------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




28 november 2010: 1° zondag van de Advent

Werk armoede weg

Marcel Braekers

Openingszang 210: "De nacht loopt ten einde"

Begroeting

Vandaag begint een nieuw kerkelijk jaar met de periode van de Advent. Met de nieuwe start begint ook een tijd van verwachtend uitzien naar een nieuwe periode in ons leven en samenleven. We kijken naar een toekomst, die we niet kennen noch kunnen voorzien. Maar we wakkeren ons verlangen aan via oeroude symbolen: het blijvende groen van de krans en daarop enkele kaarsen, die we progressief in de loop van volgende weken aansteken als teken van hoop. We hopen op een nieuwe, verfrissende komst van God op aarde, een komen (advenire) dat helemaal niet evident is.

Anders dan in de Bijbel meent de hedendaagse mens dat God en het goddelijke daar altijd zomaar voor handen is, maar het zou even goed kunnen dat de hemel gesloten blijft. Dat hangt af van het gedrag van de mens, zo althans dacht men in de Bijbel. Of God zich wil tonen hangt van zijn soeverreine beslissing af, maar het is aan ons die aarde voor Hem gereed te maken.

Daarom worden in de sterke tijden van Advent en Vasten telkens voorstellen gedaan omtrent maatschappelijk belangrijke thema’s. Via Welzijnszorg staat het thema: Werk armoede weg centraal. Werk armoede weg door te zorgen dat mensen een zinvolle, fatsoenlijk betaalde job krijgen, dat ze niet uitgesloten worden als ze solliciteren of zoeken naar een goede woonst. In dat opzicht hebben we een bijzondere taak naar migranten, die zich hier wettelijk mochten vestigen, maar nadien op de uitsluiting van onze bevolking stoten.
Het gaat dus niet op de eerste plaats over het beleid dat tegenover migranten en vluchtelingen wordt gevoerd en waarbij heel wat politieke en maatschappelijke afwegingen een rol spelen. Dat is een belangrijk, politiek debat.
De opdracht werk armoede weg komt veel dichter bij onszelf. Bij onze houding tegenover de ander: tegenover de asielzoeker, de vluchteling, mensen die hier jaren zijn ingeburgerd maar dienen om de niet begeerde, vuile of risicovolle jobs in te vullen. De vraag is of en hoe we gereed zijn om aan hen een waardige plaats te geven. Want we mogen slechts het komen van God met Kerstmis verwachten als wij voor Hem een open en geëngageerde plaats creëren.

Welke houding nemen wij aan tegenover de vreemdeling? De Bijbel en vooral de profeten stellen daarover kritische vragen. Zo spiegelt de profeet Jesaja ons een visioen voor. Over een land aan de overkant waar vrede, geborgenheid, gerechtigheid, wijsheid en liefde de pijlers vormen. Ik las in dat opzicht een verrassende zin bij Willem Barnard, die schrijft: wij hebben ontdekt hoe Jezus door het lezen van de profeten werd geïnspireerd, maar vergaten dat Jezus reeds in Jesaja leeft. (In: Stille omgang, p. 706) In de profetische droom van Jesaja school reeds de latere overrrompelende kracht van de agapè waar Jezus van sprak. Anders gezegd: héél de Bijbel is doordrongen van Gods droom en vraagt erom telkens opnieuw gelezen, beluisterd en gerealiseerd te worden.

Zang nr. 195: "Met vrede gegroet en gezegend het licht"

Gebed

God onze Vader,
Van U is de hele schepping,
De dagen en de nachten
De mensen met hun onmacht en hun dromen.
Geef dat wij waakzaam zijn
En openstaan voor het onverwachte,
Tot uw Zoon wederkomt,
Jezus, de Christus, onze Heer.

