------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




4 juli 2010   (14e zondag):  De zending van de leerlingen

Neem onderweg geen reiszak mee

Vik Doyen

Openingszang 546: “Zomaar een dak, boven wat hoofden”

Begroeting; kruisteken, inleiding

Op 3 juni vroeg Thierry Nlandu, een Congolese collega en vriend uit Kinshasa, mij via email om de eis te steunen voor een internationaal onderzoek over de dood van Floribert Chebeya, de voorzitter van de Congolese mensenrechtenorganisatie LaVoix des Sans-Voix (De stem van de stemlozen). Op dat ogenblik waren wij hier in België zozeer bezig met de komende verkiezingen dat ik in het TV-nieuws niets had gehoord over die brutale moord; ik ben op het internet gaan zoeken wat er precies was gebeurd.

Mijn vriend Thierry is (naast prof aan de universiteit) al meer dan 25 jaar zeer geëngageerd lid van de Amosbeweging, een religieus geïnspireerde protestbeweging (genoemd naar de profeet Amos) tegen de schending van de mensenrechten. Jarenlang hebben zij, tijdens de dictatuur van Mobutu, het onrecht, de corruptie en het cliëntelisme van de politici aangeklaagd. Daarna hebben zij hetzelfde gedaan onder Kabila sr. en daarna onder Kabila jr....

Thierry doet dat met het sterkste wapen waarover hij beschikt, als letterkundige en als schrijver, namelijk met taal: in gedichten, striemende pamfletten en satirische toneelstukken. Hij treedt ook regelmatig op als woordvoerder van Human Rights Watch in Congo, en van de societé civile, de Congolese burgerbeweging. Hij weet maar al te goed dat een mensenleven in Congo niet veel waard is. Toch heeft hij nooit echt schrik gehad voor zijn eigen leven (hij heeft dat tenminste nooit laten merken) omdat hij voldoende bekend is bij internationale organisaties. Hij had, een tiental jaar geleden, wel schrik voor wat er met zijn oudste zoon zou kunnen gebeuren toen die de leeftijd bereikte om te worden opgeroepen in het leger van Mobutu... Die dreiging was toen zo ernstig dat wij met een aantal vrienden hebben bijgedragen om zijn zoon in het buitenland, in Kameroen, universitaire studies te laten doen.

Maar ook Floribert Chebaya was goed bekend bij de internationale organisaties. Vorig jaar nog, in maart 2009, werd hij na protest tegen onmenselijke toestanden in de Congolese gevangenissen, zelf gevangen gezet; toen was het Amnesty International dat er voor zorgde dat hij vrij kwam. Een recente protestbrief van Chebaya aan de inspecteur-generaal van de Congolese nationale politie over corruptie bij leger en politie, ook aan de top, heeft blijkbaar bij sommigen de stoppen doen doorslaan.

Dit tragische gebeuren wil ik in verband brengen met de lezing van vandaag uit het Lukasevangelie: Jezus' zending van de leerlingen: "verkondig de vrede, het rijk Gods is u nabij". Maar Jezus gaf hen ook de waarschuwing: "zie ik zend u als schapen onder de wolven."
Laten bij het begin van deze viering daarom eerst bidden voor kracht en vergeving:

Lied 114: "Uit naam van de wereld"

Gebed

Als angst ons leidt
en doet verdwalen,

als de grond
onder onze voeten
wegzinkt,
een en al oog
als we zijn
voor wat ons dreigt,

als de dood ons beheerst
met zijn vele gezichten
en wij schipbreuk lijden
aan het leven zelf,

doorbeek dan de nacht
en wees niet ver
als wij U roepen.
                            (Sytze de Vries: Het rijk alleen, p. 183)

Inleiding op de eerste lezing:

Een week na die eerste boodschap over de dood van de mensenrechtenactivist Floribert Chebeya stuurde Thierry Nlandu mij een"Hommage à Floribert Chebeya", die hij had geschreven vlak zijn bezoek aan de weduwe van zijn vermoorde vriend, een bezoek waarbij zij vroeg: "Je vous en prie. Vous ses frères et amis, ne tuez pas Floribert par votre silence".

In die "Hommage" vertelt de weduwe van Chebeya hoe haar man de zondag voor de moord, zonder directe aanleiding, plots zijn arm over haar schouder legde, haar aankeek en zei: "Annie, je weet dat ik hou van dit land. Indien het nodig is dat mensen sterven om onze kinderen, en onze achterachterkleinzonen en -kleindochters een beter leven te geven, dan denk ik..." Zij onderbrak hem: "Floribert, zo iets wil ik niet horen. Ik heb kinderen. Ik weiger dat!..."
De weduwe vertelde verder dat Floribert zelfs niet luisterde naar haar. Het was alsof hij vertrokken was naar een andere wereld en zijn laatste woorden tijdens dit gesprek klonken als de trompet van Jéricho. "Als ik sterf dan zal mijn bloed niet begraven worden onder de aarde. Het zal terug aan de oppervlakte komen en zichtbaar zijn." En zijn weduwe voegde er aan toe: "Floribert is deze graankorrel die weigert te sterven en die naar boven komt, vandaag, om recht te eisen en betekenis te geven aan het leven in ons land!"

