|
16 maart 2008: Palmzondag
Jeruzalem, jij stad van God
Marcel Braekers
Lied
521: “In ’t laatste van de dagen zal het zijn”
Inleiding
In
de oude catechismus stond de vraag: waar is God? En het antwoord
was: in de hemel op aarde en op alle plaatsen. Maar is dat antwoord
wel juist? Zat daar niet een achterhaald zekerheidsdenken achter:
God is overal en op elk moment bereikbaar. Vanuit een hedendaags
aanvoelen zou ik eerder zeggen: Hij woont alleen daar waar mensen
ruimte voor Hem maken. Hij woont alleen waar solidariteit heerst,
waar mensen bedachtzaam ruimte scheppen om menswaardig te leven.
Waar mensen wachten en hopen vanuit onmacht en ellende. Of zoals
Oosterhuis zo prachtig dichtte en we net zongen:
“In ‘t laatste van de
dagen zal het zijn
dat zwaarden worden omgesmeed tot ploegen,
je leert de oorlog af, je snoeit je wijnstok
en strekt je in de schaduw van je bomen.
En niemand schrikt meer wakker in de nacht
en niemand vreest nog voor een nieuwe morgen.”
Niet
meer wakker schrikken in de nacht, omdat je zonder vorm van proces
door militairen kunt opgepakt worden, neerzitten onder je olijfboom
die het hele jaar door vruchten geeft. Het zijn utopische beelden
van waarachtig leven. God kan slechts daar wonen waar deze droom
in niet aflatende kracht wordt verwoord en een stukje gerealiseerd.
Zo had de God van het Oude Verbond zich reeds geopenbaard: als
een God die oproept tot niet aflatende verantwoordelijk-heid.
Dit beeld van een ethische God werd nog radicaler door Jezus van
Nazareth. Het gebaar tijdens het laatste avondmaal waarbij Hij
zijn leerlingen de voeten waste, is van een aangrijpend kracht.
Het gaat om meer dan iets doen voor elkaar, meer dan een roep
om gerechtigheid, meer dan welk principe. Het is een gebaar waarbij
iemand uitstroomt, mateloos wegvloeit in dienende aandacht. De
ethiek waar Jezus voor staat is niet een waarbij ik van de ene
dag op de andere beslis iets voor de armen te gaan doen (en ook
weer ophoud als ik het genoeg vind), maar waar ik, voorbij de
macht van mijn ego, uitstroom in mededogen. Het ging om een heilige,
vibrerende energie die moest loskomen en het hart van iedereen
beroeren. Deze hartstochtelijke rechtvaardigheidsdrang en unieke
gedrevenheid zullen we in deze dagen meemaken. Vandaag op Palmzondag
begint deze weg met een groepsmanifestatie van landlozen en verpauperden
die hopen in Jezus een stem te hebben gevonden, die hen weer uitzicht
geeft. Door met palmen in processie naar voor te komen drukken
we onze solidariteit uit met allen die strijden, die lijden om
een menswaardig bestaan.
Matteüs
21, 1 – 11
Wijding van de palmtakken
God van leven
Gij laat uit dorre winter en harde grond
Helder groen, nieuwe lente opschieten.
Zegen (+) deze altijd groene palmen
Zegen hen die ze straks een plaats geven in hun huis,
Op hun land, de wegen die ze gaan.
Zegen allen in wiens naam wij Jezus begroeten en die
In dit teken van leven en vrede willen geloven.
Zegen hen, waar ter wereld, opdat hen leven toestroomt in overvloed:
Gij Vader, Zoon en heilige Geest.
Palmprocessie
Inleiding
op het evangelieboek
Nadat
Jezus door veel mensen juichend is binnengehaald, spreekt Hij
zijn bezorgdheid uit over de toekomst van Jeruzalem.Deze stad
die haar eigen profeten doodt en geweld op geweld stapelt. Het
stuk uit het lijdensverhaal schreef Matteüs na de catastrofe in
70 toen de Romeinen de stad volledig verwoestten en plat brandden.
Matteüs zat als bekeerde Jood met een onvoorstelbaar zware vraag:
vanwaar die ondergang? Had God voorgoed zijn volk verlaten en
was dit haar straf? Of stond men aan de grens van een heel nieuwe
tijd waarbij een Romeinse landvoogd Jezus naar zijn autoriteit
vraagt en de religieuze leiders van zijn volk Hem uitspuwen. Alle
traditionele gezag lijkt op de helling te komen. Het geweld is,
zoals zo dikwijls in de geschiedenis, de laatste stuiptrekking
van een in elkaar vallend regime. Vechtvliegers hangen in de lucht.
