------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




13 november 2011: 32° zondag in het jaar

Dansend uitzien naar een nieuwe tijd
(Mt. 25, 1-13)


Marcel Braekers

Openingszang 551: “Roept God een mens tot leven”

Begroeting

Als er iets is waar we zeker van kunnen zijn dan is het dat we allemaal dood gaan. De een al wat vroeger dan de ander, maar komen zal het. Dat is geen prettige gedachte, zeker niet om de zondagmorgen mee te beginnen. Misschien is daarbij de gedachte aan die dood niet het ergste, maar veeleer het gevoel dat heel ons leven daardoor getekend is door onstabiliteit, door een ongrijpbare nietigheid. Daardoor krijgt alles wat hier en nu zo mooi en waardevol is, een waas van kwetsbaarheid en wordt het ongrijpbaar.

Grote filosofen uit de vorige eeuw hebben daar veel over nagedacht. Tegenover de overdonderende rationaliteit, de zekerheid en triomf van de wetenschap en het rationele denken raakten zij in de greep van de angst en daarmee verbonden het gevoel van onzekerheid. Wat is het leven nog waard als alles slechts eindigt in rook en ons voorthollen maar vluchten is?

Dat was de eerste schokkende vaststelling. Het is daarbij ontroerend te lezen hoe deze mensen geleidelijk ook een loutering doormaakten en gingen beseffen dat dit tijdelijke, dit ongrijpbare niet negatief hoeft te zijn, maar precies aan onze ervaring een grotere intensiteit geeft. Omdat gezondheid, liefde en schoonheid niet eeuwig duren zijn ze nu zo kostbaar. Het is mooi om lezen hoe sommige van deze filosofen in het doormaken van hun angst voor de dood geleidelijk bij een gevoel van dankbaarheid kwamen. Dank om het leven dat zich aan ons geeft, om het zijn van alles om ons heen dat zich om niets schenkt.
Opvallend is dat deze evolutie kon plaats hebben los van de godsdienst, want daar dacht men steeds over de dood in functie van het leven na de dood en stelde men zich de vraag naar de al of niet stabiele aanwezigheid van God. Wat deze filosofen ons leerden was opnieuw gevoel te krijgen voor het hier en nu, voor de waarde en de intensiteit van ervaringen en gevoelens zoals ze zich nu aandienen.

Die houding werd stilaan gemeengoed en veranderde de kijk op mensen, die ongeneselijk ziek zijn en moeten sterven. Het veranderde ook het perspectief van wie denkt gezond en sterk in het leven te staan. Welke rol heeft het geloof daarin nog te spelen?
Wat volgens mij zeker daardoor veranderde, is dat gelovigen veel minder bezig zijn met leven na de dood, met begrippen als ‘het eindoordeel, hemel, hel en vagevuur’. In plaats daarvan ging men zich meer bezinnen over de eindtijd, de utopie waar we als individu en als samenleving naar moeten evolueren. Woorden als ‘het rijk der hemelen’ of ‘het rijk van God’ ging men begrijpen in de richting van een maatschappelijke evolutie. In plaats van angstig voor de dood te zijn is het zinvoller samen te bouwen aan een betere en rechtvaardigere wereld en in dank te leven in het hier en nu.

Gebed

Het is uw Naam
Die mensen nieuwe moed gaf
Om het leven aan te gaan,
Want Gij ging hen voor.

Het was uw Naam
Die mensen verbond
Om te bouwen
Aan een thuis voor elkaar.

Het is uw Naam
Die nog over ons
Wordt geschreven,
Als een hoopgevend woord
Om niet te versagen,
Als een genadig licht
Om niet te verdwalen.

Schep ons ruimte
Voor uw toekomst.
Gun ons de lange adem
Om te bouwen
Aan een wereld waar
Uw Naam ronduit kan wonen
Ons allen tot zegen.
                   (S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 188)

Lied 537: “Zingt van de Vader”

Inleiding op de lezing

Een bruiloft was in een landelijk dorpje in Palestina een groot feest. Iedereen was te been, zelfs de rabbijn onderbrak zijn lezing en uitleg van de Thora om naar het feest te kunnen gaan dat wel 7 dagen kon duren. De meisjes van het dorp droegen feestelijke kleren en maakten fakkels door doeken om een stok te wikkelen en die in de olie te drenken. Ze gingen naar het huis van de bruid en wachtten daar tot de jongen zijn bruid kwam afhalen om die mee te nemen naar het huis van zijn ouders. De bruidsdans was daarbij van groot belang. De fakkels mochten niet doven, want dat was een slecht voorteken. Vandaar dat de verstandige meisjes de anderen de raad geven om olie te gaan kopen. Dat was geen egoïsme maar hoorde bij de sfeer.
B
eluister je de parabel met deze informatie als achtergrond dan merk je vlug dat er iets niet klopt in het verhaal. Wat feestelijk en blij makend moest zijn, wordt door enkele veranderingen tot een drama. Het gaat niet meer over fakkels maar olielampen, over het missen van de dans en de uitsluiting door de vertoornde bruidegom.

