------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




10 oktober 2010

Viering "In naam van de liefde"

Kris Gelaude

Begroeting

Gezegend het licht van deze morgen.
Gezegend ieder woord dat kracht geeft en bezielt.
Gezegend ieder van u, om wie je bent,
om wat ons samenbrengt,
in naam van wie wij noemen:
Vader, Zoon en Geest.

‘Wat ik gedaan heb, wat mij gedaan werd, wat ongezegd, onverzoend, ongebruikt bleef… al het beschamende, neem het van mij.’ Het lied van de grote overgave, zou ik het noemen. En het zijn woorden die tot op het bot gaan. Maar voorbij alle weemoed die erin kan doorklinken, is er tegelijk dat krachtige en onaantastbare woord, waarmee een mens zijn eigen onvermogen en al het onafwendbare overtreft: ‘Dit is mijn liefde. Hier ben ik’.

Lied: Wat ik gewild heb, nr. 315

Openingsgebed

Gij woord van het begin,
dat alles samenhoudt en draagt,
wees hier en spreek tot ons
in duizend talen,
in mensen en gebeurtenissen.
Wek honger in ons
naar het goede en het ware.
Leer ons
het leven naar het licht te houden.
Maak ons gevoelig
voor het onuitsprekelijke.
Ontvouw in ons
de kracht om lief te hebben.
En laat ons zoeken, onvermoeibaar,
naar uw aangezicht
in de ogen van de ander.

Inleiding

Een paar jaar geleden bleven wij in de viering enkele keren stilstaan bij de sacramenten. Zonder iets te willen afdoen aan de waarde daarvan, stelden wij ons toen toch de vraag of de status die aan dat ritueel is toegekend, in deze tijd niet voor een zekere bevangenheid zorgt. Soms ook voor misgroei. Of erger nog, voor uitsluiting. Terwijl, zoals Versteylen het zegt, de nood aan zegeningen op de sterke momenten van het leven zelden zo groot was als nu.

Zopas vertelde iemand mij in dat verband een pijnlijk verhaal. Een paar, niet gehuwd, maar dat sinds 13 jaar het dagelijkse bestaan in lief en leed met elkaar deelt, verloor korte tijd geleden een kindje bij de geboorte. Dat verlies bracht de vrouw in een ernstige depressie. Haar partner blijft haar doorheen alles met liefde en zorg omringen. Dit stoot op onbegrip van de familie, die van mening is dat hij beter van haar kan weg gaan om een nieuw leven te beginnen. Want, wordt er geargumenteerd, zij zijn toch niet getrouwd!

Is liefde niet op zich een zegen voor de mens? En hoe zou een kerkelijke erkenning dan iets kunnen veranderen aan de waarde ervan? Eén van de bedenkingen die zich bij de voorbereiding van de viering van 2 jaar geleden sterk bij mij opdrong – en ook nu weer - was dat wij veel meer oog moeten leren hebben voor de ingrijpende gebeurtenissen in het leven. Die situaties waarbij je met ontroering wordt vervuld, waarbij de menselijke ervaring te groot is om er woorden voor te vinden. Maar evenzeer de ogenblikken waarin je je klein en machteloos voelt tegenover wat je overkomt, wanneer je misschien enkel maar kan opkijken, vragend om kracht en levensadem. Die momenten in het leven moeten wij waardevol genoeg achten om er zegenende woorden en rituelen voor te zoeken, onafhankelijk van de bestaande kerkelijke formules.

Gisteren waren wij 40 jaar getrouwd. Een jubileum zonder naam, geen zilver en geen goud. Des te meer zie ik er een gelegenheid in, om mijn erkenning uit te spreken voor de vele relaties zonder naam. Voor alles wat mensen voor elkaar doen, ongezien, in naam van de liefde. Deze verjaardag is voor ons heel beklijvend, gekleurd door dankbaarheid voor de rijkdom van al die jaren. Terwijl wij meer dan ooit beseffen hoezeer het leven ons gegeven wordt, van dag tot dag. De ziekte van Maurits die onomkeerbaar ingrijpt, laat ons ook aan de lijve ondervinden dat elke gave overgave inhoudt. Elke dag iets meer loslaten, verlies een onderdak bieden in ons bestaan. Elkaar meer dan ooit dragen en oprichten. Dat zet alles in een behoedzaam, maar bijzonder licht. Want op deze weg gebeuren ook grootse dingen die ons doen en denken overstijgen. Die ons diep bewogen maken en tot stilte brengen. Die soms onverwacht iets in zich dragen van heling en heiliging. Dit is voor ons meer dan ooit een gezegend moment.

