18 april 2010: Derde Paaszondag (2010)
Een wondere visvangst na de dood van Jezus
Marcel Braekers
Openingszang 102: Onze hulp
is in de naam van de Heer
Gebed
Gij hebt het licht geroepen
Uw eerste woord
Dat alle woorden vooraf gaat
En zie, het was goed.
Daarom zoeken wij uw aangezicht
Om wat niet goed, niet gaaf is
En met uw goede schepping vloekt:
Het gebroken leven,
De verdampte hoop
De verloren liefde
Het vergoten bloed
De betraande ogen.
Gij die uw schepping zult voltooien
Houd onze wereld aan uw hart en beschijn haar
Met de nooit ondergaande zon van uw erbarmen. (S. de Vries)
Lofzang 537: Zingt van de Vader
Inleiding op de lezingen
Wat zich de laatste
afspeelt in de kerk is alles behalve fraai. In De Standaard van
gisteren staat een moedige en duidelijke tekst van Hans Küng
waarin hij een aantal belangrijke punten aanhaalt die dringend moeten
worden gerealiseerd. Het kerkelijke beleid dat geen echte dialoog
wil aangaan met andere christelijke groepen, die geen echte dialoog
aanvaardt met andere godsdiensten en die krampachtig blijft vasthouden
aan een clericale kerk en daarom liever lokale gemeenschappen opheft
en doet fusioneren om zo het vroegere beleid te kunnen handhaven.
Anderzijds zijn er de vreselijke berichten van priesters en religieuzen,
die in de voorbije tijd kinderen en jongeren misbruikten. Bij elk
nieuw schandaal voel je als priester plaatsvervangende schaamte
en vraagt het moed om zomaar verder te gaan. Datzelfde gevoel leeft
ook bij veel gelovigen: wat is nog de identiteit en de drijvende
kracht achter onze kerkgemeenschap? Gaat het alleen maar om een
groep van mensen die door een bepaalde ideologie wordt samengehouden
en waarvan de mankementen nu komen bloot liggen of heeft deze stichting
ook iets met God en Christus te maken en zou ons dat geloof ertoe
moeten leiden tot op het bot aan zelfkritiek te durven doen zonder
vrees zichzelf te vernietigen? Vanuit dat oogpunt krijgt de lezing
van deze zondag een bijzondere betekenis.
Handelingen 5, 27-41
Lied 368: Al heeft Hij ons verlaten
Johannes 20, 30 - 21, 22
Homilie
Tijdens het horen
van dit evangelie voelde u wellicht dat er iets niet klopte. Eerst
krijg je de indruk dat de schrijver zijn evangelie afsluit en dan
volgt toch nog een nieuw verhaal. Veel Bijbelspecialisten zijn daarom
van mening dat deze tekst een latere toevoeging is, alhoewel hij
helemaal geschreven is in de geest van Johannes.
Het verhaal begint heel anders dan de andere verrijzenisverhalen.
De verteller laat doorschemeren dat de leerlingen terug naar Galilea
naar huis en haard zijn gekeerd. Ik ga maar weer vissen
zegt Petrus. Je ziet het hem zo zeggen: thuis zittend en piekerend
over de voorbije tijd dat hij vrouw en gezin had verlaten om met
Jezus mee te gaan. Terug in de vissershutten rond het meer van Galilea
waar armoe troef was en mensen bitter morden om hun lot en de maatschappelijke
achterstand tegenover andere regios. De verteller onderlijnt
dat alles nog sterker door te zeggen dat ze s nachts gingen
vissen. Dat is wel de beste tijd om te vissen, maar wellicht bedoelde
hij het ook symbolisch. In het hoofd van de leerlingen is alles
donker. Ook het meer is vijandig en levert geen vangst. Alsof heel
de wereld tegen zit. En dan staat er dat het ochtend werd en de
verrezen Jezus oplicht in de morgenzon. Plots stoten ze op een rijke
school van vissen. Er is weer brood op tafel en leven voor een korte
tijd.
Op dat ogenblik gebeurt iets bijzonder in het verhaal. Niet Petrus
maar de geliefde leerling herkent Jezus en zegt: Het is de
Heer. Ik denk dat hier de sleutel van het verhaal moet gezocht
worden en de reden waarom iemand het nodig vond na het evangelie
nog een verhaal toe te voegen. Om dat te verhelderen moet ik nog
eest iets vertellen over het evangelie van Johannes.
