordeel, stuk voor stuk gegevens die voor mij eerder verhullend dan onthullend werken en zelfs onbehagen en onbegrip wekken.

Wat moet ik met die beelden en die gegevens?Hoe kan mij dat in mijn geloof inspireren? Is dat niet eerder een verduistering voor mijn geloofsverstaan dan een verheldering?...
Het is natuurlijk iets te gemakkelijk om wat binnen de geloofscontext niet evident goed in de markt ligt, zonder meer te negeren. Bovendien is wat weerbarstig is, in zekere zin ook aantrekkelijk en uitdagend en dus heb ik mij verdiept in de tekst vanuit twee invalshoeken: enerzijds mijn eigen lectuur en de overweging daarbij en daarnaast elementen uit het boek Wie is Christus voor ons vandaag? van Jürgen Moltmann.

Laten we het bij het begin van deze viering eerst stil maken in en rondom ons en onze god aanroepen met namen van eeuwen.

Acclamatie 112: “Heer Jezus, Koning en gezalfde gods…”

Gebed

Onnoembare en Nabije,
Van in den beginne hebt Gij uw lot verbonden met het onze.
Onverdeeld hebt Gij ervoor gekozen Uw schepping ook in onze handen te leggen.
Zo maakt Gij ons deelgenoot van Uw bestaan en neemt Gij ons onvermogen voor lief.
Als wij Uw spoor verlaten, kijkt Gij geduldig uit naar onze terugkeer.
Als wij Uw droom verloochenen, houdt Gij hem ons in stilte weer voor.
Als wij Uw naam vergeten, wacht Gij geduldig op ons hernieuwd spreken.
Blijf ons zo onzichtbaar nabij en doe ons nu reeds zien, soms even, wat Uw toekomst is.
Zo bemoedigt Gij ons in het werken aan Uw droom van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Zo versterkt Gij ook ons vertrouwen dat Gij ons op de laatste dag uiteindelijk zult helen en zo Uw schepping zult voltooien.
Amen. Het zij zo.

Inleiding op de lezing

De evangelielezing van vandaag draagt traditioneel de titel “Het laatste oordeel”. Dit overbekende verhaal draagt in zich al een aantal elementen die vragen oproepen en bij mij– en misschien ook bij u? - een zekere aversie.
Allereerst is de thematiek van de eindtijd nu niet bepaald een enthousiasmerend of actueel element in mijn geloof. Er is daarnaast de hindernis die wordt opgeroepen door het element “oordeel”. God dreigt hier geassocieerd te worden met een super-boekhouder die de ultieme balans opmaakt, winst en verlies uitrekent, uitgaat van het keiharde principe van “loon naar werken” en een rapport uitreikt waar zelfs geen tweede zit meer op volgt.
Bovendien is de koning in dit verhaal een opperrechter die zonder omzien levenslang uitspreekt waarbij zelfs een verdediging door Jef Vermassen geen schijn van kans zou maken. Mijn wrevel wordt nog versterkt door de verdeling tussen de schapen en de bokken. Spontaan komt meteen de vraag naar boven: bij welke groep zou ik worden ingedeeld?Aan welke kant kom ik terecht? En even spontaan zou ik reageren: aan geen van beide kanten eigenlijk, ergens tussen de twee misschien.
Helaas bestaat er geen midden in het verhaal: je bent òf schaap òf bok. Dergelijke primaire gedachte getuigt niet van grote beslagenheid in exegese, dat snap ik ook wel. Ik geef deze overweging maar aan omdat ze illustreert hoe ze voor mij hinderlijk werkt om in de tekst in te kruipen. Ik ben niet zonder meer schaap òf bok, net zomin als ik in het leven zuiver “ja” òf “neen” ben, sterk óf zwak,… De menselijke conditie is nu eenmaal gekenmerkt door gespletenheid, eindigheid, verdeeldheid, gebrokenheid,…

Hoe vermijd ik - met dit alles in het achterhoofd - dat de tekst niet onmiddellijk een gesloten boek wordt maar dat hij integendeel nog perspectief kan bieden? Wat valt mij positief op in het verhaal?Wat verrast mij?En: in welk groter kader kan ik de tekst lezen zodat er zin ontstaat dat mij geloven verrijkt?...
Laten we het evangelie beluisteren met open oor in de hoop alsnog verrast te worden.