In 1994, bij het emeritaat van Herman Servotte schreef Thierry Nlandu als blijk van hulde en waardering voor zijn promotor een ontroerend gedicht. Daaruit komt het volgende citaat: 

Hij [Herman Servotte] had begrepen
dat dit doctoraat
voor mij niet enkel een wetenschappelijke oefening was,
maar een zoektocht naar vrijheid!
Als man van de vrijheid
drukte Herman de wens uit
dat ik bij mijn terugkeer in mijn land
bezield zou zijn door diezelfde vlam!
Als man van de vrijheid
wist hij dat de vrijheid
duur was
vooral in een land als het mijne. (...)

Wees gerust Herman
Er zal met ons niets anders gebeuren
Dan wat er gebeurd is met Christus
Zijn leven geven
En geloven in de verrijzenis
Opdat anderen zouden leven
En leven in overvloed!

Drie weken na de brutale moord, en enkele dagen voor het grote feest van 50 jaar onafhankelijkheid, kreeg Floribert Chebaya in de kathedraal van Kinshasa onder leiding van de gezagsvolle bisschop Monsegwo een plechtige begrafenis; een indrukwekkende afscheidsviering door het gewone volk voor wie hij zijn leven had ingezet: een krachtig teken van ingehouden protest. Een morele druk vanuit het volk, die veel krachtiger is dan een uitbarsting van geweld.

Lied 412: "Wie zijn leven niet wil geven"

Inleiding op de lezing van Lucas

In het evangelie van Lucas wordt een belangrijk deel van de boodschap over Jezus gesitueerd in het verhaalkader van een tocht naar Jeruzalem, een tocht met een profetische betekenis die parallellen oproept met het oude testament. Maar Jezus heeft eerder, in Galilea, reeds een aantal negatieve ervaringen meegemaakt, en hij is zich bewust geworden van een mogelijke dramatische afloop van zijn profetische zending. Daarom identificeert hij zich niet met een triomferende messias die te vuur en te zwaard het land zal heroveren, maar eerder met het beeld de lijdende dienaar: iemand die zich dienend het lot van de mensen aantrekt, desnoods tot in de dood.

Twee weken geleden preekte Marcel over de vraag van Jezus: wie zeggen de mensen dat ik ben; en wie zegt gij dat ik ben? Misschien begon Jezus zich zelf wel af te vragen wie hij was en wat de gevolgen zouden zijn van zijn roeping indien hij er zich consequent voor bleef inzetten.
In het hoofdstuk dat voorafgaat aan de lezing van vandaag heeft Jezus reeds enkele boodschappers vooruitgezonden naar de dorpen en steden van Samaria waar hij van plan was om te verblijven tijdens zijn tocht naar Jeruzalem. De boodschap van Jezus is nu dus niet langer beperkt tot het oorspronkelijke land van Juda, maar wordt ook opengesteld voor de randgelovigen van Samaria.

In de lezing van vandaag gaat Jezus nog een stap verder: hij richt zich tot een grote groep van zijn leerlingen om zijn boodschap over te nemen uit te dragen, 70 of 72 naargelang van de bron (maar dat is een eerder symbolisch getal om aan te duiden dat de boodschap nu wordt gericht aan alle naties, het geheel van de heidense volkeren).

Lezing: Lucas 10, 1-12; 17-20

Daarna stelde de Heer tweeënzeventig anderen aan, die hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar hij van plan was heen te gaan. Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen. Ga op weg, en bedenk wel: ik zend jullie als lammeren onder de wolven. 

Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand. Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere.
En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” 
Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!” Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan het lot van die stad. 
De tweeënzeventig keerden vol vreugde terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam.’ Hij zei tegen hen: ‘Ik heb Satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen! Bedenk wel: ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen en om de kracht van de vijand te breken, zodat niets jullie kan schaden. Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is.’ 