Wie de auteur van het vierde evangelie is, weten we niet. Men noemt
hem Johannes, maar het evangelie is wellicht geschreven rond het
jaar 90 als Johannes of de geliefde leerling reeds gestorven is.
Toch steunt dit evangelie helemaal op wat die leerling heeft verteld
en krijgt hij in het verhaal een bijzondere plaats. Aan hem vertelt
Jezus wie Hem zal verraden. Het was de geliefde leerling die onder
het kruis stond en tot wie Jezus zei moeder zie daar je geliefde
zoon. Na de dood komt de geliefde leerling het eerste bij
het graf, maar hij laat Petrus voorgaan. En ook in het verhaal dat
we juist hoorde is hij het die Jezus het eerst herkent en zegt:
Het is de Heer. Ongetwijfeld heeft deze lieve vriend
een bijzondere plaats gekregen in het hart van Jezus en had hij
in de eerste kerk een groot gezag. Petrus daarentegen wordt in het
evangelie voorgesteld als een bange twijfelaar, een ontrouwe leerling.
In deze toegevoegde tekst wordt Petrus voorgesteld als haantje de
voorste, die in het water springt, de man van de actie, de leider
van de kerk. De geliefde leerling is echter degene die ziet en anderen
de ogen opent.
Op het moment dat deze tekst werd geschreven zijn de twee hoofdspelers,
Petrus en de geliefde leerling, gestorven. We weten ook dat beide
hun eigen geloofsgemeente hadden, de een in Efese, de ander in Rome.
Maar er is een vervreemding ontstaan tussen hun aanhangers. De kerk
van Efese voelde zich achtergesteld door die van Rome, die zich
teveel als leidster begon op te dringen. Er was wrijving ontstaan.
Vandaar dat een andere auteur van het eerste uur (bijna alle handschriften
vermelden reeds dit hoofdstuk) het nodig achtte aan dit evangelie
iets toe te voegen vooraleer de tekst naar Rome te versturen. Iets
moest rechtgezet worden over de geliefde leerling, die Petrus lang
had overleefd, en over die Petrus zelf. (cfr. J. Nieuwenhuis, Johannes
de ziener. Kok, Kampen, 2004, p. 453 e.v.)
De tekst erkent
het gezag van Petrus, maar wil erop wijzen hoe diezelfde Petrus
en ook de anderen hun geloof in de zaak van Jezus hadden opgegeven
en hoe het dankzij de geliefde leerling toch weer op gang kwam.
Hij was degene die vanuit zijn geloof en door na te denken over
dit leven van Jezus tot de overtuiging kwam dat God dit leven niet
zomaar had laten vallen in leegte. Hij was degene die plots begon
te zien dat de overdadige kracht waarmee Jezus van Nazareth had
gesproken en was opgetreden, met zijn dood niet was verdwenen, maar
terugkeerde in hem zelf, de geliefde leerling, en in de geloofsgemeente
waarvoor hij verantwoordelijk was. Indien Gods Geest werkzaam
is in deze groep, zullen mensen hem niet kunnen klein krijgen
zegt Nathanaël.
Zo groeide er een gemeenschap van heel menselijke gelovigen die
rivaliteit en verdenkingen kenden, waar allerlei beschamende dingen
in zouden gebeuren, vroeger en ook nu. Indien het inderdaad om een
gemeenschap gaat, die uiteindelijk teruggaat op Jezus zelf en de
kracht die Hij van zijn God kreeg, dan moet die gemeenschap zonder
angst zichzelf in vraag durven stellen en zich in openheid zuiveren
in plaats van vooral om zijn imago bekommerd te zijn. Zo zou ik
dit verhaal willen lezen. Als een bemoediging om in heel moeilijke
tijden een harde zuivering door te maken en tegelijk te blijven
vertrouwen dat deze gemeenschap niet steunt op menselijk vernuft
of profileringsdrang, maar uiteindelijk gedragen wordt door Gods
Geest die ons samenbrengt om als gemeenschap zijn aanwezigheid te
ervaren en te bezingen.
Groot dankgebed
Na de communie 364: Om te zien een nieuwe aarde
|