Eerste lezing: uit De aanraking (G. Vanhercke)

‘Alles krijgen we en alles moeten we laten gaan. Er is al zo weinig dat van ons is: onze woorden en gebaren niet, onze ideeën niet, de dingen en de wezens van de schepping niet, onze adem en ons leven niet. Misschien is ook ons lichaam niet van ons, maar van dat wonderlijk gekleurde, glanzend grote lichaam dat ons liefheeft en beschermt, als een kind dat uit haar schoot komt. De soepelheid van pijn hebben en pijn kwijtraken. De aanvaarding die ligt in moeilijk gaan, maar toch gaan, omdat het gaan zoveel groter is dan het niet gaan, hoewel niet gaan alles zal samenvatten. De grote ruimtelijkheid van rust, als het lichaam rust is, opnieuw rust krijgt…
Allemaal samen delen we dit geheim van meegenomen te worden op de golven van het leven, kopje onder te gaan en weer boven te komen, aangeraakt te worden en eenzaam in te slapen. We delen het met ons lichaam, we delen het met elkaar.
Zoals mensen elkaar kunnen liefhebben, elkaars gedeukte vorm kunnen oppakken en voorzichtig elders neerzetten, waar het minder koud is, waar het grote water minder stroomt. Elkaar kunnen droog wrijven. Elkaar woorden kunnen geven die smelten in hun hoofd.
Laten we ons lichaam, laten we elkaar krijgen en loslaten met de onooglijke nederigheid, met de kortstondigheid, de onzichtbaarheid van een golf in zee, even sierlijk, even krachtig en luidruchtig, even doorzichtig als de zee zelf.’

Lied: Waarom wanneer uit welke luchtlaag, nr. 556

Tweede lezing: Romeinen 12, 9-12, 15-17

Duiding

Toen ik plannen begon te maken om bij deze verjaardag even stil te staan, vroeg onze jongste dochter: ‘En wat ga je met die ringen doen? Ze liggen nu al jaren in de kast. Als symbool van jullie relatie kan dat tellen!’ We hebben inderdaad op een bepaald ogenblik allebei onze ringen moeten laten doorzagen, omdat we ze letterlijk ontgroeid waren. Maar haar opmerking was raak. Die ringen typeren een beetje onze relatie. Wat we aanvankelijk droegen als een uiterlijk teken van ons gegeven woord evolueerde mee. Gaandeweg werd het open gebroken en omgesmeed tot iets onvatbaars. Tot een waarmerk dat nu veel meer van binnen zit. En dat voortdurend omgebogen werd en wordt, in het smeltvuur van vertrouwen.

Zo verschillend als we waren, hebben we in die voorbije 40 jaar steeds opnieuw moeten leren, met builen en blutsen, om elkaar los te laten, om elkaar ruimte te geven, om te zeggen: ‘Ga maar, doe maar. Ik wacht op je. Ik zal er zijn’. Voor de hand liggend was dat niet. Maar van alle wegen die we gegaan zijn, van alle zoektochten, konden we telkens terug thuis komen bij elkaar. Die constante zorgde voor een ademgevend evenwicht.

‘Alles krijgen we en alles moeten we laten gaan’, zegt Guido Vanhercke. Krijgen en loslaten, het is een oefening die heel het leven beslaat. Maar ik denk dat door die oefening ook een bijzondere dynamiek kan ontwikkeld worden, waarbij vooral de ontvankelijkheid wordt aangescherpt, zodat we steeds fijnzinniger worden in het krijgen. Ook in het krijgen van elkaar, dat iedere keer een beetje mee geschuurd en gepolijst wordt. Elkander krijgen vergt immers een permanente aandacht en betrokkenheid, waarin schroom tegenover het ongekende en het onaantastbare in de ander aan alles vooraf gaat. Een betrokkenheid die samengaat met verantwoordelijkheid. En met zorg, zodat de ander, meer nog dan in zijn grootsheid, er altijd ook mag zijn in zijn diepste kwetsbaarheid. En naar mijn gevoel is het juist die behoedzame omgang met elkanders kwetsbaarheid die aan een relatie een weergaloze kleur kan geven.

Onlangs stuurde iemand mij een filmpje door op Youtube. Je krijgt een beeld van twee balletdansers. Een man en een vrouw, die met een verbluffende lichtheid, sierlijkheid en gratie, het hele podium vullen. Dat is uiteraard eigen aan balletdansers. Maar dit geval is wel heel bijzonder. De man maakt alle dansbewegingen met het behulp van een kruk, omdat hij slechts één been heeft. De vrouw is haar partner beslist evenwaardig, hoewel bij nader toezien blijkt dat zij het allemaal moet doen met slechts één arm. Afzonderlijk zijn ze heel sterk, maar in hun samenspel zorgen zij voor een zeldzame harmonie en schoonheid. En het gaat om een harmonie, letterlijk ook een evenwicht, dat telkens opnieuw moet gevonden worden, in die beweging van elkaar laten gaan en van elkaar terug krijgen. Alleen een eindeloze oefening en wederzijds vertrouwen kan daartoe leiden.

