21 augustus 2011: 21e zondag
Wie zegt gij dat ik ben? Matteüs 16, 13-20
Gonda Mertens
Inleiding
'Wie zegt gij
dat ik ben?' Een heel directe vraag van Jezus. Vroeg of laat zal
ik hierop een persoonlijk antwoord moeten geven
Wie
is toch die Jezus, deze uitzonderlijke man? Joh. de Doper, Elia,
Jeremia of een van de profeten?
Het volk herkent in hem een groot profeet maar kent hem niet echt.
Jezus zelf was vaak teleurgesteld in de reactie van zijn toehoorders,
hij verwachtte van zijn leerlingen een enigszins ander antwoord.
'En wie ben ik volgens jullie?' Petrus gaat onmiddellijk naar de
kern: 'U bent de Messias, de zoon van de levende God '. In het verhaal
van Matteüs herhaalt hij Gods woorden uitgesproken bij het
doopsel van Jezus door Johannes: 'Dit is mijn veelgeliefde Zoon.'
(Mt 3, 17 ) Petrus zegt dit niet uit eigen kracht, het werd hem
door de Geest geopenbaard.
In feite schrok ik wel een beetje toen ik ontdekte dat de liturgische
kalender voor vandaag de lezing had voorzien waarin Jezus aan de
leerlingen vraagt :'En gij, wie zegt gij dat ik ben?' Die
vraag kwam over als een regelrechte uitdaging, die ik niet langer
uit de weg mocht gaan
Hoever ga ik mee mij in de belijdenis
van Petrus, die Jezus herkent als de geliefde Zoon van God?
Voel ik me geraakt door de veelvuldige theologische commentaren
over de boodschap en persoon van Jezus van Nazareth?
Wat zeggen mij de getuigenissen en de verhalen over Jezus, opgetekend
in de evangeliën? In hoever vertrouw ik mij toe aan wat Hij
zegt over zichzelf en zijn zending? Wie is Hij voor
mij? In de homelie zal ik verder hierop ingaan
Gebed
Heer God luister naar wat
ik u tracht te zeggen
Uit afgronden roep ik u,
Hoor naar mijn bittere klacht,
Hoor mijn kreet van vertwijfeling,
Ik vind voor mijn onrust geen woorden
Ik ben angstig en vol droefheid
Waarom verbergt gij uw aangezicht voor mij
Waarom blijft gij zo onbereikbaar ver
Is voor altijd voorbij uw genade, vergeet gij u te ontfermen
Tijdens de dag zoek ik naar u, gij zwijgt, ook in
de nacht hoor ik u niet
Blijf God, niet langer onvindbaar, niet doof, niet onbewogen
Laat in uw tent mij schuilen nu en voor goed,
bescherm mij onder uw vleugels,
Mijn ziel verlangt naar u, zoals dor land verlangt naar water,
Op u stel ik mijn hoop, op u alleen wil ik vertrouwen
Hergeef mij de vreugde van uw nabijheid ...
Ga lichtend voor mij uit
wijs mij de weg die ik gaan moet,
Zend mij uw Geest , dit vraag ik u ,
In naam van Jezus, uw geliefde Zoon, onze Heer en broeder
Amen.
Homilie
Ibn Arabi, een moslimmysticus schreef
ooit : Jezus een wonde waarvan men nooit geneest
Franz Kafka zei: Hij is een afgrond van licht.
Afgronden zijn doorgaans duister, maar Jezus licht de afgrond op
Een wonde waarvan men nooit geneest?
niet echt vanzelfsprekend
Waarom raken beide uitspraken mij zo diep?
Wie Jezus wil leren kennen en ontmoeten, kan alleen schroomvallig
vanuit een immense openheid op Hem afgaan, en zal ook steeds
bereid moeten zijn om door Hem te worden geraakt, gewond,
begeesterd
De apostelen , de evangelisten, Paulus en ook Maria
zijn moeder, hebben ieder op een heel eigen wijze hun relatie met
Jezus ervaren, beleefd en verdiept, ook in onmacht twijfel en pijn
denk
ik
En gij Wie zegt gij dat ik ben?
