------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




15 mei 2009: 6de Paaszondag

Dit is mijn gebod: dat jullie elkaar liefhebben

Jacques Perquy

Lied 557: “Ondenkbaar eerste liefde is uw naam”

Verwelkoming

De voorgeschreven lezing voor vandaag is van Johannes over God die liefde is, zoals we in het lied hebben gezongen. De sleutel zin luidt: ‘Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad’(15 12).

Uit de commentaren die ik bij deze tekst las, blijkt dat deze oproep tot stand gekomen is in de Joods-Christelijke gemeente van Efese die zich heeft afgescheurd van de synagoge. Het lijkt me evident, dat een verantwoordelijke van een groep oproept tot onderlinge verbondenheid. Dit is ook wat een gemeenschap sterk en authentiek maakt en waardoor de leden zich goed voelen. We beleven dit geregeld in Filosofen-fontein en dit geeft mij de nodige stimulansen om mijn geloof te verdiepen en mijn engagement en opstelling ook buiten de gemeenschap te realiseren.

Maar de tekst roept bij mij ook vragen op: elke groepsverbondenheid houdt het gevaar in van zich op te sluiten of zelfs af te zetten tegen anderen. In de mate dat een gemeenschap haar eigen identiteit sterk ontwikkelt neemt het risico toe van onverdraagzaamheid t.o.v. anderen. De verleiding is groot te menen het ware geloof in pacht te hebben (“buiten de kerk geen heil”). Dit brengt mij tot de vraag of je Johannes uitspraak ‘God is liefde’, ook kan omkeren in de zin dat waarachtige liefde van mensen ook God(delijk) is, zelfs wanneer die alszodanig niet wordt vernoemd.

Dat dit geen theoretische vragen zijn ervoer ik onlangs, tijdens een bijeenkomst van onze dialoog-groep van Marriage Encounter., toen één van de koppels voorstelde om het te hebben over geloof en wat dit voor onze relatie betekent. De vraag werd als volgt geformuleerd : 'In wat geloof ik vandaag nog en waarom?
Eens temeer ervaarde ik hoe moeilijk ik het heb met mensen die hun geloof op een andere manier beleven dan ikzelf. De lezing van vandaag roept bij mij dus de vraag op of je die ook kunt verstaan in de betekenis van het lied ‘Ubi caritas’ ‘Waar liefde is en mededogen, daar is God’. Betekent ‘God is liefde’ uit de teksten van Johannes ook ‘Oprechte Liefde heeft altijd iets goddelijks’?

Laat ons deze viering in het teken stellen van de Vader, de zoon en de geest.
Voor de keren dat we in de verleiding komen te menen en ons te gedragen als eerste en enige erfgenamen van Gods liefde, zingen we

Lied 315: “Wat ik gewild heb”

Lezing: Johannes XV 9-17

Commentaar

I.p.v. commentaar te geven bij de lezing wil ik het verhaal en een stukje brengen van een film, die wij onlangs thuis hebben bekeken: As it is in heaven.

Ik doe dit omdat hij de vraagstelling uit het begin van de viering heel scherp illustreert : hoe Gods liefde wel degelijk ook werkzaam is buiten de (kerk)structuren.

Het verhaal gaat over een musicus die omwille van een ernstige hartkwaal zijn schitterende carrière als dirigent moet opgeven en die terugkeert naar zijn geboortedorp.

Hij komt er onder een andere naam, want zijn moeder is destijds met hem het dorp ontvlucht omdat hij er erg werd gepest. De plaatselijk dominee geeft hem ter verwelkoming een bijbel ten geschenke. Deze blijft onaangeroerd.

Eén van de leden van het kerkkoor ziet dat de inwijkeling een piano heeft en vraagt hem om het eerder zieltogend koor in handen te nemen. Na een lange aarzeling doet hij dit en neemt de leden van het koor mee in een avontuur dat ik als een liefdesverhaal bestempel : liefde in de betekenis dat je de ander de ruimte geeft en stimuleert om zichzelf te leren kennen en boven zichzelf uit te stijgen.

Hij brengt de individuele koorleden ertoe om hun eigen stemcapaciteiten te leren kennen, maar tevens om hun eigen waardigheid te ontdekken. Zijn manier van doen brengt mee dat een vrouw die door haar man wordt gekleineerd en mishandeld van hem zal weggaan. De vrouw van de dominee komt tot het besef dat zij zich heel haar leven heeft weggecijferd voor haar man en wenst dit niet langer te doen.

