------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




13 februari 2011, 6° zondag

De bergrede een bevrijdende ethiek? (Mt. 5, 17 – 37)

Marcel Braekers

Openingszang 102: "Onze hulp is in de naam van de Heer"

Gebed

Uw zegen zoeken wij,
Uw liefde wijst ons wegen.
Ook deze dag zal onder ons
Uw wil geschiede.

Heilig ons met uw geboden,
Met de goedheid van uw woord
En verheug ons hart met de waarheid.    (S. de Vries, Vieren en brevieren, p.151)

Inleiding

Is een zoektocht naar een christelijke gedragscode nog nodig? We leven allemaal sinds jaar en dag binnen een christelijke horizon en we weten allemaal wel ongeveer wat we mogen of moeten doen en laten. Niemand wordt graag de les gespeld of wil nog eens vernemen wat de fundamentele waarden van ons geloof zijn. Hoe kunnen we dan de Bergrede op een actuele manier begrijpen?

Waar ik zelf soms behoefte aan heb is een mijmerend stilstaan bij de actualiteit die in relatie wordt gebracht met Bijbelse teksten. Soms kan iemand de figuur van Jezus op een verrassende manier tegen het licht van onze tijd houden. In de voorbije twee zondagen hebben we althans geprobeerd vanuit dat perspectief de Bergrede te lezen.

Vorige zondag gaf Jef Schoenaerts een inspirerende bezinning door de uitspraak van Jezus ‘Jullie zijn het licht der wereld’ te plaatsen tegen een gesprek dat hij zag met de Nigeriaanse dominicaan Godfrey Nzamujo.
Plots ontstaat een klik tussen die uitspraak van 2000 jaar oud en de actualiteit. Want niet alleen hij, ieder van ons wordt opgeroepen op een heel concrete plaats en met de kwaliteiten waarover hij of zij beschikt licht voor anderen te zijn. Niet dat wij zelf dat licht zouden zijn, maar, aldus Jef, we moeten een zodanige houding vinden dat via ons de bron van het licht kan oplichten. Het is een mijmerende, zachte oproep om zich beschikbaar te maken voor dat Licht, om transparant te worden zodat de Bron van het leven door ons in de wereld schijnt.

Vandaag lezen we uit die Bergrede het vervolg. De tekst is u vertrouwd: tot zes keer zegt Jezus: ‘er staat geschreven… maar Ik zeg u’. Jezus verwijst uitdrukkelijk naar wetten uit de Thora en voegt er vervolgens iets verder aan toe. Maar eer het zover is laat Matteüs Hem nog vlug zeggen: “Pas op, ik kom de Wet niet afschaffen, maar juist tot voltooiing brengen. Geen jota zal wegvallen.”

Dat is straffe taal, want waar moet je die Jezus dan situeren en wat bedoelt Hij met ‘maar Ik zeg u’? Schaft Hij al dat muggengezift en al die vitterijen over rein en onrein af of doet Hij er nog een schep bovenop. U herinnert zich wellicht hoe Paulus herhaaldelijk op de idee terugkomt dat de oude Wet voorbij is en een nieuwe ethiek staat te gebeuren. De Wet bracht alleen maar het besef van zonde en falen. Wat bedoelt dan Matteüs? Zou er misschien een duidelijk verschil zijn tussen de manier waarop Matteüs Jezus voorstelt en hoe Paulus spreekt of hebben op een dieper niveau beiden gelijk? We gaan nu eerst naar de tekst uit het evangelie luisteren.

Matteüs 5, 17 – 37

Lied 552: "Maak ons tot het zout der aarde"

Homilie

Is de ethiek, die Jezus hier verkondigt zo bevrijdend? Indien iemand tot vlak tegen mijn bumper rijdt en met zijn lichten mij probeert te intimideren, heb ik al meerdere keren ‘baviaan’ of ‘dwaas’ geroepen. Ik heb al herhaaldelijk aan het altaar gestaan in het besef dat ik hier of daar mij best met iemand zou verzoenen. Wie op mijn linkerwang slaat kijkt best uit of hij krijgt het op zijn rechter terug. Om nog maar te zwijgen van de begeerte waarmee ik soms naar een mooie vrouw heb gekeken. Ik vrees dat het Gehenna, de diepste kring van Dantes Inferno mijn deel zullen worden.

