30 maart 2008 : 2° Paaszondag
Geloof en twijfel van Thomas
Marcel Braekers
Openingszang 500: Christus
is verrezen
Begroeting
Gij die vreest en twijfelt,
herken uw Heer en Heiland. Of tussen jullie veel zijn, die
door vrees zijn bevangen, weet ik niet. Twijfelaars zijn er genoeg,
denk ik. Vandaag, tweede paaszondag, staat een figuur in het centrum,
die in dezelfde hoek staat en in de loop van de geschiedenis met
de meest uiteenlopende kenmerken werd beladen: Thomas ook Didimus
genaamd. Jaren lang was hij de ongelovige Thomas, tegenwoordig zien
sommige hem als het prototype van de westerse scepticus, die alleen
maar bereid is te geloven als dat geloof en die verrezen Jezus in
zijn kraam passen, weer anderen noemen hem een voorbeeld van een
kritische gelovige, die niet zomaar accepteert wat anderen vertellen,
maar vragen durft stellen bij zo'n moeilijk thema als verrijzenis.
Wie is hij dan wel?
Je voelt aan de vele, verschillende percepties dat je tegelijk de
vraag moet stellen: wie ben ik? Welke zijn mijn gevoeligheden en
hoe zou ik omschrijven wat geloven is en welke plaats open blijft
voor vragen en twijfels?
Lied: "Wees Gij het Woord,
Gij de vreugde.
Gebed
U, die wij aanspreken als
Licht, als Waarheid en Leven,
Leer ons geloven in Hem
Die wij nooit hebben gezien
Maar die ons nabij wil zijn als geestkracht,
Als een tochtgenoot die met ons mee trekt.
Mocht de Geest die Hij over de leerlingen blies
Ook ons bezielen en inspireren.
Mochten wij zo durven leven
Dat we ademen en zijn in Hem
En ons hart brandt van verlangen.
Lied 112: Zingt van
de Vader, die in den beginne de mensen schiep
Inleiding op de lezing
In mijn homilie in de paasnacht
heb ik een vrij radicaal standpunt ingenomen door alle verrijzenisverhalen
als geloofsverhalen te bestempelen en woorden als het lege
graf, het verrezen lichaam, de wachters
bij het graf of het zien als beeldtaal te begrijpen,
die ons iets willen meedelen dat heel belangrijk is, maar aan alle
ervaring ontsnapt. Ik heb het gevoel dat alleen een duidelijke interpretatie
de weg vrij maakt om op een andere, hedendaagse manier te spreken
over verrijzenis als een ervaring van overgave hier in dit leven
en over de dood heen. Vandaag wil ik op die weg verder gaan bij
het lezen van de verrijzenisverhalen in het evangelie van Johannes.
Johannes is opvallend sober als hij spreekt over de verrijzenis
en heeft daarbij altijd een concrete bedoeling. Hij heeft slechts
drie zorgvuldig geselecteerde verhalen.
- In het eerste verhaal gaat het over Petrus en de geliefde leerling,
die naar het graf rennen. De geliefde leerling komt het eerste aan,
maar laat beleefd de trage Petrus voorgaan. Johannes wil echter
geen verhaal over hun fysieke conditie brengen, want we weten dat
deze geliefde leerling de stichter van de Johanneïsche gemeente
is. De evangelist wil met zijn verhaal verduidelijken dat deze geliefde
leerling de eerste en belangrijkste getuige is, maar dat Petrus
in de jonge kerk reeds heel vroeg als primus inter pares wordt gezien.
- In het tweede paasverhaal verschijnt Jezus in de tuin aan Maria
van Magdala. En daarmee wil Johannes zeggen dat in de nieuwe tuin
van Eden een nieuwe schepping is aangebroken met een nieuwe Adam
(Jezus) en een nieuwe Eva (Maria).
- En ten slotte is er dit verhaal waarbij Jezus over de leerlingen
blaast, zoals eens bij de schepping God in klei levensadem blies.
Via Thomas wil Johannes erop wijzen hoe belangrijk het lezen van
de Schrift is om tot geloof in Jezus te komen. We beluisteren nu
eerst dit verhaal.