De nieuwe dirigent doorbreekt ook de ingewortelde mechanismen van uitstoting in de groep en in de gemeente. Zo laat hij een mentaal gehandicapte jongen meezingen in het koor. Hij confronteert de leden van de plaatselijke gemeenschap ook met hun stilzwijgende instemming of lafheid voor de gewelddadigheid van een echtgenoot of voor het pestgedrag van één van de koorleden. De aanpak van de musicus resulteert in een groeiend bewustzijn en weerbaarheid van de individuele leden en van de koor als groep, die inmiddels fors is aangegroeid. Dit alles leidt tot een conflict met de dominee die de dirigent de kerk uitjaagt, waarop de koorleden eveneens de kerk verlaten.

Het slot van de film wil ik u laten zien. Eén van de leden heeft het koor ingeschreven voor een koorwedstrijd in het buitenland. Op het ogenblik dat ze moeten optreden daagt de dirigent niet op. Buiten hun weten om heeft hij een hartaanval. U ziet evenwel het resultaat van de aanpak van de musicus.

Filmfragment

Lied 532: "Het lied van de een en de ander": een lied dat de liefdesroep van God en mens uitdrukt.

Als offerande kan, wie dit wenst, uitdrukking geven aan zijn vreugde over hoopvolle tekens van liefde die hij rondom ziet door wijn in de beker te doen. Wie bedrukt is door wat hij meemaakt kan dit uitdrukken door een stuk brood te breken. Op die manier willen we ons leven delen met elkaar. Je kan zeggen waarvoor je wijn schenkt of brood breekt of het bij het symbool houden. We zingen daarbij dan telkens het lied 412: "Wie zijn leven niet wil delen".

Groot dankgebed: Tafellied 544: “Eet en drink”

Muziek tijdens de communie: “Quand on n’a que l’amour” (J. Brel nr 6)

Slotlied575: “Vervul ons verlangen”

Geloofsbelijdenis

Tot slot van de viering lees ik voor wat ik heb neergeschreven en op de vraag ‘Waarin geloof ik vandaag nog?’

Ik geloof in de onsterfelijkheid van elke mens: de dood is niet het einde
Ik geloof in de uniciteit van elke mens. Bij de geboorte van onze kinderen overkwam mij een
     intens gevoel van geluk maar tevens van iets dat mij/ons oversteeg, een glimp van het
     mysterie dat ik, in navolging van anderen – God noem.
Ik geloof in de waardigheid van elke mens, ook in zijn kwetsbaarheid. Elke mens draagt iets
     van het goddelijke in zich.
Ik geloof in de (goddelijke) kracht die mensen – alleen of in groep – ertoe brengt om terug op
    te staan, zichzelf te overstijgen en naar anderen toe te gaan, de zorg voor anderen op te
   
nemen (en hem doet zeggen: ‘ik ben (wel) de hoeder van mijn broeder’.)
Ik geloof in God als een moreel appel aan mens en samenleving (cfr. de tien geboden); als
    ultieme verantwoording voor morele codes. God als vader en dus mensen als broeders.
Ik geloof in God als Hij die mijn diepste verlangens kan vervullen, die zin en betekenis geeft
    aan mijn leven, die mij diep gelukkig maakt (‘Zonder geloof vaart niemand wel).
Het christelijk geloof roept mij op om iedere keer opnieuw te herbeginnen; het biedt mij
    telkens opnieuw kansen . Zo bewerkstelligt de vredeswens geregeld dat ik het opnieuw
    goed wil maken.
Ik geloof in Christus als het gelaat van de mede-lijdende God .God niet als de almachtige,
    de rechter, de wreker maar Hij die aan de kant staat van de uitgestotenen: de illegalen,
    de rechtelozen,...
Ik geloof in de aanwezigheid van God waar mensen samenzijn, elkaars leven delen, elkaars
    miserie aanhoren en wanneer ze luisteren naar zijn (tegendraadse) woorden.
Ik geloof tenslotte in de barmhartigheid van de Vader bij wie ik thuis zal komen.

Muziek : Buxtehude Cantate nr6 (vanaf 5’05’’)

------