13 maart 2011 : 1° vastenzondag
Haguruka, sta op
Marcel Braekers
Openingszang 310
Inleiding
Vorige woensdag
hebben we de Vastentijd ingezet door as van verbrande palmtaken
op ons hoofd te leggen. Zo wilden we afscheid nemen van de oude
mens, wilden we ons zuiveren en ons afstemmen op een nieuw leven.
Wat woensdag een symbolisch gebaar was, willen we in de volgende
zondagen inhoudelijk uitdiepen en wel door ons te laten inspireren
door de Vastencampagne van Broederlijk Delen.
Dit jaar vraagt Broederlijk Delen aandacht voor de boeren in Burundi.
Deze boeren, zo zegt Deo Niyonkuru, halen hun inspiratie voor hun
ontwikkeling uit de Paaservaring van de jonge Kerk. Hun slagwoord
is Haguruka, wat betekent sta op. Ik citeer
uit de brochure:
Het was
Anthère, de koffieboer die de naam Haguruka bedacht heeft.
We waren in een zaal in Kayanza. We gaven uitleg over ontwikkeling
in zelfbeheer en dachten na hoe we op eigen benen konden staan.
Het was niet eenvoudig om onze bedoelingen onder woorden te krijgen.
De mensen dachten: Wat gaan ze ons deze keer geven? Geven
ze ons dieren, zaaigoed, of krijgen we nog iets anders.. '
Anthère ging rechtstaan en zei Tiguruke
wat wil zeggen: Laten we opstaan. Ik hoorde dat en
besloot dat we ons programma Haguruka, sta
op zouden noemen.
Anthère voegde er later aan toe dat deze naam ook een zinvolle
Bijbelse betekenis had. Haguruka gaat over Petrus en Johannes
die in Jeruzalem voorbij de tempel wandelen en een bedelaar tegen
komen die hen een aalmoes vraagt. Anthère legde uit dat
Petrus het woord nam en hem zei: Geld of goud heb ik niet.
Maar wat ik wel heb, geef ik je in naam van Jezus van Nazareth.
Sta op en loop.
Misschien denkt
u met zon slogan er goedkoop van af te komen, maar dat is
niet de bedoeling. Deze hardwerkende boeren geven ons een aanzet
voor deze vastentijd. Blijf niet vasthangen aan het gewone,
de uitdoving, de idee dat het nooit zal veranderen. Sta op om samen
met allen die dromen van een nieuwe aarde front te vormen. Sta op
uit de verlammende gedachte dat onze Bijbelse inspiratie alleen
voor ouderwetse, uitgedoofde mensen is en hernieuw van binnenuit
je inspiratie, je vertrouwen en je inzet.
Symbool van Burundi is de draagmand of Agaseke. In de
oude traditie brengt de jonge vrouw bij haar huwelijk haar agaseke
mee naar haar nieuwe huis om er haar kostbaarheden in te bewaren.
In de agaseke worden geschenken meegenomen bij familiesamenkomsten
en meestal keert men met een gevulde mand weer naar huis. Wat zullen
wij geven en wat ontvangen wij? In deze mand stoppen wij onze ideeën
en willen we de Bijbelse verhalen vullen met onze actuele bekommernis
om het lot van heel de mensheid.
Zoals Jezus na zijn doop
naar de woestijn trok en daar gezuiverd en geïnspireerd uit
tevoorschijn kwam, zo moeten wij ons herbronnen door de woestijn
in te gaan. Laten wij daarom de viering beginnen met voor God en
voor elkaar onze zwakheid en ons ongeloof uit te spreken.
Nr. 315
Gebed
Leg beslag op ons hart,
Zodat het tot niets anders meer geneigd is
Dan U te zoeken,
Zich aan U gewonnen te geven,
En dat te herkennen als het beste
Wat ons kan overkomen.
Jezus is ons voorgegaan in dit vertrouwen
En nog geeft Hij zichzelf aan ons als de weg naar huis
En daarom mag Hij voor ons
Uw lieve zoon heten.