Inleiding op de lezing

In nu beginnende periode lezen we uit de profetieën van Jesaja, daarom enkele woorden uitleg. In de tijd dat Jesaja leefde was het voor de zoveelste keer onrustig in het Midden Oosten. De staat Israël was verdeeld in twee staten. Het Noorden voelde de dreiging van Assyrië en wil bondgenootschap ermee sluiten. Het Zuidrijk zocht eerder steun bij Egypte. Jesaja was wellicht een aristocraat, die in Jeruzalem woonde. Hij was een intelligent en zeer gelovig man, die aan de politieke leiders raad geeft, maar daarbij gedreven wordt door een visioen en een diepe mystieke gegrepenheid. Dat geeft aan zijn praktische adviezen die fascinerende dimensie. Ook al wordt het Zuidrijk door de Assyrische troepen bedreigd toch geeft hij de raad om neutraal te blijven en zijn hoop op Gods belofte te bewaren. Het merkwaardige is dat die troepen zich na korte tijd ook hebben teruggetrokken. Men vermoedt omdat de pest in het leger was uitgebroken. Zoals we echter zullen horen getuigt Jesaja in heel deze gewelddadige situatie over een nieuwe tijd waarin vrede en gerechtigheid zullen bloeien, omdat de universele God allen zal samenbrengen.

Jesaja 2, 1-5

Lied nr. 364: "Om te zien een nieuwe aarde"

Getuigenis (dossier p. 63)
– tijdens getuigenis aansteken van de eerste Adventskaars

Homilie

Welke houding nemen we aan tegenover de vreemdeling, die zoekt naar integratie? Om dit thema meer buik te geven willen we vandaag even stilstaan bij de manier waarop in de Bijbel over de vreemdeling wordt gesproken.
In heel de Bijbel zowel Oud als Nieuw Testament klinkt steeds de bezorgdheid door voor de meest kwetsbare. Binnen de eigen gemenschap waren dat de weduwe en de wees, later sprak men over de anawîm, de armen van Jahwe. Het waren meestal mensen die door omstandigheden overal waren uitgesloten, enkel nog slavenwerk konden verrichten als ze al werk hadden, en die alleen nog op God en het eerlijke geloof van volksgenoten konden rekenen.
Naast de zorg om de meest kwetsbaren van eigen kring keert in de Bijbel ook altijd de opdracht terug om te zorgen voor de vreemdeling. Dat kon een zwerver zijn of iemand op doortocht, die voor de nacht bescherming zocht bij de herders, want buiten de omheining was het dikwijls levensgevaarlijk. Soms ging het ook om groepen, die omwille van hongersnood of oorlogsgeweld de grens overstaken en tijdelijk hulp vroegen, soms zelfs blijvend verblijf. De Bijbel heeft in dat verband sterke teksten:

- U moet de rechten van vreemselingen en wezen eerbiedigen; van weduwen mag u het overkleed niet in pand nemen. Bedenk dat u zelf slaaf bent geweest in Egypte totdat de Heer uw God, u heeft bevrijd. (Deut. 24,17)
- Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. Behandel vreemdelingen die bij julie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. (Lev. 19,33-34)

‘Je mag de vreemdeling niet onderdrukken’ staat in de tekst. Het Hebreeuwse woord betekent ook benauwen. Toen Bileam de waarzegger op zijn ezelin uittrok om de groep van ingeweken Israëlieten te vervloeken, verscheen op zijn weg een engel. De ezelin zag de engel, maar Bileam niet. De ezelin bleef koppig staan en drukte Bileam tegen een muur zodat zijn voet klem zat (Num. 22,25). Datzelfde woord gebruikt de schrijver om de houding tegenover de vreemde te beschrijven. ‘je mag hem niet benauwen, niet klemmen, hij staat met de rug tegen de muur en kan geen kant meer op.’ Zo ondervonden de vreemdelingen het vaak en zo ervaren ze het vandaag nog: dat ze geen kant meer op kunnen.

De sterkste uitspraken vind je daarom in het evangelie van Matteüs als Jezus als oordelaar verschijnt:

Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op.
Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: ‘Heer wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen?
En de koning zal hun antwoorden: ‘ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan. (Mt. 25, 35 – 40)

Jezus identificeerde zichzelf radicaal met deze kwetsbare zoals ook de Israëlieten en ook wijzelf moeten leren dat we zelf ooit vreemdelingen waren. Onze identiteit is ook maar een aan tijd en plaats gebonden identiteit, die we zelf aan anderen hebben ontleend en die nooit vast staat. Vandaar de oproep om in openheid zich te laten aanspreken door de dwingende en spirituele vraag, die van deze ander uitgaat.

Tijdens de offerande nr. 204: "O Radix Jesse"

Tafelgebed nr. 160

Na de communie nr. 215: "Als Jij ons niet verschenen was"

------