1 april 2010: Witte Donderdag
Zijn geestelijk testament
Marcel Braekers
Verhaal van de voetwassing:
Nico Ter Linden, Een koning op een ezel, p. 189
Lied 001: "Wie anders zou
de hemel dragen?"
Begroeting
Bij het naar
binnenkomen bood ik jullie water aan om de handen te wassen. Het
is een klein gebaar om dat veel krachtigere van de voetwassng in
herinnering te brengen. In een bloedheet, stoffig land is het wassen
van de voeten een bijzondere verfrissing waardoor je helemaal weer
opknapt. Dat de heer des huizes echter de plaats innam van de knecht
was een bijzonder gebaar. Jezus wilde uitdrukken dat dienaar zijn
van elkaar, niet alleen je handen maar ook je schouders en heel
je persoon inzetten voor de ander, een verkwikkende en herscheppende
betekenis heeft. Dat was de kern van zijn boodschap en volgens Hem
ook de kern van zijn Joodse godsdienst. Daarom steken wij nu ook
de kandelaar met de zeven armen aan. Hij staat symbool voor de diepere
betekenis van de Joodse Thora waarnaar ook Jezus verwijst. Deze
menorah was in de Joodse traditie symbool van de amandelboom, die
verwijst naar liefde in overvloed. De zeven armen wijzen ook naar
de toen bekende zeven planeten en omvat zo heel de kosmos. Of, zoals
geschreven in de profetieën van Zacharia (4,4) over de zeven
ogen van God waarmee Hij de mensen aankijkt en wakker schudt, verwijst
hij naar Gods kijken naar ons.
Wij steken daarom deze kandelaar aan licht voor licht en bidden
daarbij en zingend antwoorden we met refrein 139: Wees Gij het woord,
Gij de stilte
- Opdat uw vrede ons mag bewonen en wij deze kunnen doorgeven waar
vijandschap en verdeeldheid heerst
- Opdat uw onbevangen nabijheid ons zou aansporen om met een open,
onbevangen geest ons in te zetten waar leven verstart
- Opdat vreugde door ons mag stromen nu wij als ranken geënt
zijn op de wijnstok die Jezus is
- Opdat uw houding van verzoening en vergiffenis ons zou aanzetten
tot ondenkbare stappen van vergeving
- Opdat uw wijsheid ons mag bewonen en wij in verbondenheid met
heel de aarde getuigen van de diepe eenvoud die alles doordrenkt
- Opdat uw sterkte en veerkracht ons mag omhullen en voortstuwen
naar gerechtigheid en durf opdat allen tot leven komen
- Opdat uw liefde alles in allen mag samenvoegen, opdat zij ons
maakt tot onverdeelde mensen die wonen in uw licht
Gebed
Wat hier op tafel staat,
De vruchten van de aarde,
Het werk van mensenhanden,
Wij zijn het zelf.
Ons leven leggen wij voor U neer,
Houden het omhoog en vragen,
Dat Gij zelf het heiligt
En in uw licht wilt bezien.
Ons leven is gedeeld
Door Jezus, uw Zoon.
Dat wat wij zijn, wat wij doen
Ons leven hier
In brood en wijn
Naar zijn liefde mag smaken.
Wij bieden U
Ons leven aan:
Aanvaard het, houdt het vast
En kleur het met de overgave van Hem. (S. de Vries)
Verhaal van de instelling van
de eucharistie: jeugdbijbel p.105
Lied 539: Hij brak het brood
Bezinning
In een laatste
wilsbeslissing schrijft men meestal uit aan wie men zijn materieel
bezit wil overmaken. Soms voelen mensen de behoefte ook een geestelijk
testament uit te schrijven. Jung deed het op zijn 85ste om nog eens
kernachtig een synthese te brengen van zijn zoektocht naar het diepere
zelf. Schillebeeckx schreef zijn theologisch testament waarbij hij
in het licht van zijn persoonlijke levensgeschiedenis en in confrontatie
met de Romeinse curie zijn theologische visie samenvatte. De evangelist
Johannes deed ook zoiets toen hij in Jezus mond zijn geestelijk
testament legde. De tekst bevat het gebaar van de voetwassing en
daarbij aansluitend een toespraak. De kern van deze toespraak is:
als je alleen voor jezelf leeft, ben je ongelukkig. Maar er is een
kracht in jou - in je gedachten, in je meevoelen, in je engagement
die je boven jezelf optilt om brood voor elkaar te zijn,
om gekwetst en verdrietig leven op te richten. Dezelfde kracht die
Mij, Jezus, altijd vergezelde is ook in jullie. Houd je daarom voor
dit Licht, voor deze Kracht beschikbaar en je leven zal openbloeien,
wat er ook mag gebeure.