Lied 581; "Zoals ik zelf gezonden ben"

Homilie

In de tijd dat het evangelie van Lucas werd neergeschreven (rond het jaar 80) waren er reeds jonge christengemeenschappen actief in de belangrijkste steden van het Midden-Oosten. Aan hen wil Lucas de boodschap meegeven dat ook zij dynamische verkondigers moeten zijn van die vredesmissie van Jezus, "Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.”
Welke raad krijgen deze mensen mee?
- zie ik zend u als lammeren onder de wolven -- niet als kruisvaarders, maar als kwetsbare mensen
- zonder beurs of reiszak: (de bedelmonniken in de Middeleeuwen, en de boeddhistische monniken in het huidige Myanmar nemen dit wel erg letterlijk); maar de diepere betekenis is dat de overtuigingskracht van die boodschap niet afhangt van materiële elementen maar van innerlijke, geestelijke waarde;
- blijf niet onnodig hangen onderweg en eet wat men u aanbiedt. Dat betekent natuurlijk ook dat de boodschapper niet mag profiteren van de gastvrijheid van de mensen, maar het gaat ook verder: de boodschapper hoeft zich geen zorgen te maken of het eten wel kosher is volgens de richtlijnen van de strikte joden. Dat zou dan betekenen dat al die wetten en reinheidsvoorschriften veel minder belangrijk zijn dan de kern van de boodschap, namelijk: Vrede aan dit huis! (...) Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt."

Misschien wordt het, in deze tijd van crisis en schandalen in de kerk, hoog tijd dat onze kerkelijke gezagsdragers zich iets minder bezig houden met zaken die, in het licht van de grote boodschap, even pietluttig zijn als de reinheidsvoorschriften van de joden.
Is het echt nodig om die pietluttigheden hier op te sommen? Het morele superiori-teitsgevoel van Rome; de eindeloze discussie over het celibaat van de priesters en een blijkbaar rechtstreeks door God geopenbaarde wet over de tweederangspositie van de vrouw in de kerk klinken wel erg wrang in het kader van de huidige schandalen. De kerkhistoricus Hans Küng spreekt over een vertrouwenscrisis in de westerse kerk die vergelijkbaar is met die uit de tijd van het protestantisme...

In plaats van boodschappers te verketteren die terug willen naar de kern van het evangelie, zonder de ballast van beurs en reiszak, wordt het misschien de hoogste tijd om mensen te steunen die de moed hebben om op te staan en durven zeggen "Vrede aan dit huis!" en die het stof van hun voeten durven vegen als er niet wordt geluisterd. En misschien moeten we niet wachten tot anderen opstaan, maar zelf ook het voorbeeld geven in onze omgeving, door een bewuste, consequente levenshouding die, indien nodig, durft ingaan tegen de trend en desnoods zelfs tegen het gezag.

Groot dankgebed
(de tekst wordt gezamenlijk uitgesproken over het reeds geconsacreerde brood)

Als ooit de liefde haar vindingrijkheid
Heeft bewezen
Dan was het wel
Door deze mens der mensen.

Het water ging smaken naar wijn
Als hij te drinken gaf,
En als hij zijn brood met je deelde
Werd er meer dan honger gestild.
Ziekte werd veranderd in gezondheid,
Eenzaamheid in gezelschap
En macht in dienstbaarheid.

Lied 586: "Geproefd, geleefd, herkend"

En toen Hij niet langer kon,
Toen niet zijn geest
Maar alleen zijn leven ten einde raakte
Werd dit zijn vindingrijke gebaar:

Brood is niet zomaar brood,
Maar teken van een mens
Die zich geeft
Zoals ik ten einde toe !
Dit is mijn lichaam voor jullie gebroken.
Doe als ik en wees voor elkaar tot
Levend brood

Toen bracht Hij een heildronk uit;
Zijn onmiskenbaar teken met de beker:
Ik zal niet meer van deze beker
Met jullie drinken
Totdat voorgoed het feest begint:
De bruiloft van mijn Vader!

Dit is mijn bloed,mijn leven voor jullie.
Geef de beker door en
Wees vrede voor elkaar.

(586) "Geproefd, geleefd, herkend"

God, sta op in ons zoals in hem,
Kom omhoog in ons,
Kom uit de verf van het dagelijks
Eendere en afgezaagde,
Wees nieuw onder ons.
Laat de speelsheid van uw geest
Ons opnieuw in beweging brengen,
Zodat wij bergen verzetten,
Bedorven water helder maken
En bange gezichten tot lachen
Brengen.

Zo bidden wij hardop,
Zo hopen wij voor elkaar,
Zo toosten wij op het leven
En op het feest
Van alles voor allen.
Amen                                   (Jan van Opbergen)

Na de communie: lied 515: "Ik zal er zijn"

Slotgebed ("Om antwoord")

Ik zal mijn mond niet houden.
Onrustig, droef, opstandig, schamper,
is mijn hart in mij.

Wie ben je dat ik je belangrijk vind,
dat ik aan je denk iedere dag,
dat ik mij toets aan jou?

Draai toch eindelijk
je ogen van hem af,
zeggen ze tegen mij --
maar dan heb ik geen antwoord.

Nooit heb ik niets met jou.

Tegen beter weten in
stel ik mijn hoop op jou.
Mijn weg is levenslang
wachten op jou.

Leven met een dode, zelfbedachte
onzichtbare geliefde?

Waarom zou ik
je niet opgeven?

Maar ik kan niet anders
dan roepen: heb mij lief.
                             (Huub Oosterhuis: Gebeden en psalmen, p. 224)

------