22 juni 2008: 12e zondag
Kerk en sacrament
Marcel Braekers
Intredezang 642: Wij
zoeken U als wij samenkomen
Begroeting
Reeds meerdere weken worden in
de liturgie fragmenten uit de zendingsrede van Matteüs voorgelezen.
Het is er de kerk veel aan gelegen dat elke gelovige beseft dat
hij of zij een dienst binnen de grote gemeenschap heeft te verrichten,
elk volgens eigen begaafdheid en mogelijkheden. Gerlinde verwoordde
het vorige week mooi vanuit de idee van zelfontlediging. We worden
geroepen om zoals Jezus een stuk onszelf prijs te geven in dienst
van de gemeenschap.
En toch zit er een addertje onder het gras, want tegelijk met de
aansporing is er ook een beknotting, die doorheen vele eeuwen is
gegroeid. Bijna alle taken werden aan priesters of religieuzen toegekend.
Alle sacramentele heilsbemiddeling, om dat zware Schillebeeckx-woord
maar eens te gebruiken, gebeurt via de priester. Sinds Vaticanum
II, maar vooral, sinds die priesters binnenkort een kostbare zeldzaamheid
worden, is men zich gaan vragen stellen bij deze evolutie.
In het avondprogramma voor volgend jaar voorzie ik een gespreksavond
rond de brochure van de Nederlandse dominicanen over Kerk
en ambt. Specifiek gaat het daarin over de mogelijkheid dat
elke locale gemeenschap haar voorganger kan aanwijzen, die dan door
de handoplegging van de bisschop deze aanstelling ontvangt. In dat
kader dacht ik dat het misschien niet slecht is om eens wat langer
stil te staan bij de sacramenten in het algemeen.
Wat is de betekenis ervan? Waarom slechts 7 en geen 100? Waarom
zijn ze bijna allemaal aan de priester toevertrouwd? Zo immers groeide
een ongezond klerikalisme, maar ging men ook belangrijke aspecten
van het geloof verengen of miskennen. De geschiedenis kan ons hierbij
belangrijke dingen leren.
Ik geef slechts enkele voorbeelden. In de eerste periode van de
kerk was op bedevaart gaan een sacrament. Zieken bezoeken of armen
uit de nood helpen waren sacramenten. Ik maakte het deze week nog
mee dat een vrouwelijke pastor in de parochie wel een zegening over
de zieke mocht uitspreken, maar geen zalving mocht toedienen. In
de discussie achteraf stelde ik de vraag of het eigenlijke sacrament
noch de zegening of de zalving was, maar het bezoeken. De manier
waarop dit gebeurde, het meeleven en troosten zijn volgens mij het
echte doorgeven van Gods nabijheid, terwijl het ritueel dit gebeuren
enkel maar komt thematiseren en versterken. Maakte u het zelf trouwens
niet enkele weken geleden mee toen tijdens mijn vakantie enkelen
van u voor zijn gegaan in deze samenkomst?
We moeten m.a.w. leren om op een nieuwe manier over de heiliging
van het leven na te denken en over de plaats die we daarbij aan
de sacramenten en aan de bedienaars toekennen. Dat is een langzame
weg die we hebben te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat men ook anders
over de evolutie van de kerk zou spreken, want nu gebruikt men steevast
enkel een gequantificeerd criterium: het aantal deelnemers aan de
zondagsviering en het aantal priesters.
Luc Versteylen schreef daarover een mooie lezersbrief aan De
Standaard. Ik citeer:
Zelden is er zon nood
geweest aan zegeningen en zaligsprekingen op de wondermomenten
van het leven als in deze zekerheid-en-wijding-zoekende tijden.
Om iemand te zegenen moet je toch geen priester zijn?.
.
Laat de bladeren van een vroeger kerkgebeuren dan al gevallen
zijn, de knoppen van een nieuwe kerkbeleving zijn alom te ontwaren.
Waarom nog langer zitten treuren op de oevers van een stroom waarvan
de bedding zich heeft verlegd?
Ik heet in deze viering ook
de gemeenschap van Jabbok-Herentals van harte welkom.
Voorbedenzang 109: Uit
naam van de wereld
Gebed
Gij hebt onze harten
geraakt met uw adem. Uw heilig vuur
zoekt bij ons onderdak,
een huis, een lichaam.
En waar onze nacht
duister is,
waar het wachten
ons onverschillig maakt,
daar gaat Gij
als een zon over ons op.
Geef ons dan
in die Geest
van de nieuwe dag:
diepe blijdschap,
ware wijsheid
en de moed
om getroost te leven
in deze wereld.
In vertrouwen
dat Gij zelf
bij ons zijt,
mét ons gaat. (S.
De Vries)
Inleiding op de lezing
Van alle huwelijken die ik moet
inzegenen wonen 9 op de 10 koppels reeds een hele tijd samen. De
meeste kinderen die ik moet dopen zijn minstens een half à
één jaar oud. Wanneer mensen stervende zijn en in
coma besluit men vaak om niet de ziekenzalving toe te dienen, maar
een zegening uit te spreken. Wat leren ons deze veranderingen?
Allereerst dit: dat een sacrament geen automatisme is dat zich los
van de mens voltrekt, maar de uitdrukking van iets dat reeds lang
leeft. Een huwelijk drukt in symbolen en in een ritus uit wat men
reeds een hele tijd met elkaar beleeft. Een doop gebeurt niet binnen
de eerste week, snel in het ziekenhuis uit angst voor de dood, maar
drukt de verwachting en de dromen van de ouders uit en hun verbondenheid
met familie en vrienden. Sacramenten nemen m.a.w. de reeds bestaande
beleving op en druken ze op een gecondenseerde manier uit via een
ritueel.
