2 november 2008 : Allerzielen
Marcel Braekers
Openingszang 622: De
heiligen ons voorgegaan
Inleiding
Omgeven door de prachtige kleuren
van de herfst wandel ik door het domein. De bladeren beginnen zich
op te stapelen, je kan er prettig met je voeten door waden. De dagen
neigen naar grijs en mistig zodat het vroeg donker wordt. In en
om ons heen wordt het stil. Mijmerend keer ik terug naar mijn oorsprong:
naar de plaats waar ik ben geboren, naar de mensen die er vertrouwd
aanwezig waren. Ik ga naar het graf van mijn ouders, ik ga een groet
brengen aan het graf van mijn vroegere pastoor vanuit de zekerheid
dat niemand in deze dagen nog aan hem zal denken, terwijl hij zoveel
jaren er voor anderen was. Ik denk aan de velen die hier in de kapel
ooit kwamen bidden en met wie we lief en leed deelden. Vreemd genoeg
zijn het ook de momenten dat ik denk aan de vele kinderen die hier
werden gedoopt, alsof leven en dood tezamen horen in een eindeloze
cirkel van de eeuwige terugkeer. Het zijn dagen van weemoed, die
ik als een mantel om mij heen heb geslagen. In naam van die dierbaren,
voor alle naamlozen en ook voor ons die met hen zijn verbonden wil
ik zingen: en dat ik dit was en geen ander. Heer, neem het
aan.
Nr 416: Wat ik gewild
heb, wat ik gedaan heb
Gebed
Draag de namen die wij noemen
Eens en altijd
Aan uw hart:
Dat geen mens ooit dieper valt
Dan de holte van uw hand.
God bewaar hen.
Laat ons bidden hun een licht zijn,
Dat hen leidt voorbij het donker.
God bewaar hen want
Zij zijn toch in uw liefde gelijst.
Bewaar hen, God
Om de eindeloze trouw van uw naam. (naar S. de Vries)
Apokalyps 21, 1-7
Muziek
Thalita koumi : Een
fragment uit Schaduwkind van P.F. Thomése, p. 80
Lied 653: Zij die stom
zijn, ver heen, koud
Homilie
Gisteren citeerde Lut een stukje
uit het boek Derniers fragments d'un long voyage van de Zwitserse
schrijfster Christiane Singer. Het waren zinnen die ze schreef in
het aangezicht van de dood:
Wanneer er niets meer overblijft
is er enkel nog de liefde. Alle dammen breken. Men verdrinkt, men
gaat volledig onder. De liefde is geen gevoel. Ze is de essentie
van de schepping. Ik geloofde dat liefde verbondenheid is, maar
ze gaat veel verder. We moeten ons zelfs niet verbinden: we maken
allen deel uit van elkaar.
Ik vond dit een prachtige gedachte
die men misschien alleen kan zeggen vanuit een mystieke gegrepenheid
of in het aangezicht van de dood. Zichzelf los maken van alle banale,
alledaagse zelfingenomenheden om zo deel te worden van een groter
geheel. Of sterker nog: om geënt te raken op de bron van alle
leven. Misschien leren we het in begenadigde momenten of in het
aangezicht van de dood, dat het echte leven, het niet meer aan mij,
aan deze plaats en tijd gebonden leven, een eeuwig geschenk is dat
maar zijn voltooiing vindt als we het teruggeven. Hier en nu inkeren
in zijn eigen grond of later misschien terugkeren naar de aarde
om er in een moederlijke bodem opnieuw gebaard te worden in een
onverwoestbare eeuwigheid.
Is het dat niet dat we in deze dagen vieren, waarbinnen we de herinnering
aan geliefden nabij brengen en waarbij we hopend uitzien naar Hem
die zei: 'Ik zal er zijn.'
Groot dankgebed: S. De Vries,
Bij gelegenheid, I p. 318
Na de communie 649
Slotgebed
Nu de dagen van
onze geliefden
in het land der levenden zijn voltooid,
en hun adem naar U is teruggegaan,
laten wij hen los
om hun lichaam in de aarde te zaaien
en hun leven te leggen in uw handen.
Nu in ons midden
hun stem tot zwijgen is gekomen,
zingen en bidden wij
uit dankbaarheid om wat ons altijd van hen zal blijven,
uit verdriet om wat wij voorgoed verloren.
Bevestig Gij het werk van hun handen
en tel hen bijuw heiligen
die rusten van hun arbeid. (naar S. De Vries)
|