Evangelie van Mattheüs 25, 31-46

Commentaar

Er vielen mij in het verhaal twee uitspraken op die mij verrast hebben en mij aan het denken hebben gezet: telkens één bij beide spelers in het verhaal.
Er is vooreerst de mens – schaap of bok: dat speelt hier geen rol - wiens inbreng heel beperkt is en tegelijk heel indringend: in opperste verbazing is het enige woord dat er bij hem toe doet: “wannéér?”
Wanneer zagen wij u naakt en hebben u gekleed? Waarom was je in de gevangenis en hebben we niet voor u gezorgd?.... Die uiterste verbazing van de mens met zijn telkens herhaalde zelfde vraag kan ik volgen en begrijpen: daarin herken ik ook mezelf.
Een mens leeft zijn leven, zet zich in voor een project (zijn werk, zijn gezin, een maatschappelijk engagement) maar is daarin per definitie verdeeld aanwezig. Hij is nu eenmaal mens die soms dubbel is in wat hij doet, niet steeds focust op het betere doel, soms afwijkt en een tijdlang verdwaalt. Hij is zelden of nooit 100% ja of nee, hij “ziet, soms even” om het met Oosterhuis te zeggen en legt een deel van de weg af “met dichte ogen”… De “wanneer”-vraag maakt hem juist écht tot mens. Een god die zich met die verdeelde mens verbindt, gaat in mijn aanvoelen niet als scherprechter tewerk.

Naast de mens met zijn vraag “Wanneer?”, is er in het verhaal ook de Koning met zijn duidelijke uitspraak “Al wat gij gedaan hebt voor één dezer geringsten, hebt gij voor mij gedaan”. In deze klare taal hoor ik twee dingen.
Allereerst zegt hij tot de mens: jou neem ik ernstig. Wat jij doet, hoe jij leeft, doét er effectief toe, het maakt mee het verschil uit. En daarnaast zegt hij impliciet: mijn keuze is duidelijk. Het gaat mij in deze wereld in de eerste plaats om de ontrechten,de armen, de verworpenen. Zij verdienen een voorkeursoptie. Deze koning identificeert zich met hen met des te meer kracht omdat hijzelf ontrecht,arm, verworpen is geweest.
Zo komt de mens op de laatste dag, in de eindtijd in zijn fundamentele conditie van streven, vallen, opstaan, kracht, mondigheid, nalatigheid, tekort, engagement,verlies, gedrevenheid, … - kortom in alles wat menselijk is -finaal voor zijn god te staan bij wat we traditioneel noemen: het “laatste oordeel”.

De vraag die ik mij daarbij stel is hoe we deze ontmoeting moeten begrijpen.
Als we die ultieme ontmoeting bekijken als een geïsoleerde afrekening van lasten en baten binnen de geschiedenis van ons klein mensenleven, kan een uitspraak wellicht vrij snel volgen. Is dat echter de context van Gods handelen met de mens? Is het onze god hier met andere woorden te doen om een schamel proces van elke individuele mens?

Kennen we onze god niet eerder als iemand die de mens en de mensheid van in den beginne deelgenoot maakt in zijn voortschrijdend scheppingsverhaal, hem daarin voor lief neemt zoals hij is, hem de kans geeft het mógelijke van een nieuwe schepping mee te realiseren en daarbij zelfs het risico neemt dat het verkeerd loopt of gedwarsboomd wordt? Kennen we onze god niet eerder als iemand die telkens “ja” zegt tegen de verdeelde mens die wij zijn, tegen de mens die “ziet soms even”?
De ultieme ontmoeting met god, het “laatste oordeel” zeg maar, kunnen we daarom ook lezen vanuit het héle verhaal van god met de mens, vanuit het hele scheppingsgebeuren en niet enkel vanuit het laatste bedrijf. In dat grote scheppingsverhaal zijn wij, mensen kleine maar in Gods ogen tegelijk ook onmisbare spelers. In ons leven, in ons streven naar een betere wereld anticiperen we op de uiteindelijke schepping van “de nieuwe hemel en de nieuwe aarde”.In de groei daarnaar toe neemt god ons aandeel ernstig. In de voltooiing zijn niet zozeer wij aan zet : we leven in de belofte dat die voltooiing ons zal geschonken worden“om niet”.

Mogen we vanuit dit perspectief die ultieme ontmoeting niet eerder tegemoet zien als een moment van vereniging eerder dan van afgewezen worden, als een moment van heling eerder dan van oordeel, als een moment van voltooiing eerder dan van afrekening, als een moment van vreugde eerder dan van angst?Het perspectief van die uiteindelijke voltooiing werkt in de tussentijd waarin wij leven wellicht met meer kracht en verlangen dan het perspectief van oordeel en afrekening.

“Zoals een hert reikhalst naar levend water,
doe ons zo verlangen naar de dag dat wij,
nu nog verdeelde mensen, in uw stad verzameld zijn,
in u verenigd en voltooid, in u vereeuwigd.”

Laten we met deze woorden vertrouwvol uitkijken naar de ultieme ontmoeting met onze god, naar de uiteindelijke heling die ons wacht.

Lied 553: “Gij die geroepen hebt “licht”…
Groot dankgebed (153) met acclamatie “Alles wacht op U vol hoop”(715)
Onze Vader
Communielied 569 “Die ongezien mij trekt tot U…”

------