15 augustus 2011
Maria opgenomen in de hemel
Marcel Braekers
Openingszang 501: "Salve
Regina"
Begroeting
Met de zang "Salve
Regina" wordt in de dominicaanse traditie de dag beëindigd.
Misschien voor een buitenstaander wat vreemd, maar deze zang wordt
ook gezongen als de medebroeders rond een confrater staan, die aan
het sterven is. Daardoor kreeg dit "salve regina"een betekenis
van overgang: de overgang van dag naar nacht waarbij men de zorgen
van de dag aflegt om zich toe te vertrouwen aan de slaap. Of de
overgang van leven naar de dood waarbij men hoopt opgenomen te worden
in Gods geborgenheid.
Ik vind het mooi om dit feest van Maria ten hemel opgenomen met
deze zang te openen, omdat we één van die belangrijke
maar ingewikkelde dogmas vieren en ik terugdacht aan een uitspraak
van Herman De Dijn, die zegt: je kunt dogmas alleen
begrijpen als je ze zingt. Buiten de context van dat ritueel heeft
zon dogma geen betekenis. (Knack 13/07/2011 p.
68)
Op een feest als vandaag
wil ik liever uitzingen of via verhalen verwoorden wat ons bezig
houdt. Uit nieuwsgierigheid ben ik even gaan zien wat in de catechismus
van de katholieke kerk gezegd wordt over dit feest. Ik kan het niet
laten u even deze tekst daaruit voor te lezen.
Ten slotte
is de onbevlekte Maagd, gevrijwaard van iedere smet van de erfzonde,
na het voltooien van haar aardse levensloop, met lichaam en ziel
in de hemelse heerlijkheid opgenomen en door de Heer verheven
tot koningin van het heelal om zo gelijkvormig te worden aan haar
Zoon, de Heer der heren en de overwinnaar van zonde en dood. De
tenhemelopneming van de heilige Maagd is een bijzondere deelname
aan de verrijzenis van haar Zoon en een vooruitlopen op de verrijzenis
van de andere Christenen.
Bij zon
tekst moet ik even naar adem happen. Zowel qua taal als wat betreft
de erachter liggende theologie voel ik mij ver afstaan. Anderzijds
herkennen velen zich in deze tekst. Ik denk daarom dat omtrent Maria
en haar betekenis voor ons en voor de wereld we beter via verhalen
en gezangen kunnen vieren en zo boven allerlei verschillen uit onze
verbondenheid aan bod laten komen.
Lied 559: 1-5
Gebed
Wees gegroet, Maria
Door u ontving onze wereld Jezus,
Beeld en gelijkenis van God.
Doorheen uw levenswandel leerden wij
Hoe vreugde en verdriet, nabijheid en verlatenheid
Een onvermijdelijk deel van ons bestaan vormen,
Maar ook, hoe God ons daarin nabij is.
Leer ons zoals Gij
Te luisteren naar Gods Woord,
Leer ons te hopen zoals Gij
En te dragen en verdragen wat het leven ons ongevraagd opdringt,
Opdat Gods Geest ook ons mag vervullen
Zoals hij eens in u deed.
Lied 559, 11 13
Het evangelie van Maria
In de zesde maand
zond God de engel Gabriël naar de stad Nazareth in Galilea,
naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette,
een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël
ging haar huis binnen en zei: gegroet Maria, je bent begenadigd,
de Heer is met je. Ze schrok hevig bij het horen van zijn
woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. (Lucas
1, 26-29)
Terwijl ze in Bethlehem waren,
brak voor Maria de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een
zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek
en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was
in het nachtverblijf van de stad. (Lucas 2,6-7)
Na drie dagen vonden ze Jezus
in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen
luisterde en hen vragen stelde. Allen die hem hoorden stonden versteld
van zijn inzicht en zijn antwoorden. Toen zijn ouders hem zagen,
waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: kind, wat heb
je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar
je gezocht. Maar hij zei tegen hen: waarom hebt u naar
mij gezocht? Wist u dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest
zijn? (Lucas 2,46-50)
Zijn moeder en zijn broers
kwamen naar hem toe, maar ze konden niet bij hem komen vanwege de
menigte. Zijn toehoorders zeiden tegen hem: uw moeder en uw
broers staan buiten, ze willen u spreken. Maar hij antwoordde:
mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord
van God luisteren en ernaar handelen. (Lucas 8,18-19)
Bij het kruis van Jezus stonden
zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas en Maria
uit Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling
van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: dat is
uw zoon en daarna tegen de leerling dat is je moeder.
Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich op. (Johannes 19,
25-27)
Na de dood van Jezus wijdden
de leerlingen zich eensgezind en vurig aan het gebed, samen met
Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers
. Toen de dag
van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling
klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat
het huis waar ze zich bevonden geheel vervulde. Er verscheen aan
hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich
op ieder van hen neerzetten en allen werden vervuld van de heilige
Geest. (Handelingen 1, 14. 2,1-4)
Lied 559: "Ik groet U vol
genade"
Homilie
Misschien hebben
de ouderen onder u zoals ik nog meegemaakt dat thuis s avonds
het rozenhoedje werd gebeden. Mijn jongere broer en ik waren als
jongsten vrijwillig aangeduid om voor te bidden waarop de rest van
het gezin op monotone manier antwoordden. Intussen werd er even
goed gestreken, genaaid of gebreid. Dat avondlijke ritueel eindigde
echter in minstens de helft van de gevallen in een onhoudbare lachbui.