Johannes 20, 19 31
Lied 504: Licht dat
ons aanstoot in de morgen
Homilie
Toen ik dit evangelie in stilte
las, vroeg ik mij af wat misschien de ware toedracht van het verhaal
zou kunnen zijn, voorbij de gelovige inkleding in beelden van die
tijd. Ik dacht, rekening houdend met de kleine aanwijzingen in de
tekst, dat het misschien als volgt is verlopen. Het was zondagmorgen
(de eerste dag van de week) en dus kwamen de gelovigen zoals gebruikelijk
samen om te bidden, misschien reeds om maaltijd te houden. Bij het
uitspreken van de vredeswens aan elkaar moet er iets bijzonder zijn
gebeurd. Plots had men het gevoel dat Jezus niet dood en vergeten
was, maar aanwezig in de vrede en liefde waarmee men elkaar bejegende.
Blijkbaar raakte iedereen in een uitgelaten stemming en riep men
dat Jezus was verrezen en voelbaar aanwezig in het leven van de
gemeente.
Maar iemand moet enkele samenkomsten
hebben gemist en stelt enkele weken later met verbazing vast hoeveel
charismatische opgewektheid er leeft. Thomas is verbaasd en stelt
een vraag, die voor de latere theologie van groot belang zal blijken
te zijn: stel dat Jezus is verrezen, gaat het dan om dezelfde persoon
als diegene die heeft geleden en is gestorven? In beeldende taal:
draagt de verrezen Heer de littekens van zijn lijden en dood?
De twijfel van Thomas krijgt daarmee een officiële plaats in
het geloof van de eerste traditie. Niet toevallig vermelden alle
vroege handschriften dit moment van twijfelend vragen. Het hoort
wezenlijk tot ons mens-zijn. Dankzij de twijfel en zijn vragen is
Thomas op zoek naar wat verrijzenis echt betekent. Is het een daad
van God waarin het aardse leven is opgenomen en geheiligd en waarbij
ook de menselijke overgave van belang is, of staat het er los van?
De vraag is van bijzonder belang voor Johannes en voor ons. En het
antwoord is: de verrijzenis is geen natuurlijke voortzetting alsof
het leven uit zichzelf eeuwig zou zijn. Het is anderzijds ook niet
een bevlieging van een almachtige God, maar vindt haar aanzet in
het leven dat wij hier en nu leiden, in het leven van Jezus en in
dat van elke mens.
Het gaat uiteindelijk om de samenwerking tussen onze overgave en
vertrouwen aan het leven en het scheppend handelen van Gods onvoorwaardelijk
liefde. Een leven na de dood is er niet automatisch voor gelijk
wie, maar is een samenspel van goddelijke scheppingskracht en menselijke
hoop en vertrouwen. Zo valt het te begrijpen dat Jezus voor de komende
generaties tot Thomas zegt: Gelukkig
zijn zij die zoveel tijd later (Johannes schrijft zijn evangelie
rond het jaar 90 à 100) door het lezen van de getuigenissen
over Jezus tot geloof komen. Via zijn woorden en daden ontdekken
ze de aanzetten van een leven voorbij alle dood en doodsheid. Vanuit
dit leven hier en nu en vanuit het vertrouwen dat je daarbij hebt
in God gaan we misschien iets van de verrijzenis vermoeden.
Thomas is inderdaad de kritische gelovige, die door zijn vragende
bekommernis een link legt tussen het aardse leven van Jezus en zijn
leven over de dood. Vandaar dat Johannes zijn evangelie besluit
met die onvoorstelbare belijdenis die niemand voor hem heeft gezegd:
Mijn Heer en mijn God. Daarmee besluit Johannes zijn
magnum opus. De eerste woorden waren: 'In het begin was het Woord'
en hij eindigt met iemand die vanuit het lezen van dat Woord met
hart en ziel belijdt: Hij is mijn Heer en God.
Maar Johannes wilde nog iets meer zeggen. Thomas noemt, Didimus,
tweelingbroer. Van wie was hij de tweelingbroer? Bijna alle exegeten
zijn het erover eens dat die andere helft jij en ik zijn, de latere
lezers van dit evangelie. Johannes hoopte dat wij door het lezen
van zijn tekst tot eenzelfde overgave zouden komen en dat wij in
die overgave een ervaring zouden krijgen van de overwoestbaarheid
van het leven en van de liefde.
Groot dankgebed: Wees
hier aanwezig (W. Vandevelde)
Na de communie 503: Gij
zijt voorbijgegaan, een steekvlam in de nacht
|