------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




14 november 2010: 33° zondag

De verschrikking van de eindtijd

Marcel Braekers

Openingszang 102: "Onze hulp is in de naam van de Heer

Gebed

Waar nog uw schepping zucht en wacht
Tot Gij voltooit wat Gij begonnen zijt,
Geef dat wij leven nu al met ons hart bij U.

Beziel ons met het visioen:
Hemel en aarde nieuw, een thuis alom voor wie zoeken
En brood genoeg voor wie nog hongeren.

Beziel ons, dat wij wachters zijn
Van heel uw goede schepping,
Waakzaam, bereid de tekenen te kennen.

Wij openen ons hart voor U
Opdat uw Geest kan dalen en worden
Tot onze eigen adem. (S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 191

Begroeting

Gelukkig maar leven we in een tijd waar slechts een kleine groep van ouderen persoonlijk nog een oorlog heeft meegemaakt. Terreur, geweld en doodsangst zijn ons vooral via de media bekend. Wat er nu gebeurt is even verschrikkelijk en wat we via de media vernemen slaat me elke keer weer met verbijstering. Elke keer maak ik mij de bedenking: ‘is dat nu de mens?’
De vindingrijkheid om medemensen te martelen, de kilte waarmee men moordt, het doden van kinderen, systematische verkrachting als oorlogswapen: een gewone mens kan het allemaal niet meer vatten. Soldaten hadden in vroeger tijden nog een soort van krijgsethiek, maar ook dat is voorbij. Nog maar enkele dagen geleden konden we foto’s zien van Israëlische soldaten in bezet gebeid. Op de ene foto schreef een soldaat met een spuitbuis op de muur in een Palestijns huis: straks komen we terug. Op de andere foto zag je een soldaat in gevechtskledij, zwaaiend met zijn geweer, terwijl een Arabische vrouw met de rug naar hem toe in haar kookpot verder roert. Ik vond het een hallucinante foto, die getuigde van kracht. Niet de kracht van de soldaat, die zich hopeloos belachelijk maakte, maar van een vrouw die, in welke gemoedstoestand ze ook mocht zijn, de dagelijkse dingen verder doet. Het is de bittere realiteit voor veel bevolkingsgroepen overal in de wereld.

Zoals elk jaar wordt naar het einde van het kerkelijke jaar een evangelietekst gelezen, die gaat over de verschrikkingen van de eindtijd. Concreet gaat het over de verwoesting van Jeruzalem, maar de tekst overstijgt dit concrete gebeuren en stelt de vraag vanwaar al dat geweld, de oorlog en daarmee ontwrichting. Voorbij de beschrijving duikt ook het verlangen naar vrede op waarnaar bijna iedereen snakt.

Lucas 21, 5 -19
Lied 260: "Zal er ooit een dag van vrede"

Homilie

Op 30 juli 1932 schreef Albert Einstein een brief aan Freud waarin hij zijn bezorgdheid uitdrukte over het toenemend geweld en de oorlogsdreiging en Freud om raad vraagt over de kansen om het kwaad te bezweren. “Is er een weg om de mens van zijn hang naar oorlog te bevrijden?", schrijft hij. "De politici zijn onbekwaam om het probleem op te lossen en hijzelf voelde zich te klein om te doorgronden wat met de mens gebeurt. De volkeren zouden zich in een hogere structuur moeten verenigen en het gezag van die organisatie moeten accepteren, zo vervolgde hij in visionaire gedrevenheid. "Maar recht en macht zijn wezenlijk met elkaar verbonden, en dus kan die vrede er maar komen als de staten vrijwillig een stuk van hun macht opgeven. Er is enerzijds de machtshonger van de politiek en anderzijds de onbegrijpelijke naïviteit van het volk dat bereid is die machtsdrang om te zetten in daden van geweld.” En de vredelievende Einstein besluit zijn brief met een vraag aan Freud: vanwaar het geweld, waarom de drang te willen onderwerpen en vernederen? En bestaat er een geneesmiddel?

Daarop schreef Freud zijn opstel Warum Krieg? Ook in zijn later werk komt hij geregeld op de vraag terug: vanwaar de dodelijke macht? Het bijzondere van deze geschriften, zowel van Einstein als van Freud, is dat ze een diep besef hebben van de groeiende onrust in Europa en van de kleine mens, die daarin als een speelbal wordt meegenomen.