Johannes 15, 9-17
Lied 540: Brood op tafel
Groot dankgebed + refrein 134:
Laudate omnes gentes
Nu ook wij hier eten van dit
brood en drinken uit deze beker,
Willen wij onze heer en meester erkennen in Jezus uw Zoon.
Hij, meester in het dienen, in het liefhebben,
Kwetsbare lichtvlam uit uw omgekeerde wereld.
Maak ons bereid Hem te ontvangen, van Hem te leven.
Bereid om ons te làten beminnen, om te delen wat ons gegeven
is.
Als wij eten van dit brood durven
wij dan oprecht te bidden
Voor wie niets meer te verliezen hebben?
Miljoenen hongerenden, landen met grote schuldenlast,
armen ook onder ons, die niet worden herkend.
Dat wij onze ogen niet sluiten en niet willen leven als bezitters,
Maar delen van uw brood van genade.
U zegenen wij, eeuwige,
Om de genezing van ons leven,
Om de liefde, ons aangedaan,
Om de morgen, ons toegesproken.
Zo vaak zijt Gij voor mensen geweest een licht, een vuur, een
spoor.
En wanneer wij U ontbreken, uw Naam onder ons is zoekgemaakt,
Dan zijt Gij daar:
Als een lied dat niet verstomt.
Gezegend zijt Gij om Jezus Messias,
Uw geliefde,
Die de uittocht heeft volbracht, die uw woord aan mensen gestand
deed.
Hij is geworden tot ons brood voor onderweg
En met zijn leven heeft Hij onze beker gevuld. Hij is ons Paaslam
die in die laatste nacht
Een teken van blijvende liefde naliet.
Instellingswoorden
Hier vieren wij zijn dood als
een Pascha voor de Heer.
Geef ons te geloven dat, wat in liefde is gezaaid, niet verloren
gaat.
Laat uw Adem, uw Geest levenwekkend onder ons zijn,
Ons herscheppen tot kinderen van het Licht,
Die genegenheid en trouw hoog houden,
Die hun meester in het dienen blijven gedenken onder de mensen.
Als wij dan eten van dit brood
Geef ons dan ogen, God, die niemand uitsluiten.
Laat onze liefde het weerwoord zijn waar haat regeert,
Ons protest hoorbaar waar mensen worden gekrenkt.
Laten wij vertrouwen wekken waar mensen vertwijfeld zijn
Moedgevend waar zij de wanhoop nabij zijn.
Laat dit gebroken brodd niet
verkruimeld worden
In onze eigen brokken en gebreken, maar zijn kracht behouden:
Genezend, verbindend, sterkend.
Laat ons zo telkenes weer eten van dit brood
Totdat Hij komt. (naar S. de Vries)
Na de communie nr. 558: Liefde
eenmaal uitgesproken
Vrije voorbeden
Slotgebed
Niets, niets begrepen wij, niet
van dat woord
Niet van een ander woord, en niets van hem.
En toch bleven wij om hem heen, zo dicht
We konden, om de kracht die van hem uitging
Om van zijn lippen onze naam te horen,
Om wie hij was, zijn oogopslag, zijn handen.
Wij willen naast jou tronen, zeiden wij,
Wanneer je koninkrijk gekomen is.
Maar kun jij mijn beker drinken, vroeg hij.
En jij? Ik wel, ik ook. Je zult hem drinken.
Maar tronen, nee wij liggen in het gras
Met wolf en lam, in dauw, aan stromend water. (H. Oosterhuis)
Rond het altaar
- Lezing uit de profetieën van Jesaja
hfst. 53
- Zang: nr. 413: Blijf mij nabij
Als uitdrukking van Jezus
verlatenheid wordt het altaar tot een lege steen gemaakt
|