------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




19 april 2009: Beloken Pasen

Kris Gelaude

Begroeting
Lied: Psalm 150

Inleiding

‘Ik herinner me niet meer de dag waarop ik voor het eerst gevoeld heb dat niet alles onherroepelijk verloren was. Is het de glimlach van een kind geweest die me wekte of een teken van een niet gemaskeerde melancholie waar ik die niet wenste te zien? Een gevoel van verantwoordelijkheid? Had ik eindelijk de wanhoop uitgeput? (…)
Op een dag ben ik tot de ontdekking gekomen dat ik niet meer alleen een façade was. Ik bestond, ik ademde. Ik wou weer reageren op de gebeurtenissen.’

(Le temps d’un soupir, Anne Philipe).

Dit citaat vond ik in het boek ‘Het leven gaat verder, zeggen ze’. Een boek over de ontreddering, de pijn en de heropstanding van mensen, na het verlies van een dierbare. Wanneer een geliefde sterft, verandert de wereld. Of liever, er zijn twee werelden. Een vreemde wereld, waarin zoals men zegt, het leven verder gaat. En de vertrouwde wereld waarin je achterblijft, maar waar alles lijkt uiteen gevallen. De innerlijke verscheurdheid, zorgt voor een gevoel van afgescheurd zijn van al het andere.

In de verschijningsverhalen van Jezus, na zijn dood, blijven zulke pijn en diepe ontgoocheling en zelfs de vrees zeer voelbaar. De eigen opstanding van de leerlingen is een nog sluimerend en moeizaam proces. Hoeveel tijd zou er voorbij gegaan zijn, vooraleer zij die indringende ervaring van Jezus’ woord en liefde, samen met het schokkende gebeuren van zijn dood werkelijk een plaats konden geven in hun leven? Hoelang vooraleer zij in een eigen taal konden en durfden uitspreken hoe hun ogen langzaam open zijn gegaan voor dat onaantastbaar licht dat hen ervan overtuigde dat Jezus, geen dode, maar een levende was.

Het evangelieverhaal van vandaag schetst eens te meer hoe dat christelijk geloof er soms pas komt na worsteling, verzet en pijn. Maar tegelijk wordt duidelijk dat het nooit dwingend kan zijn, omdat het in alle omstandigheden wordt gedragen door vertrouwen. En niets dan vertrouwen.

Gebed

Gij hebt ons uitgedaagd
tot ongeziene verten
en aangesproken
met uw blijvende trouw.
Gij zelf zijt in ons
de adem
die ons doet volhouden.

Wek in ons
keer op keer
het lied
dat daarvan zingen wil
boven onszelf uit.
Wees de adem
van onze gezangen,
door onze tranen heen.
En laat ons niet verstommen,
wat ons ook beangstigt
en naar de keel grijpt.
Uw trouw zullen wij
ons te binnen zingen,
de lofzang om het leven,
ons gegeven door uw zoon.
                                           (S. de Vries)

Eerste lezing : Hand. 4, 32-35
Lied 21 : "Lied aan de voet van de berg"
Tweede lezing : Joh. 20, 19-31
Lied 510: "Uit uw hemel zonder grenzen"

Duidend woord

Eén van de eerste mensen die ik leerde kennen in ons dorp was Fien. Een oudere, maar tot in haar laatste dagen diep bewogen en geëngageerde vrouw. Onlangs vertelde één van haar kinderen mij over de dood van hun vader. Hij stierf plots toen hij amper veertig was. Zijn vrouw Fien bleef achter met 5 jonge kinderen en met een zaak die moest verder draaien. Haar wereld stortte in… en gedurende een aantal jaren wou Fien geen voet meer in de kerk zetten. Geen mens toen die haar ertoe kon overhalen, om die draad terug op te nemen. En toch heeft haar geloof, precies doorheen de worsteling en duisternis van die periode, zich langzaam aan ontvouwen van een naieve verwachting, tot een doorleefde overtuiging en een gelovig antwoord op het leven, waarin zij vooral ruimte leerde maken voor lijden en beproeving. Haar opstanding kwam er niet door een plots en lichtend inzicht, maar heel moeizaam, voetje voor voetje. En ik twijfel er niet aan dat haar geloof op die manier een grote authenticiteit verworven heeft.