Freud werd naar het einde van zijn leven meer en meer pessimist. Hijzelf leed jaren aan kaakskanker, zijn therapie bleek toch niet zo succesvol te zijn, individuen staan tegenover elkaar, en hele naties gunnen elkaar het licht niet in de ogen. Dat alles verwerkt hij theoretisch door te spreken over een antipodische dualiteit, die sterker is dan alle goede wil en redelijkheid. Eros en thanatos noemt hij ze en niet meer liefde en haat. Zo wilde hij aantonen hoe de mens in allerlei omstandigheden speelbal is van kosmische krachten. Het kwaad schuilt op alle niveau’s: in de concrete mens, in relaties, in de samenleving, de godsdiensten, overal. Het Ik is maar een zwakke instantie, vandaar de noodzaak een rechtsstaat op te bouwen en aan cultuur te doen om zo de persoon tegen zichzelf te beschermen en de samenleving te behoeden, aldus Freud.

Wat je van deze theorie ook mag denken, ze blijft voor mij een moedige poging om de vraag naar de oorsprong van het kwaad te stellen. Waar begint het allemaal? Is de mens uit het paradijs gestoten en slaan voortaan de Kains en Abels elkaar de kop in? Of is de mens een wezen dat in se zacht en opbouwend is en slechts door omstandigeheden in een duivel verandert?

Tegenwoordig begint men te spreken van een tunneleffect. Om terug te keren naar die dwaze Israëlische soldaten stelt men zich de vraag hoe ver het kon komen dat deze gewone mannen thuis een zorgzame huisvader kunnen zijn, die op hun knieën met hun kinderen een puzzel ineen steken, misschien Mozart op de piano spelen, en plots tot extreem geweld in staat zijn? Het tunneleefect bestaat erin dat men onder gelijkgezinden verder en verder in een evident wij-gevoel zit. Men krijgt een soort van mechanische idee over de anderen, die onverdeeld slecht zijn. De obsessie wordt zodanig dat men zich niet meer bewust kàn worden dat het ook anders zou kunnen zijn. Eenzelfde poces speelt zich bij politieagenten af, die te lang tegen een gehate bevolkinsgroep werden ingezet. Men verliest zich in wit-zwart denken, heeft geen enkele voeling meer met het menselijke en kwetsbare van de ander. Experimenten waarbij men zich mag uitleven tegenover een dakloze of bedelaar gaven eenzelfde schokkend effect. Komt daar dan nog een religieuze of politieke overtuiging bij dan ontspoort het allerprimitiefste in de mens.

Ik vermoed dat zich iets gelijkaardigs heeft afgespeeld toen Jeruzalem en heel Palestina in het jaar 70 werden verwoest en leeggeplunderd. Israël was altijd al een lastige provincie voor de Romeinen geweest. Ze hadden bekomen dat ze een eigen munt hadden zonder de beeltenis van de keizer. Als de Romeinse troepen Jeruzalem binnen trokken toonden ze niet hun banieren van de overwinnaar. Ze hadden een eigen koning Herodes, die schipperde tussen Rome en het volk.

Ten tijde van Jezus leefden verschillende opstandelingengroepen in de bergen. Verschillende leerlingen van Jezus droegen een naam die herinnert aan opstand: de zonen van de donder, Judas Iscariot. Het gevaarlijke van de toestand was dat deze opstandigheid gevoed werd door religieus fanatisme. Was Israël niet het uitverkoren volk? Had God zelf niet allerlei volkeren verdreven om op die plaats zijn uitverkorenen thuis te brengen? Was elke oorlog niet een heilige oorlog? Net zoals vandaag Al Quaida tot het uiterste gaat, waren er toen heethoofden, die ervan overtuigd waren dat God met hen streed en ze dus onoverwinnelijk waren. Dat heeft geleid tot de verschrikkelijke verwoesting in 70 n.C.

Alles wat Jezus over Jeruzalem voorspelde, werd Hem door de evangelist die het had meegemaakt, in de mond gelegd. Het gordijn dat tussen het heilige en het heilige der heiligen had gehangen werd door de soldaten in triomf in Rome aan het publiek getoond tezamen met de gewijde voorwerpen, de kledij van de hogepriester. Daarbij moesten tienduizenden gedeporteerden, die binnenkort zouden worden afgemaakt of voor de wilde dieren gegooid, meelopen.

Boven heel dat drama blijft de grote vraag: waarom moest dit gebeuren? Waarom gebeurt het in elke tijd en op allerlei plaatsen? Religie is dikwijls medeoorzaak van geweld, maar hebben we anderzijds geen religie nodig als een overstijgende kracht om geweld in onszelf en om ons heen te bedwingen? Aan zichzelf overgelaten zijn mensen zwakke figuren, die zonder dat ze het goed beseffen tot vernietigend geweld in staat zijn. Daarom geloof ik dat een hogere macht nodig is, opdat de tijd zou komen dat zwaarden worden omgesmeed tot ploegijzers.

Lied 393: "In't laatste van de dagen zal het zijn"

Groot dankgebed: S. de Vries, Bij gelegenheid I p.302 e.v. + refrein 134: "Laudate omnes gentes"

Na de communie 587: "Om wie ik durf geloven in een nieuwe wereld"

------