De ene broer probeerde de andere uit zijn evenwicht te halen door
vb. opvallend te hoesten, zich te verspreken of te hikken. De lacher
werd dan buiten gezet, maar bleef daar zo hard doorgaan met lachen
dat ook binnen het ritueel stopte.
Zo was nu eenmaal ons geloof: oprecht en met overgave, maar ook
doordrongen van speelsheid en deugnieterij. Indien mijn ouders zorgen
kenden, sprongen ze vroeg in de morgen op hun fiets om een negendaagse
stormnoveen in de Maria-kapel van Opitter te bidden. Hun geloof
was doordrongen van die evidente, steunende nabijheid waardoor ze
in allerlei omstandigheden zich tot Maria keerden. En dan hebben
ze één zoon, die priester wordt, die jarenlang op
de schoolbanken zit en het dus wel zou moeten weten, en die plots
op een heel andere manier kijkt en denkt en gelooft.
Op mijn werktafel staat een met de hand vervaardigd, mooi Mariabeeldje
dat ik ooit als kind met al mijn spaarcenten heb gekocht. Zoals
de meeste van mijn medebroeders zing ik heel dikwijls het salve
regina als ik een wandeling maak of in een mooi Romaans kerkje
binnen stap. Op allerlei manier voel ik mij verbonden, maar er is
ook veel in de verering van Maria waar ik mij niet meer in herken.
Onbevlekt ontvangen, maagd en moeder, met lichaam en ziel opgenomen
in de hemel, moeder die nu voor ons ten beste spreekt. Ik kan mij
daar niets bij voorstellen en voel me afhaken.
Anderzijds ben ik psycholoog genoeg om te beseffen dat, indien Jezus
zo menselijk en zo onvoorwaardelijk anderen nabij kon zijn, iemand
dit in Hem heeft wakker gemaakt. Als ik in het evangelie lees, dat
diezelfde Jezus na enige tijd het huis verliet, misschien nog eerst
leerling van Johannes was, en geleidelijk zijn eigen weg ging, dikwijls
onbegrijpelijk voor zijn tijdgenoten, dat Hij die weg gaande wist
in groot gevaar te verkeren, dan ontroert het mij als ik lees hoe
zijn moeder daarmee omging.
Indien sommige Bijbelkenners zoals Pinchas Lapide gelijk hebben,
dan waren Jozef en Maria verzetsmensen, die weigerden aan de Romeinen
belasting te betalen en daarom moesten onderduiken. Daarom werd
hun kind ergens in een stal geboren en moesten ze de wijk naar Egypte
nemen. Indien deze interpretatie juist is, dan kan ik mij indenken
dat Maria in stilte heeft ingestemd met haar zoon, die de kant koos
van de armen en onderdrukten. Dan moet zij in stilte of luidop gejuicht
hebben toen ze Hem hoorde spreken over God, die met mensen meegaat,
waar ze ook staan. Dan is het magnificat dat Lucas haar
in de mond legt misschien historisch niet juist, maar heeft hij
in een lied haar laten zingen wat de kern was van haar geloof en
dat van haar Zoon.
Op die manier kom ik dichter bij haar, groeit mijn eerbied en begin
ik weer te zingen. Een beetje zoals De Dijn zei: de dogmas
kun je alleen maar begrijpen als je ze zingt. Vandaar dat
dit feest van de Tenhemelopneming een feest is waar ieder vanuit
zijn of haar stemming moet kunnen zingen om de grootheid van God,
die heeft neergezien op deze vrouw en op ieder, die zich vol vertrouwen
tot Hem keert.
Groot dankgebed 152
Na de communie 728
Die Erwachsene (R.M. Rilke)
Das alles stand auf ihr und war die
Welt
Und stand auf ihr mit allem, Angst und Gnade,
Wie Bäume stehen, wachsend und gerade,
Ganz Bild und bildlos wie die Bundeslade
Und feierlich, wie auf ein Volk gestellt.
Und sie ertrug es; trug bis obenhin
Das Fliegende, Entlfiehende, Entfernte,
Das Ungeheuere, noch Unerlernte
Gelassen wie die Wasserträgerin
Den vollen Krug. Bis mitten unterm Spiel,
Verwandelnd und auf andres vorbereitend,
Der erste weisse Schleier, leise gleitend,
Über das aufgetane Antlitz fiel
Fast undurchsichtig und sich nie mehr
hebend
Und irgendwie auf alle Fragen ihr
Nur eine Antwort vage wiedergebend:
In dir, du Kindgewesene, in dir.
|
De volwassen vrouw (vert. P. Verstegen)
t Stond op haar, of de wereld
zelf
Met angst en met genade op haar stond;
Bomen staan zo, recht groeiend uit de grond,
Beeld en toch beeldloos, Ark van het Verbond,
En plechtig, als op heel een volk gesteld.
En zij verdroeg het; droeg tot aan
de rand
Wat vloog, wat vluchtte, wat naar verten scheerde,
Het ontzagwekkende, nog niet geleerde,
Met de bedaardheid van de draagster van
De volle kruik. Tot onder t spel, subtiel
Herscheppend, op iets anders voorbereidend,
De eerste witte sluier, zachtjes glijdend
Over t ontvankelijke aanschijn viel,
Haast ondoorzichtig, die zich niet
meer zou
Oprichten en die daar op elke vraag
Nog maar één antwoord geven zou, heel vaag:
In jou, jij die een kind ooit was, in jou.
|
|