21 april 2011 : Witte Donderdag
Zijn testament
Marcel Braekers
Aansteken van de zevenarmige
kandelaar
De menorah
of zevenarmige kandelaar is een belangrijk symbool in de Joodse
godsdienst. Volgens Exodus 25,31-40 zijn de armen gemaakt als de
takken van de amandelboom, de boom van leven en overvloed. Velen
zagen in de zeven lichten de zeven planeten met in het centrum de
zon.
Volgens de profeet Zacharia zijn het de zeven ogen van God die naar
de aarde kijken (Zach. 4,4,10). Daarom heeft deze kandelaar ook
de betekenis van licht voor de wereld en is hij symbool
van de goddelijke Logos, Gods Woord dat licht en richting aan het
leven geeft. Voor ons christenen, die voortbouwden op de joodse
godsdienst, kregen de zeven kaarsen de betekenis van de zeven gaven
van de H.Geest. Zeven maal geboren worden om mens voor mensen te
worden.
Daarom bidden wij : (bij
elke bede zingen we nr. 115 "Heer ontferm U" )
Heer, ontsteek uw licht in deze
avond, in onze nacht.
- Opdat vrede onder ons mag wonen, overal op aarde, en dat wij
die vredestichters mogen zijn.
- Opdat vreugde de grondklank van ons leven mag zijn omdat wij
ons geënt weten op U, de bron van alle leven.
- Opdat wij getekend mogen zijn met een open, onbevangen geest
en ons durven verzetten tegen alles wat het leven verstart.
- Opdat we kracht mogen voelen en uitstralen.
- Opdat wij mogen vergeven en verzoenen, stappen zetten waar anderen
niet kunnen of durven aan denken, want zo doet Gij ook naar ons
- Opdat ons hart onverdeeld zou zijn zoals Gij, God, onverdeeld
goed zijt, en dat wij mogen doen recht en gerechtigheid.
- Opdat Gij ,God, zoudt willen wonen in ons midden en niet een
stenen gebouw uw tempel zou zijn, maar onze samenhorigheid en
solidariteit.
Inleiding op de Woorddienst
Ze hadden altijd
naar Hem opgekeken als naar een rabbi. Hij durfde de schriftegeleerden
terechtwijzen. Hij was niet bang onrein te worden als Hij een zieke
of dode aanraakte. Hij liet zich in vraag stellen door een heidense
vrouw omtrent zijn joods geloof. Hij liet zijn emoties zien bij
het graf van een vriend. Hij was mild en liefdevol toen een publieke
vrouw wenend aan zijn voeten zat. Hij kon zo stil en intens verbonden
zijn met zijn Vader. En nu, tijdens het paasmaal deed Hij dit. We
begrepen pas later dat het de laatste keer zou zijn . Was het
zijn testament ? Als een echte, grote profeet stelde Jezus
voor ons dat sprekend gebaar door de voeten te wassen. Voor ons
die hem bewonderden was het een schok, want dat was slavenwerk.
Alleen Johannes vermeldt
dit feit en, vreemd genoeg, heeft hij geen verhaal over de instelling
van de eucharistie. Was hij het misschien vergeten ? Zeker
niet, maar de andere evangelisten hadden het reeds verteld. Als
hij 20 jaar later zijn evangelie schrijft wil hij een aanvulling
geven. Of beter nog : door de aanvulling gaf hij aan de eucharistie
een heel bijzondere betekenis : samen maaltijd houden en in
diepe bescheidenheid voor elkaar zorgen horen tezamen.
Op deze bijzondere avond herdenken wij dit gebeuren en wel zo dat
het ons doordringt en wij andere mensen worden. Wij kunnen maar
de maaltijd des Heren vieren als we dat doen vanuit een diepe en
bescheiden betrokkenheid op allen die kwetsbaar door het leven gaan.
Denkend aan de velen die lijden onder onverdiend terreur, aan wie
verbitterd uit het leven stappen.
Niet toevallig stelde Jezus dit gebaar van de voetwassing tijdens
het joodse paasmaal. Want dat was het feest van het slavenvolk dat
op tocht ging naar vrijheid. Jezus koos het werk van een slaaf uit
om zo onze ogen te openen voor wat onze weg van bevrijding is, onze
christelijke identiteit. Wie zo durft leven, houdt op in dienst
van zijn eigen Ego te staan. Die wil zich laten opnemen in een proces
van ont-worden, levend voor het grote Leven. Die wil als brood gebroken
worden.
