20 mei 2009 Hemelvaart
Afscheid en nabijheid
Marcel Braekers
Lied 368: Al heeft Hij ons verlaten
Weggaan
Weggaan is iets anders
Dan het huis uitsluipen
Zacht de deur dichttrekken
Achter je bestaan en niet
Terugkeren. Je blijft
Iemand op wie wordt gewacht.
Weggaan kun je beschrijven
als
Een soort van blijven. Niemand
Wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
Want je gaat niet weg.
(R. Kopland)
368 strofe 2
Inleiding
De dichter Rutger Kopland was verbaasd
hoe dit gedicht voor veel mensen als afscheidstekst bij een overlijden
wordt gebruikt. Hij had een heel andere situatie voor ogen dan deze
van dood en leven over de dood heen. Maar zoals zo vaak gaan teksten
een eigen leven leiden en reveleren ze voor nieuwe lezers andere
betekenissen.
Hoe nemen we afscheid, hoe verwerken we verlies en lijden? Het gedicht
dat Kopland schreef is een filosofische mijmering met verrassende
wendingen. Eerst beschrijft hij iemand, die alles achter zich laat
om elders opnieuw te beginnen. Hij trekt een deur zachtjes dicht
en sluipt weg: weg van zijn job, weg van zijn omgeving, weg van
ieder-een. Hoe zacht de deur ook dichtgetrokken wordt, toch blijft
het een breuk.
Er is ook een manier van afscheid nemen die ondanks de afstand en
de scheiding, doordrongen is van nabijheid. Je blijft iemand
op wie wordt gewacht staat in de tekst. Niet toevallig verspringt
het vers na blijft. Dat is de definitie van die weg
is gegaan: voortaan heet je iemand op wie wordt gewacht.
Want, zo vervolgt Kopland in de tweede strofe, weggaan is een manier
van blijven, van aanwezig zijn. Er is geen afscheid, omdat je op
een nieuwe manier blijft.
De situatie is heel herkenbaar voor ouders, die hun kinderen naar
het buitenland zagen vertrekken en op een heel eigen manier met
afstand en nabijheid moeten leren omgaan.
Zou het gedicht ook kunnen helpen om het feest van de Hemelvaart
van Jezus te begrijpen? Hij is zeker niet stilletjes weggeslopen
en wilde zijn volgelingen evenmin in de steek laten. Maar werd zijn
dood ook die bijzondere manier van weggaan waardoor Hij niet echt
weg is en op Hem wordt gewacht? Hoe wachtten de leerlingen en hoe
wachten wij?
Handelingen 1, 1-14
Lied 367: Uit uw hemel zonder
grenzen
Homilie
Galileeërs, wat staan jullie
naar de hemel te kijken? De vraag, die Lucas in de mond van de engelen
legt, is vreemd, want hij heeft net zijn eerste boek (evangelie)
beëindigd met een blij relaas van de Hemelvaart: Jezus zegent
de leerlingen terwijl Hij opstijgt naar de hemel. En die leerlingen
gaan blij en gelukkig naar Jeruzalem terug waar ze zich wijden aan
gebed. Waarom in het tweede boek (de Handelingen der apostelen)
een nieuwe versie van de Hemelvaart, geschreven met de uitdrukkelijke
vermaning niet naar de hemel te blijven kijken?
Het tijdsgebeuren was inderdaad sterk veranderd. Christenen hadden
het niet gemak-kelijk. Zij werden maatschappelijk achtergesteld,
soms zelfs vervolgd. Het eerste enthou-siasme was voorbij. Christenen
werden ontmoedigd, voelden zich bedreigd, merkten dat ze onderling
nogal verschilden in hun geloof. De jonge Kerk was op zoek naar
haar tweede adem. Sommigen verwachtten vurig dat Jezus vlug terug
zou komen en ver-wachtten dit moment door in gebed samen te blijven.
Anderen werden pessimistisch en geloofden dat alleen een reactie
van boven de wereld kon redden. Een fundamen-talistische, passieve
houding. De oproep van de engelen is precies hiertegen gericht:
men moet altijd zijn verantwoordelijkheid blijven opnemen.