Matteüs 25, 1-13

Lied 130: “Alleluia”

Homilie

Bestaan er onverstandige meisjes? Daarover durf ik mij niet meer uitspreken op gevaar af voor seksist te worden uitgescholden. In de parabel die we net hoorden zeker niet, want het gaat over bruidsmeisjes, die zich gereed maakten voor een bruiloft. Ze hadden daarom geen olielampen maar fakkels mee. Ze wachtten bij het huis van het meisje op de komst van de jongen om dan samen met heel het gezelschap in stoet naar het ouderlijke huis van de jongen te trekken, waar het feest verder ging.

Vermoedelijk heeft Jezus aan zo’n feest deelgenomen en werd Hij daarbij getroffen door de gespannen verwachting waarmee iedereen gereed stond. En zoals zo vaak gebruikt Hij dit gegeven om te spreken over ‘het rijk der hemelen’. Wij, mensen, moeten leren uitzien naar een nieuwe tijd, naar een nieuw leven en samenleven waar God woont in en tussen mensen, zodat dat leven groeit naar een feest. Het bruidsmeisje dat dansend met haar fakkel voor de stoet loopt, wordt zo voor Jezus beeld van de nieuwe gelovige.

Is dat niet fantastisch? Gelovigen, die als blije kinderen alles opzij schuiven en verwachtend uitzien naar iets nieuw dat staat te gebeuren. Voor mij zit daar een diepe erkenning in van het aardse, het prettige maar ook wijdingsvolle leven. Met een diep respect voor lichamelijkheid, voor vreugdevol dansen, voor een beetje uit de bol gaan, spreekt Jezus over het leven en de toekomst.

De fakkels, waarmee werd gedanst brandden maar een korte tijd. Het waren geen spaarzame olielampjes, die uren in de nacht zachtjes kunnen lichten. Toch mochten die fakkels niet uitdoven tijdens de dans, want dat was een slecht voorteken. De verstandige meisjes mochten daarom niet met de onverstandige delen, dat risico was te groot. Ze zijn dus ook niet egoïstisch, maar geven zich helemaal over aan het moment.

Naar mijn gevoel heeft Jezus met dat alles in zijn hoofd deze parabel verteld. De eerste christelijke gemeenten hebben echter belangrijke wijzigingen aangebracht en daarmee een heel nieuwe sfeer opgeroepen. Vermoedelijk bestond er een tweede verhaal dat over een olielamp gaat. Een olielamp, die stilletjes tijdens de donkere nacht staat te gloeien terwijl iedereen slaapt. Vandaar de relatie tussen waakzaamheid en de olielamp.

Door echter de twee verhalen in elkaar te schuiven veranderde de betekenis grondig. In plaats van de gespannen aandacht voor het feest, wordt het nu: wees waakzaam en zorg dat je voldoende olie hebt. Leef zo dat je niet als een dwaas moet vaststellen dat je leven op niets berust. Want, bedenk dat de bruidegom op zich laat wachten en hij wellicht onverwacht toch opdaagt. Dat was in de eerste tijd van het christendom inderdaad een belangrijk probleem. Men dacht dat het einde van de wereld voor de deur stond, maar die tijd bleef maar uit. Dus moest men zich heroriënteren en moest men terug gaan leven en werken. Dat men daarom meer belang ging hechten aan het aansporen van de gelovigen tot waakzaamheid, vind ik begrijpelijk, maar ook spijtig. Wat Jezus bedoelde was veel mooier en meer aansprekend voor deze tijd.

Christenen moeten niet bezig zijn ‘verdiensten te verzamelen’. Men moet uit de sfeer van dreiging en doodsangst geraken, zoals door de vroegere verkondiging werd opgeroepen als men sprak over de deur van de feestzaal, die definitief op slot ging. Zo zou het aan het einde der tijden zijn. Christenen zouden zich moeten bevrijden van de sfeer van beklemming en angst en weer leren hoopvol uitzien. Dansende bruidsmeisjes worden durven hopen en uitzien naar een tijd op aarde waar het leven en samenleven een nieuwe kwaliteit krijgt en men in volle openheid dat leven als iets heilig kan bevestigen.

Groot dankgebed 156: “Heerlijk is het de Heer te bezingen”

Na de communie 363: “Gij zijt voorbijgegaan”

------