Ik wil uitgaan van een vrij schokkende en controversiële
uitspraak van Simone Weil:
Zij zegt 'Ik weet heel goed dat hij mij niet bemint. En toch
is er iets in het diepst van mezelf waardoor ik niet kan verhinderen
te denken hoezeer ik hierbij ook beef van schrik dat
ondanks alles hij toch van mij houdt '. Overgave maar vooral Innerlijke
verscheurdheid, twijfel en existentiële angst klinken heel
sterk in haar woorden door
Uitgaande van een gelijkaardige ervaring moet ik toegeven dat geloven
in God als de uiteindelijke grond van het bestaan, en mij gelovig
toevertrouwen aan Jezus, voor mij ook niet zo eenvoudig is
Ik ontdek in mezelf een angstige onzekerheid, die niet zonder
meer valt te overbruggen of niet vanzelfsprekend te overstijgen
is
God en Jezus laten mij niet los en toch kan ik er niet
bij
er gaapt een diepe afgrond en nergens bespeur ik een
straaltje licht. Ik ervaar geen troostend en liefdevol
nabij zijn, geen innerlijke zekerheid of houvast
er
is enkel afwezigheid en een onherbergzame leegte
In de schoonheid van de natuur en in de stilte vind ik rust
en voel mij aangeraakt en gedragen door een Onnoembaar
Mysterie waarin ik mij ook opgenomen weet...
In de heldere ogen van een kind, gaat eveneens de hemel open,
maar meestal blijft het donker en is er de telkens terugkerende
twijfel en pijn van het niet kennen weten en voelen
Tijdens de storm op het meer zegt Jezus aan zijn leerlingen: Waarom
ben je zo bang, waarom heb je getwijfeld? Waarom? Hoe
ik ook verlang naar bevrijdende overgave , iets houdt
me tegen
Het is als een wonde die maar niet geneest
En steeds opnieuw zegt Jezus in het evangelie van Johannes:
Wees niet ongerust, maar vertrouw op God
en op Mij ( Joh 14, 1
Ik ben de weg, de waarheid en het leven
( Joh, 14, 6 )
Maak je niet ongerust en verlies de moed
niet
Ik laat jullie niet als wezen achter, ik
kom bij jullie terug( Joh, 14,18 )
Ik laat jullie vrede na, mijn vrede geef
ik jullie. (Joh14,27 )
En In zijn afscheidsrede zegt Hij : Ik ben al zo lang bij
jullie en nog ken je me niet?
Jezus eigen vrienden en leerlingen begrepen vaak niets of
maar heel weinig van hem
of uiteindelijk misschien toch
:
Nu geloven wij dat U van God gekomen bent zeggen ze.
Maar Jezus vroeg : Nu geloven jullie ? Er komt een tijd dat
ieder zijn eigen weg gaat en mij alleen achterlaat
Maar ik
ben niet alleen de Vader is bij mij .
Hoe ver nog te gaan ?
Hoe ver nog is de weg naar diep vertrouwen, en naar het alles overwinnende
Licht?
Ida Gerhardt schreef in een van haar gedichten
.
Gestreden heb ik levenslang met U
Ik vind geen andere vrede dan bij U
En Gerrit Achterberg dichtte:
Toen ik het einde had bereikt
van mijn verdorvenheden
stond God op uit het slijk,
en weende;
en ik stond naast Hem, ziende neder
op een verloren eeuwigheid .
En Hij zei: je had geen gelijk;
Maar dat is nu voorbij, van heden
tot aan die andere eeuwigheid, is maar een schrede.
En dat brengt mij terug bij
Jezus, een afgrond van licht
en
Jezus, een wonde waarvan men nooit geneest
Na zijn opstanding vroeg de Heer aan Petrus: Heb je mij lief,
( Joh 21, 15 )
Petrus werd verdrietig omdat Jezus voor de derde keer vroeg of hij
van hem hield. Hij zei:
Heer u weet alles, u weet dat ik van u houd.
En om te eindigen nog een keer de reeds bekende vraag:
Maar gij, wie zegt gij dat ik ben ?
In het diepste van mijn hart belijd ik, hoe dan ook
Heer , Jij bent de veelgeliefde Zoon
Jij bent de Gezondene
van God, de Messias.
Heer, Jij weet alles, Jij weet dat ik van U houd .
|