20 sepember 2009: 25° zondag :
Worden als een kind (Mc. 9, 30-37)
Marcel Braekers
Intredelied 528: "Voor
mensen kunnen spreken"
Begroeting
In zijn fascinerend boek Aldus
sprak Zarathoestra beschrijft Nietzsche op een bepaald moment
hoe de Westerse mens drie gedaantewisselingen moet doorlopen. Eerst
leeft hij als een kameel, dan als een leeuw en tenslotte als een
kind. In een vroege periode leefden mensen als kamelen, bereid om
als een lastdier allerlei op zich te nemen. Angstig om tot een eigen
opvatting te komen maar zich altijd aanpassend door zich te schikken
naar allerlei wetten en verordeningen. Toen kwam de periode van
de leeuw, die zich in de woestijn terugtrok waar hij brullend riep
ik wil, ik wil en daarbij alle hem opgedrongen waarden
afschudde.
Maar, zo vervolgt Nietzsche, de leeuw is niet in staat tot het scheppen
van nieuw leven en nieuwe waarden. Alhoewel deze fase negatief lijkt
is ze nodig opdat een derde periode kan aanbreken: die van het kind.
Onschuldig en vergeten is het kind, een nieuw beginnen, een spel,
een uit zichzelf rollend rad, een eerste beweging, een heilig ja-zeggen.
(p. 37) Het kind of de nieuwe mens zal een spontaan levend wezen
zijn, onbelemmerd door de zware erfenis van de Westerse traditie,
aldus Nietzsche. Het moet leren opnieuw oog te krijgen voor een
feestelijk leven, een leven dat gedragen wordt door een scheppende
kracht, die al levend haar waarden ontwerpt. Alleen zo bevrijden
we ons uit een teneerdrukkend nihilisme.
Zoals uit deze en veel andere teksten blijkt hoe profetisch Nietzsche
voorzag wat zou gebeuren. Na een periode waarin het gros van de
mensen had geleefd conform een voorgekauwde, christelijke identiteit,
volgens een statisch maatschappijmodel waarin elk zijn plaats hoorde
te kennen, na de periode van de verzuilde maatschappij, kwam de
tijd van het grote protest. Een woedend neen tegen alles
wat werd opgedrongen, een schreeuwend ik wil, ik wil
zonder goed te weten wat men eigenlijk wil. Ik heb de indruk dat
wij, Vlamingen, heel sterk in de fase van de brullende leeuw blijven
vastzitten (niet toevallig zingen we zolang de leeuw kan klauwen)
en dat we ons minderwaardigheids-complex maar niet krijgen afgeschud.
De vraag is wat er moet gebeuren opdat de fase van het kind kan
aanbreken. Nietzsche reageerde tegen een christendom dat volgens
hem op sterven na dood was, helemaal gescleroseerd, onmachtig om
de mens op te tillen, vandaar de terugkeer naar de meest primaire,
vitalistische krachten in onszelf.
Ook in het evangelie komt de beeldspraak
van het kind dikwijls terug. Als je niet wordt als een van
deze kleinen, zul je het rijk der hemelen niet binnengaan
zegt Jezus. En in het evangelie van vandaag omhelst Jezus een kindje
en zegt erbij: Wie een van deze kleinen opneemt, neemt Mij
op. In deze woorddienst wil ik dieper ingaan op dit beeld:
wat bedoelde Jezus en kunnen denkers zoals Nietzsche daarbij verdiepend
helpen?
Gebed om ontferming 114: "God
onze Vader wij roepen U"
Vrij naar het Aramese Onze
Vader
Bron van al wat is,
Die mij beweegt
En stroomt
In wat mij te groot is,
Voor ons mag Jij heten,
Wees dan gekend
In wie ik ben.
Open ons
Het land van je hart
Waar ieder kan wonen:
Dat onze wegen
Daar samen komen.
Voed lichaam en geest
Met wat dag voor dag
Broodnodig is.
Ontvouw ons de morgen
En draag ons
Boven alle verleden uit
Waar wij ook anderen
De toekomst hergeven.
Voer Jij ons
D waan van de dag voorbij
En maak ons doof
Voor verlokkende stemmen.
Want bij Jou weten wij
De toekomst op handen,
Ere wie ere toekomt.
(S.
de Vries, Bij gelegenheid III, p. 352)
Lied 124: "Open de woorden die geschreven staan" (herhaald
na elke lezing)
Eerste lezing: Jakobus 3, 13-18
Tweede lezing: Marcus 9, 30-37
Homilie
De vraag wie de belangrijkste
of voornaamste is was in de tijd van Jezus een overal terugkerende
vraag. De Joodse samenleving was en is tot vandaag een erg competitieve
samenleving, die veel belang hecht aan de slimste, de rijkste, de
meest culturele, enz. Zoals uit veel passages in de Bijbel blijkt
waren mensen veel bezig met rangorde. Wie zit op de belangrijkste
plaatsen bij een maaltijd? Wie zit vooraan en wie achteraan in de
synagoge? Wie neemt het woord in een rechtsgeding? Wie is de beste
leerling van de klas als Jezus heeft gesproken en krijgt de belangrijkste
plaats?