De spontane verschuiving die daarachter zit is dat het leven op
zich heiligend is en we via onze rituelen deze heiliging nog eens
extra onderlijnen. Zonder het te beseffen keren we daarmee terug
naar de vroegste kerkelijke gebruiken voordat men de belangrijke
momenten van het leven ging toespitsen op enkele belangrijke momenten
en deze ging wettisch maken en clericaliseren.
Lezing uit de Handelingen
van de apostelen 8, 26-40
Lied 610: Hoort hoe
God met mensen omgaat (verzen 1-2/ 10-13)
Homilie
Het woord 'sacrament' komt van
het Latijnse 'sacramentum' dat op zijn beurt een vertaling is van
het Griekse 'mysterion'. Mysterion betekende: datgene wat verborgen
is of geheim en door mensen niet wordt gezien. Gods plan met de
wereld was mysterie, evenals de werkzame aanwezigheid van de Geest
van Jezus in de eerste christenen.
De eerste christenen kenden geen sacramenten in de betekenis zoals
wij die kennen. Wel kwamen ze samen om maaltijd in Jezus' naam te
houden. Ze doopten ook waarbij het doopsel de betekenis had van
instemming met de verkondiging die men had gehoord. Belangrijk was
ook de handoplegging waardoor men zich als herboren voelde dankzij
de Geest die ook Jezus had bezield. Ook profeteren, de gebedssamenkomsten
of genezing door handoplegging hadden een sacramentele betekenis.
Het waren allemaal inwijdingen in het grote mysterie van de gemeenschap
met God in Jezus.
De eerste teksten van het Nieuwe Testament en van de eerste kerkleraren
waren praktische teksten, die verwoorden wat men beleefde. Zo schrijft
Cyprianus van Carthago: Toen mijn vroegere levenswijze was
weggewassen door de doop werd mijn hart vol van diepe rust en geluk.
Naar mate de tijd vorderde en het contact met de eerste kerk verloren
ging, gingen theologen niet meer de beleving beschrijving, maar
zochten ze in de Bijbelse teksten naar een theologische fundering
door de sacramenten terug te brengen tot wat Jezus deed. Daardoor
verschoof het accent van beleving naar regels bij het voltrekken
van de ritus.
Over een periode van enkele honderden jaren evolueerde zo het doopsel
van een eenvoudig bad tot een heel ceremonieel en werd de maaltijd
tot een uitgewerkte eucharistische liturgie. In plaats van een inwijding
in Gods geheim met de wereld werden de sacramenten tot noodzakelijke
rituelen om verlost te worden van de staat van zondigheid waarin
de mens verkeerde. Voortaan ging men in Griekse begrippen op een
abstracte manier omschrijven wat verlossing betekent en hoe de ritus
daarbij noodzakelijk is.
Een belangrijk begrip in dat verband was dit van 'het zegel' of
'het merkteken'. Zoals schapen een brandmerk kregen waardoor de
eigenaar ze altijd herkende, of zoals soldaten een brandmerk kregen
zodat ze niet meer konden vaandelvlucht plegen zo dacht men ook
over sommige sacramenten. Ze brachten een eeuwig merkteken te weeg
waardoor de aard van de mens veranderde. Voortaan was je ziel fundamenteel
anders dan daarvoor. Zoals ook het brood en de wijn fundamenteel
van substantie veranderde. Wat merk je? De symbolische taal maakt
plaats voor een metafysische en allerlei uitingen die ooit een sacramentele
waarde hadden zoals op bedevaart gaan, koorgebed en meditatie, het
verzorgen van zieken en helpen van noodlijdenden, het aansteken
van een kaars tot sacramentalia werden, tweedehands sacramenten.
Nog een stap verder was dat men de sacramenten als noodzakelijk
ging zien. Of sterker nog: in de tijd van Augustinus en de discussies
met allerlei ketterse bewegingen ging men spreken van het 'ex opere
operato'. Hoe de toestand van de bedienaar ook is, hoe de ingesteldheid
van de ontvanger: indien het ritueel wordt uitgevoerd heeft de heilsbemiddeling
plaats.
Tenslotte, en dat is een logisch gevolg, ging men het toedienen
van die sacramenten aan specialisten toevertrouwen, aan priesters
die als vertegenwoordigers van de kerk via handoplegging van de
bisschop macht ontvingen om deze taak uit te voeren.
In de eerste periode was men vooral bezig met de initiatie en waren
doopsel, handoplegging en eucharistie belangrijk. Later kwam de
belijdenis van zonden erbij en de zegening van de zieken. Het is
pas in de twaalfde eeuw dat Petrus Lombardus voorstelt om te spreken
over 7 sacramenten en dat een hele theologie ontstaat rond dit getal
7.
Dit overzicht is natuurlijk grof en zelfs eenzijdig. Misschien wekt
het ook de indruk dat de historische evolutie alleen maar negatief
was. Dat wilde ik niet beweren. Wel kan ons deze evolutie iets leren
als we vandaag opnieuw nadenken over de heiliging van ons leven,
over de manier waar wij op een verfrissende manier opnieuw kunnen
ingeleid worden in 'het mysterie van God en de wereld'. Wat met
het Tweede Vaticaanse Concilie is begonnen, moet verder op een rustige
worden uitgediept rekening houdend met de nieuwe situatie waarin
wij 50 jaar later staan. Maar daarin moeten we durven vertrouwen
op de werkzame aanwezigheid van Gods Geest en de wijsheid van velen
die reeds jaren allerlei diensten in onze kerk verrichten.
Groot dankgebed
Na de communie nr. 190: Groter dan ons hart
|