------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




6 maart 2011 : 9de zondag

De nauwe poort naar het echte leven

Jan Degraeuwe

Muziek: “Vivace-andantino-vivace” uit eerste sonate voor altviool van Reger

Welkom en gebed (psalm 1)

Lied: 530 “De zaligsprekingen”

Inleiding

Dit is de zesde zondag waarop de Bergrede centraal staat. De zesde zondag van onze hoogte-stage. De aanmaningen die we hoorden, maakten ons wat duizelig. We zijn nog niet aangepast aan de hoogte. Kunnen bewoners van de vallei ooit wennen aan de ijle hoogten? De voorbeelden van engagement, geweldloosheid en onbezorgdheid, toonden ons waar het om gaat in de Bergrede. We maakten extra rode bloedcellen aan, maar we zijn nog altijd buiten adem. Van op de bergtop ziet de wereld er anders en mooier uit dan beneden, maar is het toch niet veiliger in het dal?

De Bergrede blijft een weerbarstige tekst. De zaligsprekingen sporen ons aan om “Op weg!” te gaan, maar de lat ligt hoog. Tot wie richt Jezus zich in de Bergrede? Voor wie gelden die strenge aanmaningen? Kan je de richtlijnen van de Bergrede opvolgen en tegelijkertijd goed functioneren in onze markteconomie? Kan je je vijanden beminnen? Misschien is het haalbaar als ze petroleum hebben….

De voorgangers van de vijf voorbije zondagen hebben gezocht naar een manier om op een eerlijke manier om te gaan met de paradoxale uitspraken van de Bergrede. Ze volgden de goede raad van Kierkegaard. Stel, je krijgt van iemand van wie je houdt een takenlijstje, maar één woord is onleesbaar. Ga je dan zitten zoeken tot je het woord ontcijferd hebt? Neen, je doet wat je kan lezen en als dat afgewerkt is, richt je al je aandacht op het onleesbare woord. We krijgen al de paradoxen van de Bergrede nooit opgelost, maar dit moet ons niet tegenhouden om al één en ander in praktijk te brengen. Misschien geven de uitgevoerde taken ons wel een aanwijzing over wat we nog verder moeten doen. Velen zijn ons daarin al voorgegaan.

De aanmaning om de andere wang aan te bieden, druist in tegen ons spontaan gevoel voor rechtvaardigheid. Toch heeft deze oproep tot geweldloosheid veel mensen geïnspireerd. Voor Tolstoj was de Bergede de kern van het christendom. Hij was ervan overtuigd dat geweldloosheid de weg is naar een betere en gelukkigere wereld. Ook Gandhi, die correspondeerde met Tolstoj, was een aandachtige lezer van de Bergrede. Er is nog steeds veel geweld in onze wereld, maar er is toch ook groeiende aandacht voor geweldloosheid. Deze aandacht danken we aan de vele mensen die getroffen werden door de Bergrede en de uitdaging opnamen om ze als richtsnoer voor hun leven te nemen.

Voor Matteüs is Jezus de nieuwe Mozes. Mozes gaf de Wet aan zijn volk en Jezus vervolmaakt deze Wet. Door aan zijn volk geboden te geven, maakte Mozes van zijn volk een hechte samenleving. Hij stelt zijn volk voor de keuze tussen zegen en vloek. De geboden respecteren, zal geluk brengen, ze niet respecteren, zal tot ongeluk leiden. In het slot van de Bergrede werkt Jezus het beeld van de tweesprong uit. Hij spreekt over een smalle en een brede weg. Hij spreekt over goede en slechte bomen en over huizen met fundamenten en huizen die op los zand gebouwd zijn. Hij benadrukt ook nog eens dat daden belangrijk zijn, mooie woorden zijn van geen tel.

Deuteronomium 11: 18-21, 26-28
Lied: 722 “psalm 150”
Matteüs 7: 12-29, 8: 1

Preek

Woorden dragen als een teken om uw arm, als een band om uw voorhoofd. Deze tekst is de basis voor het dragen van de Tefilin of gebedsriemen. Tefilin zijn riemen die vrome joden dragen bij het ochtendgebed. Aan de riemen zitten doosjes waarin teksten zitten uit de Pentateuch. De woorden van de Wet op je voorhoofd kleven en rond je arm wikkelen, zo worden ze een deel van jezelf. Je moet één worden met de Wet om hem na te leven. De Wet werd nageleefd en overwogen en steeds verder uitgediept. Psalm 1 bezingt de mens die zich dag en nacht verdiept in de Wet.