Vorige week hoorden we Jezus reeds tegen deze mentaliteit reageren
door te zeggen dat wie Hem wil volgen zijn kruis moeten opnemen.
De tekst van deze zondag gaat daarop verder: Wie eerst wil zijn
moet de laatste willen zijn en de dienaar van allen. En Hij nam
een kind, plaatste het in hun midden, omarmde het en zei: wie een
kind als dit in Mijn naam opneemt, neemt Mij op, en wie Mij opneemt,
neemt Hem op die Mij gezonden heeft.
Het Aramese woord voor kind is hetzelfde als dienaar. Kind betekent
hier: iemand, die onderaan de ladder staat, die zelf niet kan bestaan
en op jou rekent om te leven. Indien je zon kind opneemt,
neem je Christus zelf op. Het is dezelfde idee als op het einde
van het evangelie van Matteüs: Ik had honger en je hebt mij
te eten gegeven. Jezus heeft zichzelf helemaal geïdentificeerd
met de kwetsbare en zwakke. Als Hij dan zijn kruis opneemt, neemt
Hij als lijdende Dienaar het lot van deze groep mensen op zich en
helpt het te dragen.
Tegenover de competitieve maatschappij waarbij het meestal ging
om zichzelf en het verwerven van aanzien, poneert Jezus een heel
andere identiteit: de eerste moet de laatste zijn. De leerling moet
zijn kruis opnemen, wat betekent: het kruis, het onvermogen en de
kwetsbaarheid dragen van degenen die weerloos de competitieve druk
van de Joodse of ook Westerse maatschappij ondergaan. Om het met
een beeld te zeggen: worden als een kind en het kind omhelzen en
opnemen.
Jezus reikt een ander mensbeeld
aan dan op dat ogenblik gangbaar was en wel in dubbel opzicht. De
mens moet opnieuw onbevangen en open tegenover het leven leren staan,
niet gecomplexeerd door achterdocht, winzucht en concurrentie. De
nieuwe mens moet zo leren leven dat de kwaliteit van nederigheid
zich van hem meester maakt. Op dat ogenblik is hij voor een tweede
stap gereed om namelijk van binnenuit, met hart en ziel het lot
van een ander te helpen dragen.
Nederigheid is in het Latijn humilitas. In het woord zit
een ander woord humus, aarde. Nederig zijn is terugkeren naar de
aarde, je ter aarde buigen en de nederigheid van de bloemen in het
veld krijgen. Geduldig en stil worden zoals ook de aarde dat is
ondanks het gewroet en het misbruik van mensen ondergaat. Deze visie
was totaal anders dan de tijdsgeest waarin Jezus leefde.
En wat heeft het latere christendom ervan terecht gebracht? Vanaf
het moment dat het werd gepromoveerd tot staatsgodsdienst was de
nederigheid ver te zoeken. Misschien nog wel bij de individuele
leden, maar niet meer bij de instelling. De kerk kreeg een ordenende
en bewakende functie en ging op haar beurt mensen uitsluiten die
rekenden op haar erkenning. Men ging zelfs onderdrukkende regeringsregimes
in bescherming nemen, omdat men de wanorde vreesde en graag de macht
behield.
De reactie van Nietzsche was niet verwonderlijk. Het christendom
had zijn eigen God gedood en wat restte was een dogmatisch en moreel
systeem dat onrecht deed aan de concrete werkelijkheid en de gekwetste
mens. Zo kon gebeuren dat de lijdzame, zich voort-slepende kameel
zijn identiteit afwierp en hij een revolterende leeuw werd, die
niets of niemand boven zich duldde. De vraag voor Nietzsche en ook
voor mij is hoe we de weg van het kind terugvinden. Door die vraag
te stellen bracht hij de westerse mens niet alleen terug bij zijn
eigenlijke levenskracht, maar deed hij ons ongewild weer oog krijgen
voor de eigenlijke boodschap van het evangelie. (De fulminerende,
atheïstische Nietzsche bleef volgens mij heel zijn leven een
soort van religieuze profeet).
De Westerse mens en de Vlaming in het bijzonder is vastgelopen in
een blind protest. Zijn creatieve krachten halen niet de overhand
op het verlangen naar een ongestoord, luxueus leven. Wat overblijft
is heel vaak een brullen in de leegte. Vandaar het belang om terug
te keren naar deze eerste oproep van Jezus om te groeien tot een
bescheiden mens en vanuit die bescheidenheid zich ten dienste te
stellen, de ander de voeten te wassen en hem op te nemen. Op dat
ogenblik neem je Christus zelf op en verrijs je op tot een nieuwe
mens.
Groot dankgebed: Bij gelegenheid
I - refrein 123 + einde : nr. 181
Lofzang van Zacharias 790 "Gezegend
de God van Israel"
|