Op dezelfde manier horen mensen zich te oefenen in het liefhebben. Een liefhebben waardoor zij erop bedacht zijn om elkaars schoonheid bloot te leggen. En waardoor kwetsbaarheid uiteindelijk tot kracht kan omgebogen worden. Wie heeft het ooit gezegd: ‘Liefhebben is van zich weg beminnen’. Zoals een druppel water met opengaande kringen in een groter geheel kan uitdeinen en het hele oppervlak in beweging zet, zo kan een relatie ver buiten zichzelf betekenis krijgen. Ik denk dat duurzame liefde je altijd open breekt, naar de ander en dankzij die soms moeizame oefening, ook naar een hele wereld. Lut heeft het een paar weken geleden nog gezegd: ‘Liefde is het fundament van de ethiek’. Daarom heb ik als tweede lezing bewust dat stukje uit de Paulusbrieven gekozen.

Liefde, onder welke noemer ze ook valt, dient zowel onze ogen als ons hart te openen, om levengevend in de wereld te kunnen en te durven staan. Op die manier wordt zij het enig ontegensprekelijke. Kan zij mensen sterker maken dan onrecht. Blijft zij het antwoord, het enige, dat kan gegeven worden op het lijden. En stelt zij ons in staat om zowel schoonheid te scheppen, als om het ondraaglijke te dragen.

Lied: Een teder geheim, nr. 591 (Tekst K. Gelaude; muziek A. Malfliet)

Ooit onbekend voor elkander.
En waarom die kant opgekeken?
Maareen hevige bries waait soms aan,
roept je oog in oog met de ander.

Refrein: Welk vuur, welke hand houdt hen samen
als niet een teder geheim
zich gehuisvest heeft in hun namen.

Eens toevertrouwd aan elkander.
En kwetsbaar ge maakt door de liefde.
Want het duurzame woord van weleer
ontwapent de een voor de ander.

Nog onderweg naar elkander.
En wetend van pijn en verlangen.
In het schamelste uur van bestaan
blijft men wijn en brood voor de ander.

Offerande

Tafelgebed    (Kr. Gelaude)

Gezegend Gij, die staat aan het begin
van mens zijn, liefde en geluk.
Die spreekt in al wat goed en schoon is.
Gij, onaantastbaar als het morgenlicht.
Als glinsteringen in een druppel dauw.
Eeuwig onnoembare en verre einder.

Gezegend die uw eigen droom en kracht
in mensenhanden neer wil leggen,
om van deze aarde een plek te maken
waar niemand angstig, eenzaam
of zonder uitzicht hoeft te zijn.
En niemand zonder brood op tafel.

Gezegend die zelf werd gegrepen
door de geschiedenis van de mens Jezus,
omdat Hij, u getrouw, zijn weg gegaan is.
Niet meer dan een mens onder mensen.
Maar zalvend voor wie gekwetst is.
Herkenbaar als een vriend voor wie niet wordt gezien.

Op de laatste avond met zijn vrienden
stelde Hij grootmoedig dit gebaar.
Dienaar geworden, onvoorwaardelijk,
dankte Hij u, God en Vader,
nam brood, brak het en gaf het rond.
‘Dit is mijn leven. Al wat Ik ben’, zei Hij.
‘Ik geef het opdat iedereen mag leven.
Doe voor elkaar wat Ik voor jullie heb gedaan.’

Dankend nam Hij de beker wijn
en gaf hem te drinken, terwijl Hij zei:
‘Dit is mijn liefde voor jullie.
Laat het een teken zijn
van het verbond tussen hemel en aarde.
Drink samen hiervan.
En wees gegeven aan elkaar.’

Gezegend die de vonk van Jezus’ Geest
in mensen aansteekt,
om ze naar elkaar op weg te zetten,
om zegenend lief te hebben en pijn zo te helen,
om te verbinden en thuis te brengen,
om hoop te bieden tegen alle wanhoop in.

Communie

Communielied: 587:
Op vleugels van vertrouwen,
(Tekst K. Gelaude; muziek A. Malfliet)

Zegening

Kris: Maurits, ik wil je danken
omdat je mij mijn eigenheid liet bewaren, ondanks onze verscheidenheid;
omdat je, vaak zonder woorden, mij je vertrouwen gaf;
omdat je zelf een ondenkbare weg hebt afgelegd die ons nog dichter bij elkaar brengt;
omdat je de moed geleerd hebt om je kwetsbaarheid te tonen;
omdat je je bij mij geborgen voelt.
Ik zegen je om alles waarin je groot bent, om alles waarin je me laat delen.
En voor wat komt heb ik alleen dit woord: Ik zal er zijn,
met alle liefde, zorg en tederheid die ik kan bieden.

Maurits: Kris, in de voorbije 40 jaar leerde jij me
om een heel persoonlijke betekenis te geven aan mijn leven.
Je wist dat ik altijd naar nieuwe uitdaging zou zoeken,
dat ik het nodig had om af en toe alleen te zijn.
Die vrijheid gaf je me.
En wat we deelden werd daardoor veelzijdiger.
Waar ik het vroeger normaal vond dat ik mijn leven zelf zou beheersen,
keer ik me nu heel stilletjes, in alle vertrouwen, naar jou.

------