Was de Joodse Wet dan niet gemakkelijker? Tot daar is de grens, ga je erover dan bega je een fout, maar wat er van binnen in je omgaat blijft buiten beschouwing. Heeft het onderzoeken van de intentie, van verborgen motieven niet geleid tot een verpletterend schuldgevoel?
U hebt misschien in uw collegetijd nog van die geleide gewetensonderzoeken gevolgd door een persoonlijke biecht meegemaakt waarbij niets meer overeind bleef. Ik ben ervan overtuigd dat men in die periode de basis legde voor de grote uittocht die we de laatste decennia meemaken. Plots pakte de tirannie van schuld en zonde niet meer en gooide men de zielenknijpende mentaliteit van zich af.

Was deze nieuwe ethiek van Jezus dus wel bevrijdend? We weten zelfs niet eens meer wat Jezus zelf heeft gezegd. Heeft Matteüs Zijn uitspraken naar zijn hand gezet om zo zijn Joodse christenen gerust te stellen? Of moeten we met Paulus juichen dat dankzij Christus de oude Wet is begraven en voortaan enkel nog de vrijheid van de Geest bestaat?

Sta mij toe even een stap achteruit te zetten vooraleer ik een zinnig antwoord kan geven op het probleem dat ik oproep. Centraal staat de Joodse Thora waarop Jezus commentaar levert. Het hebreeuwse woord voor Thora verwijst oorspronkelijk naar het gebruik waarbij het clanhoofd elke morgen zijn staf in de richting wierp waarin de familie met haar kudde zou trekken. De staf gaf de richting aan. Vandaar de overtuiging dat de Thora een wegwijzer is, Gods onderricht (yarah = leren) voor de weg die men moet gaan.

Oorspronkelijk was de Wet niet bedoeld als een star systeem van principes, maar als wegwijzers die allemaal eindigden met de uitspraak: Ik ben JHWH, Ik heb jullie uit het slavenhuis geleid. Oorspronkelijk was de Thora een richtingwijzer, die op een creatieve manier diende toegepast te worden om zo elke vorm van slavernij te doorbreken. In se ging het om een bevrijdende ethiek.

Tegelijk moet ik op een tweede aspect wijzen. In de tijd van de Romeinse bezetting en zeker na de verwoesting van Jeruzalem en de deportatie van tienduizenden mannen en vrouwen naar Rome was er in Israël een diep vacuum gekomen. De Farizeeën kozen de kant van het gewone volk tegen de opperklasse die al te graag met de bezetter en de nieuwste mode meedeed. De Farizeeën trachtten met de beste bedoelingen de overgeleverde waarden te bewaren en zo het gewone volk op het goede spoor te houden. Vandaar de neiging om steeds strikter en strikter voor te schrijven wat men moest doen en laten.
Heel vreemd komt dat niet over. We hebben ook nog de tijd gekend dat de pastoor voorschreef wat je op zondag wel of niet mocht doen, hoe lang een café mocht open blijven, hoe ver de décolleté van een dame mocht zijn en of jongeren mochten roken op straat. Ook dat hoop ik was met de beste bedoelingen gedaan om het volk op de rechte weg te houden. En toch: op die momenten is men reeds het pleit aan het verliezen. De Thora mag nooit verworden tot legalisme of muggenzifterij, hij is richtingwijzer.

En Jezus dan, is Hij nog op het goede spoor? Men heeft het dikwijls voorgesteld alsof Jezus een nieuwe Wet tegenover de oude plaatste, vandaar dat men sprak over de zes antithesen. Het gaat echter niet om ‘anti’, maar om radicaliseringen. Letterlijk: om raadgevingen die je naar de radix brengen. Jezus wijst op het feit dat woede de eerste aanzet tot moord is, dat egoïstisch zoeken van lust bron is van overspel, brutaliteit escaleert in slagen en verwondingen. Verrassend voor mij was wat Peter Schmidt hierbij opmerkt. Hij schrijft:

“[Het gaat hier om een houding] die niet meer opgelegd kan worden, zelfs niet geëist. Tot die radicaliteit van beleving die geen andere is dan de liefde, kan je enkel uitgenodigd worden. De Bergrede spreekt in die zin over een Wet die geen wet meer is.” (In: Ongehoord, christen zijn volgens de Bergrede, p. 120)

De nieuwe Thora van Jezus is niet bedoeld om mensen te verknechten, maar wil hen op een nieuwe, creatieve manier doen mijmeren over hun innerlijke houding. Jezus heeft het over een soort van mateloosheid die echter nooit wordt geëist, maar een richting wijst naar de mateloosheid waarmee God zich met ons heeft verbonden. En op die manier is het belangrijk altijd opnieuw de tekst te lezen en te overwegen.

Groot dankgebed 156: Tafelgebed
Voor de communie 513: "Laat uw aangezicht over ons komen"
Na de communie 544: "Eet en drinkt van brood en wijn"

------