Wat daar gebeurde is zo herkenbaar
in onze tijd. Ontgoochelingen zijn er meer dan genoeg zowel binnen
als buiten de Kerk. Tegelijk staat onze samenleving voor enorme
uitdagingen. Wanneer ik het bekijk vanuit mijn situatie van hulpverlener
dan moet ik vaststellen dat er nooit meer instanties in het leven
werden geroepen om psychische en sociale noden te lenigen. Voor
elke probleemgroep staan professioneel opgeleide hulp-verleners
gereed, alleen is de toevloed zo groot dat net als in het verkeer
elke nieuwe weg het probleem slechts uitstelt. Indien aan de basis
niets verandert, is al die goed-bedoelde hulp slechts een plaaster
op een houten been.
Mijn persoonlijke idee is dat we meer dan ooit behoefte hebben aan
een coherente visie op leven en samenleven waarin de meerderheid
zich kan herkennen. Een visie voorbij concrete godsdiensten en levensbeschouwingen,
die een antwoord biedt op een onhoudbare, scheef gegroeide vrijheidsdrang,
die in losgeslagenheid is ontaard. We hebben behoefte aan een handvest
waarin iedereen die met beleid en leiding te maken heeft, zich kan
herkennen. En wij christenen zouden de moed moeten hebben om in
dat opzicht een eerste stap te zetten.
De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer dacht tijdens zijn gevangenschap
door de Nazis aan een a-religieus christendom. Een christendom
dat zich van allerlei tijdsgebonden denkpatronen durfde ontdoen
om zo de zuivere intenties van het evangelie te verhelderen. (We
mogen) de geseculariseerde mens niet omlaag halen, maar hem in zijn
beste kwaliteiten met God confronteren schreef hij (Verzet
en Overgave p. 289) Hoe spreken we werelds
over God (misschien kunnen we er niet eens meer over spreken
zoals tot nu toe), hoe zijn we christen op een a-religieus
- wereldse manier? (ibid. p.234)
Om dat te realiseren denk ik dat we uit onze structuur en organisatie
moeten durven stappen om zo een gesprek met de andersdenkende aan
te gaan. Niet passief afwachtend zoals die eerste christenen in
de tijd van Lucas, maar op twee fronten agerend: enerzijds door
onszelf van allerlei ballast te ontdoen, die door de eeuwen de boodschap
hebben bezwaard en vertekend. En anderzijds door onszelf met grote
bescheidenheid in dienst stellen van iets dat we zelf niet in handen
zullen hebben.
Was het niet tekenend dat diezelfde Bonhoeffer in aan andere brief
schrijft: Ik vraag me dikwijls af, waarom mijn christelijk
instinct me vaak eerder drijft naar de mensen zonder religie
dan naar de religieuze. (Verzet en Overgave p. 235)
Alsof hij intuïtief aanvoelde dat een nieuwe tijd voor de deur
stond.
Tegenover de pessimisten en fundamentalisten plaatst Lucas een heel
andere visie. Christenen moeten anders leren wachten, anders om
zich heen leren kijken, ze moeten leren op een andere manier met
het weggaan van Jezus om te gaan. Dat is anders dan onze ouders
en grootouders met hun geloof omgingen.
Anders ook dan tijdens en na het Tweede Vaticaans Concilie toen
de Kerk zichzelf zocht te vernieuwen. We staan voor grote uitdagingen
waarbij we niet moedeloos naar boven mogen staren, maar op een vertrouwvolle
manier in bescheidenheid een nieuwe tijd moeten voorbereiden. Dat
is voor mij de boodschap van Hemelvaart en het perspectief naar
een nieuw Pinksteren.
Afsluiting van de woorddienst met lied 001: Wie anders
zou de hemel dragen"
Tijdens dankgebed 534: Gij
die boven mensen uit
Slotlied 390: Kom Schepper,
Geest, daal tot ons neer
Gebed
Gij hebt onze harten geraakt
met uw adem.
Uw heilig vuur zoekt bijons onderdak,
Een huis, een lichaam.
En waar onze nacht duister is,
Waar het wachten ons onverschillig maakt,
Daar gaat Gij als een zon over ons op.
Geef ons dan in die Geest
van de nieuwe dag:
Diepe blijdschap,
Ware wijsheid en de moed
Om getroost te leven in deze wereld.
In vertrouwen dat Gij zelf bij ons zijt,
Mét ons gaat. Amen (S.
de Vries)
|