Lied nr. 541: "Neemt en
eet met elkaar"
Laatste avondmaal en instelling van de eucharistie
In deze avond
doen wij net zoals Jezus deed. Hij vierde Pasen door een eenjarig
lam en ongezuurd brood te eten. Maar wij eten geen lam, want Christus
is ons lam. Het brood verwijst ook naar het manna waarvan Mozes
zei dat het brood uit de hemel was. Deze maaltijd verwijst naar
de zovele keren dat Jezus maaltijd hield met tollenaars, met mensen
aan de rand van de samenleving.
Onze weg van bevrijding ligt niet meer ergens in Egypte maar in
deze figuur. Zijn leven is de vindplaats van bevrijding. Rond deze
tafel is ook die onafzienbare mensenstoet aanwezig, stoffig en moe,
vluchtend, die aankloppen en wachten en hopen op een nieuwe thuis.
Zo vieren wij de weg van bevrijding.
Lied 540: "Brood op tafel"
Groot dankgebed + refrein 134
Nu ook wij hier eten van dit
brood en drinken uit deze beker,
Willen wij onze heer en meester erkennen in Jezus uw Zoon.
Hij, meester in het dienen, in het liefhebben,
Kwetsbare lichtvlam uit uw omgekeerde wereld.
Maak ons bereid Hem te ontvangen, van Hem te leven.
Bereid om ons te làten beminnen, om te delen wat ons gegeven
is.
Als wij eten van dit brood durven wij dan oprecht te bidden
Voor wie niets meer te verliezen hebben?
Miljoenen hongerenden, landen met grote schuldenlast,
armen ook onder ons, die niet worden herkend.
Dat wij onze ogen niet sluiten en niet willen leven als bezitters,
Maar delen van uw brood van genade.
U zegenen wij, eeuwige,
Om de genezing van ons leven,
Om de liefde, ons aangedaan,
Om de morgen, ons toegesproken.
Zo vaak zijt Gij voor mensen geweest een licht, een vuur, een
spoor.
En wanneer wij U ontbreken, uw Naam onder ons is zoekgemaakt,
Dan zijt Gij daar:
Als een lied dat niet verstomt.
Gezegend zijt Gij om Jezus Messias, Uw geliefde,
Die de uittocht heeft volbracht, die uw woord aan mensen gestand
deed.
Hij is geworden tot ons brood voor onderweg
En met zijn leven heeft Hij onze beker gevuld. Hij is ons Paaslam
die in die laatste nacht
Een teken van blijvende liefde naliet.
Instellingswoorden
Hier vieren wij zijn dood als
een Pascha voor de Heer.
Geef ons te geloven dat, wat in liefde is gezaaid, niet verloren
gaat.
Laat uw Adem, uw Geest levenwekkend onder ons zijn,
Ons herscheppen tot kinderen van het Licht,
Die genegenheid en trouw hoog houden,
Die hun meester in het dienen blijven gedenken onder de mensen.
Als wij dan eten van dit brood
Geef ons dan ogen, God, die niemand uitsluiten.
Laat onze liefde het weerwoord zijn waar haat regeert,
Ons protest hoorbaar waar mensen worden gekrenkt.
Laten wij vertrouwen wekken waar mensen vertwijfeld zijn
Moedgevend waar zij de wanhoop nabij zijn.
Laat dit gebroken brodd niet verkruimeld worden
In onze eigen brokken en gebreken, maar zijn kracht behouden:
Genezend, verbindend, sterkend.
Laat ons zo telkenes weer eten van dit brood
Totdat Hij komt. (naar S. de Vries)
Vredeswens nr. 132: "Da
pacem . . . in diebus"
Vrije voorbeden
Na de communie nr. 195: "Met vrede gegroet en gezegend met
licht"
Slotgebed
Niets, niets begrepen wij, niet
van dat woord
Niet van een ander woord, en niets van hem.
En toch bleven wij om hem heen, zo dicht
We konden, om de kracht die van hem uitging
Om van zijn lippen onze naam te horen,
Om wie hij was, zijn oogopslag, zijn handen.
Wij willen naast jou tronen, zeiden wij,
Wanneer je koninkrijk gekomen is.
Maar kun jij mijn beker drinken, vroeg hij.
En jij? Ik wel, ik ook. Je zult hem drinken.
Maar tronen, nee wij liggen in het gras
Met wolf en lam, in dauw, aan stromend water. (H. Oosterhuis)
Rond het altaar
Lezing uit de profetieën van Jesaja, hfst. 53
Zang: nr. 587: "Vleugels van vertrouwen"
Als uitdrukking van Jezus verlatenheid wordt het altaar tot
een lege steen gemaakt
|