De lezing uit Matteüs begon met de Gouden Regel: “Behandel de anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen”. Door het woordje “dus” geeft Jezus aan dat hij hier een conclusie en een samenvatting geeft: “Dat is het hart van de Wet en de Profeten”. De Gouden Regel is zeker geworteld in de joodse bijbel en werd ook verkondigd door de joodse leraars uit Jezus’ tijd. In het boek Leviticus (19: 18) staat:

“Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren. Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER.”

Jezus staat in deze traditie en wil ze verdiepen. De derde zondag lazen we de zes antithesen. “Jullie hebben gehoord …, maar ik zeg ….”. Marcel zei toen: “Het gaat hier echter niet om ‘anti’, maar om radicaliseringen. Letterlijk: om raadgevingen die je naar de radix brengen.” Maar wat is die wortel, wat is die radix. Aan de hand van het slot van de Bergrede wil ik suggereren dat “openheid voor het vreemde en het andere” de radix is.

In het slot van de Bergrede werkt Jezus met apocalyptische beelden. Het slecht gebouwde huis stort met veel gedruis in mekaar. Bomen die geen goede vruchten dragen worden in het vuur geworpen. De mooipraters worden onverbiddelijk weggestuurd. Matteüs plaatst het slot van de Bergrede in het perspectief van het laatste oordeel. Door de eindtijd op te roepen, krijgt gans de redevoering extra gewicht. De oproep tot handelen wordt ermee versterkt. Bijna ten overvloede zegt Matteüs dat de toehoorders diep onder de indruk van Jezus’ onderricht waren. In het begin van de Bergrede zit Jezus in de kring van leerlingen en toehoorders. Aan het slot is hij recht gestaan. Hij spreekt met gezag. Hij is bijna de rechter die verschijnt aan het einde der tijden.

Maar je kan ook je aandacht richten op andere aspecten van deze apocalyptische beelden. In de vergelijkingen die Jezus maakt zit een grote levenskracht. Het stevige huis overleeft de woeste watervloed. De goede bomen dragen druiven en vijgen. Het goed inrichten van een gemeenschap is ook een vorm van groeien en bloeien. Mozes wilde dat zijn volk eendrachtig in vrijheid kon leven en daarom gaf hij het regels en wetten. De Wet, de Thora, beschermt en bevordert het leven. Slechts in een rechtstaat kunnen mensen vrij en gelukkig leven. In een gemeenschap is er verbondenheid tussen de leden.

Een gemeenschap kan twee richtingen uit. Ze kan zich afsluiten en andere gemeenschappen als potentiële vijanden beschouwen. Ze vervalt dan in een “wij en zij” mentaliteit. Een gemeenschap kan ook aandacht krijgen voor het vreemde en het andere en zich openen. Dit besef van vreemdheid en andersheid kan groeien in de gemeenschap zelf. De leden van een gemeenschap kunnen verbonden zijn met elkaar, maar tegelijkertijd beseffen dat ze toch allemaal anders zijn. Als leden van een gemeenschap beseffen dat ze ook vreemden en anderen voor elkaar zijn, ontstaat er openheid. Deze openheid kan zich dan uitbreiden naar de leden van andere gemeenschappen. Zich openstellen voor het vreemde en het andere is niet gemakkelijk. Wie het aandurft komt in contact met de diepere rijkdom van het leven.

De Franse filosoof Henri Bergson maakte een onderscheid tussen gesloten en open moraal. De gesloten moraal is de moraal van de verplichting. De menselijke gemeenschap heeft verplichtingen, wetten en regels nodig om te kunnen functioneren. In het spoor van de profeten zet Jezus een stap naar buiten. Hij predikt een open moraal. De open moraal wordt gedreven door een streven, een aspiratie, om niemand uit te sluiten. In deze zin is de Bergrede een open moraal die een stap verder wil gaan dan de Wet en de Profeten. De Bergrede is een steile weg die leidt naar een nauwe poort, maar wie erdoor gaat, treedt binnen in het echte open leven.

Offerande: Rondo uit eerste strijksextet van Brahms

Tafelgebed:

Vredeswens

Communie: “Gelukkig is de mens (psalm 1)” uit Vespers van Rachmaninoff

Communielied: 195 “Zegening”

Slotgebed: “Christus roept in de duisternis” van Guillaume van der Graft
(pseudoniem van Willem Barnard)

Christus roept in de duisternis
Een woord dat niet te stuiten is,
Het gaat maar door van dood tot licht,
De wereld wordt een groot gedicht.

Slot: “Molto vivace” uit eerste sonate voor altviool van Reger

------