Dat ook wij met Hem bij U kind aan huis zijn. (S. de Vries)
Inleiding op de lezing
We gaan luisteren
naar het paradijsverhaal en wat daar fout liep. Het verhaal is een
mythisch verhaal dat je niet letterlijk mag begrijpen, maar dat
een verborgen boodschap heeft: namelijk dat God het de mens gunt
om in een prachtige tuin te leven. Maar er is één
voorwaarde: je mag de verbondheid met Hem niet loslaten, want dan
wordt dat paradijs een woestenij van winzucht en geweld. Kijk maar
naar Afrika: het leven zou er als in een paradijs kunnen zijn, maar
kreunt en buigt onder het geweld omwille van rijdommen in de ondergond.
Verlangden Eva en Adam wijze mensen te worden of dreef hen de hubris,
de hoogmoed naar een vrijheid die geen inperking dult?
Genesis 3, 1 7
Lied 529
Matteüs 4, 1 11
Homilie
In de woestijn
valt al het overtollige weg. De mens is er alleen met zichzelf,
alleen met zijn licht- en schaduwkant, met zijn verlangen en kleinheid.
In de periode van het eerste christendom zochten monniken deze plek
op om tot verbondenheid te groeien met God, met de aarde en met
heel het leven. Wie lang verblijft in de woestijn beseft dat het
een strijd wordt op leven en dood. Ofwel verlies je jezelf in verwarring
en word je gek, ofwel ontdek je een levende bron in jezelf en breekt
je leven open in een overstelpende solidariteit. Ofwel ga je nog
strakker je vastklampen aan je ego en bouw je een dam om je heen,
ofwel sterf je aan jezelf en word je zelf een stuk het sobere leven
dat daar heerst.
Datzelfde maakte Jezus mee toen Hij zich na de doop in de Jordaan
terugtrok om de confrontatie met de boodschap van Johannes aan te
gaan en na te denken over zijn eigen levensopdracht. Deed Hij dit
in navolging van de grote profeten of hernam Hij persoonlijk wat
heel zijn volk gedurende zoveel jaren had doorgemaakt? De evangelisten
vertellen alleen hoe de wildernis ook met Jezus haar spel speelde
en hem dwong tot fundamentele keuzes te komen. Laten we kijken hoe
de evangelisten dit voorstellen.
De bekoring om van stenen brood te maken. De bekoring is een metafoor
die verwijst naar elke greep die het materiële over de mens
kan krijgen. Het is de aarde dwingen door een economie van altijd
meer in plaats van haar te dienen. Leven van hebben in plaats van
te zijn, van bezitten in plaats van te delen. Jezus staat hier als
model of voorbeeld voor zijn leerlingen en leert hen dat een mens
niet alleen brood nodig heeft om te leven, maar ook het Woord dat
God spreekt.
De tweede bekoring bestaat erin zich van de tempeltop naar beneden
te gooien en God te dwingen om tussen te komen. Een misbruik van
vertrouwen door een verkeerde inschatting van psalm 91. (Al
vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand,
jou zal niets overkomen.) Maar Jezus klaagt zon houding
aan. Het is God dwingen in te grijpen. Men degradeert Hem dan tot
een robot, die moet voldoen aan onze kleine wensen en behoeften.
Daar tegenover stelt Jezus het echte vertrouwen in God. Dat is zich
durven overgeven aan zijn woord. Zich durven laten vallen in Gods
armen zonder krampachtig zoeken naar zichzelf.
En er is die ultieme verzoeking. Het kwaad aanbidden, knielen voor
Satan. De uiterste beproeving om het kwaad en de destructie niet
tot god te maken: niet de welvaartsstaat boven de wereldwijde betrokkenheid
te stellen, het militaire geweld boven de democratische rechtvaardigheid,
de macht van de sterkste boven gerechtigheid. De ene mens wedijverend
met de ander. Als je voor de macht van het kwade knielt, zal dat
onze toekomst worden en zijn we levend dood.
Al deze verleidingen komen samen in de symbolische figuur van de
duivel, de diabolos zoals het evangelie hem noemt, degene
die dooreenschudt en verwart en de mens van zijn echte opdracht
afhoudt. Zo ondervond Jezus het en zo gaat het met ons. Doorheen
de zuivering komt Jezus open voor de ware God, de God van bevrijding,
die meetrekt met hen die strijden voor een menselijke wereld. Voor
die uitdaging staan ook wij en beginnen we deze vastentijd. Opdat
we aan het einde in het land van belofte aankomen en delen in de
opstanding van de aarde en van onszelf. Haguruka, sta op, dat zingen
wij ook in lied 369.
Nr. 369
Tafelgebed 162
Na de communie 514
|