Het paasgebeuren wist de werkelijkheid van het lijden en de beproeving niet uit. Dat spreekt ook uit de verrijzenisverhalen. Wel laat het ons proeven van de grootse ervaring die een mens kan kennen, dat hij door zijn tranen en kwetsuren heen, op een dag toch weer kan volstromen met leven. Het geloof is een genade, wordt gezegd en toch betekent dat niet dat het als regen uit de hemel valt. Ik ben zelfs geneigd te denken dat geloof dat geen vragen stelt, dat geen twijfel kent, dat nooit in verzet komt of doorheen geen enkele crisis is gegaan, een diepere levenskracht blijft missen. Met de grote en uitbundige geloofszekerheden, die boven alles staan, heb ik het altijd moeilijk gehad. Ze leiden vaak tot sublimatie, waardoor de menselijke weg die Jezus zelf gegaan is en het directe van zijn levensboodschap, niet meer gezien wordt. Het gevaar op die manier blind te blijven voor de alledaagse nood die moet gelenigd worden, is niet denkbeeldig. Wie onder ons heeft het al niet meegemaakt dat in mooie bewoordingen over graf en lijden heen gepraat wordt. En hoeveel onzin is er de wereld al niet ingestuurd, in naam van God, terwijl aan de menselijke ontbering en ellende wordt voorbijgegaan.

Misschien is de nuchterheid waarmee Thomas, in het evangelieverhaal van vandaag reageert op de geestdrift van de medeleerlingen, wel ingegeven door dit soort overwegingen. Misschien wijst zijn kritische bevraging niet zozeer op ongeloof, maar veeleer op een ernstig en hartsgrondig zoeken naar een duurzame betekenis van alles wat Jezus gezegd en gedaan heeft. De houding van Thomas kan er juist op wijzen dat hij als gelovige binnen de tastbare werkelijkheid van deze wereld wil blijven staan. Liever dan zich vast te klampen aan een mooi, verheven beeld, dat enkel blijft voorbehouden aan die kleine en intieme kring van ooggetuigen…

Het is ontegensprekelijk waar dat wij tot op vandaag, het geloof te danken hebben aan de krachtige begeestering van mensen die alles deden vanuit dat innerlijke visioen van de overwinning van de dood en omdat zij rotsvast geloofden dat liefde sterker is dan wat ook. Het is zelfs een wonder dat die bewogenheid zo blijft verder gaan. Dat er nog steeds mensen zijn, zoals Oosterhuis het zeer dichterlijk zegt, die ‘gaan waar geen weg is/ en met iets op hun lippen bijna onhoorbaar/ en met licht in hun hoofd/ dat de aarde verandert.’

Maar het is ook goed, misschien noodzakelijk zelfs, dat er steeds weer mensen opdagen, gelijkgestemden van Thomas, die zeggen : ‘Wij willen zien ; eerder geloven wij niet’, omdat zij zich geen geloof van mooie woorden willen laten aanpraten. Geen geloof dat niet oog in oog durft staan met de menselijke verwondingen en dat niet de wil heeft om eerst die pijn te verzachten. Of een geloof dat zich afzijdig houdt van allerlei dodende toestanden in deze wereld. Mensen als Thomas zorgen voor ontnuchtering. Maar tegelijk blijven zij eraan herinneren dat het lijden pas een andere gedaante kan aannemen of betekenis kan krijgen, mits de lotsverbondenheid van wie geloven ver genoeg gaat. Want het licht van pasen is er slechts dankzij die onvermoede, goddelijke bron, maar het zijn telkens weer mensen die het zichtbaar helpen maken.

Offerande
Tafelgebed
Onze Vader
Communie
Lied 507: Dat wij vol stromen

Slotbezinning

Paaslicht
boort zich met onvermoede kracht
doorheen de kilste nevels.
Doet mensen,
stomgeslagen en gekruisigd,
toch een spoor ontwaren
in de schemer rond het graf.
En niemand hoeft
ten dode opgeschreven.

Open je ogen.
Durf je toevertrouwen
aan het kleinste teken.
Ijsbloemen die verdwijnen.
Voorzichtig leven, duizendvoudig,
dat de aarde open breekt.
Een lied tot in de hoogste takken
over vrijheid, schoonheid.
Woorden, herinneringen
die opnieuw gaan spreken.
Mensen die opstaan,
eeuwig herbeginnen,
wegen zoeken naar elkaar.
En af en toe verwonderd vragen :
‘Was Hij het niet,
zoals Hij met ons sprak ?’
                                        (Kris Gelaude)

------