In Brazilië hangen ze scheermesjes aan de staart van de vlieger,
in India smeren ze de draad met een pasta van glassplinters in.
De bedoeling is de vliger van de ander neer te halen. Onze vlieger
is tegen de grond gegaan. Maar het herdenken van een drama gebeurt
vanuit de overtuiging dat geweld en vernedering niet het laatste
woord hebben.
Matteüs
27, 11 – 54.
Lied
412: “Jezus, om uw lijden groot”
Homilie
Jezus
laat zich meevoeren door een enthousiaste menigte van landlozen,
daklozen, les sans papiers, iedereen die niets meer te
verlizen had en hoopte op een nieuwe tijd. Maar wellicht waren
er ook dromers bij, mensen dei verontwaardigd waren over de verwaterde
levensstijl. Een korte tijd gonsde de stad van hoop. Maar al vlug
sloeg het weer om in rellen, arrestaties en nieuw geweld. Jezus
was bezorgd om deze stad en haar toekomst. En terecht.
In
zijn gesprek met Wim Kayzer zegt Jehudi Menuhin:
Sinds de stichting van
de staat Israël hebben de joden hun onschuld verloren. Tot ze
een staat stichtten, hielden de joden zich werkelijk aan de tien
geboden; ze doodden niet, ze waren eerlijk en zorgden goed voor
hun familie. Maar de staat Israël heeft zich onmiddellijk het
recht toegeëigend dat elke staat claimt, namelijk het recht om
te doden. ,,, Ik had liever gezien dat er geen joodse staat was
gekomen, maar dat de joden over langere tijd naar dat gebied geïmmigreerd
waren, dat ze de goede wil en gastvrijheid van de Arabieren hadden
gerespecteerd, en dat die op hun beurt hun voordeel hadden gedaan
met wat de joden brachten. ,, De joodse missie zou moeten zijn
om de wereld te bewijzen dat Jeruzalem een stad van vrede kan
worden, in plaats van een stad van opoffering. ,, Pas als beide
partijen durven te zeggen: 'Laten we elkaar omhelzen en wat we
hebben met elkaar delen, laten we de wereld veranderen', dan zou
Israël werkelijk het beloofde land zijn. (W. KAYZER, Het boek
van de schoonheid en de troost, VPRO, p 326)
In
dezelfde geest sprak ook E. Levinas over Jeruzalem. Voor hem ging
het niet om de geografische stad, maar de utopische plek, de niet-plaats,
waar alle volkeren zouden thuis komen. Het joodse volk heeft volgens
hem de taak om los te komen van plaats en heimat en de wereld
een boodschap van vrijheid te brengen. Maar waar staan we nu?
Zou het kunnen dat Jezus eenzelfde droom had over deze stad en
over zijn volk? Droomde Hij van een nieuwe tijd, een nieuwe kijk
op de God van zijn volk, een nieuwe verbondenheid tussen mensen?
Bedoelde de evangelist Johannes dit toen hij nadrukkelijk schreef
dat Jezus herhaaldelijk tussen de gehaatte Samaritanen verbleef?
En was het verhaal van Lucas over de Syro-Fenisische vrouw een
aanduiding dat Jezus een universele liefde preekte en droomde
in de lijn van Jesaja dat eens alle volkeren zouden aanzitten
aan eenzelfde tafel en elkaar het heil zouden toewensen?
Deze droom heeft Hem echter het leven gekost, maar zijn leven
werd inspiratie voor zovelen om in elke tijd en voor elke generatie
een weg van leven en vriendschap te banen.
Voorbede
+ refrein nr. 193: “Keer U om”
God van levenden,
ontferm u over uw mensen die ernstig te lijden hebben
onder geweld en onderdrukking,
mensen wier toekomst wordt afgenomen,
mensen op de vlucht,
mensen in ademnood.
Wees er voor hen, God, en geef dat
anderen opstaan en solidair worden
ten einde toe.
God van levenden,
ontferm u over uw mensen die getroffen worden door ernstige ziekte,
mensen die oog in oog met de dood komen te staan.
Wees er voor hen, vooral wanneer de angst hen overvalt;
wees er wanneer de eenzaamheid te zwaar en niet te dragen valt.
Houd hen vast en wil hen bewaren door alles heen,
ten einde toe.
God van levenden,
ontferm u over uw mensen, hier verzameld.
Geef ons de kracht en de moed
om ons te laten binnenvoeren in het lijden van anderen;
dat wij ons laten raken,
opdat wij in eerbied en zachtmoedigheid
verbonden mogen blijven, waarheen de weg ook leidt;
dat wij solidair leven door alles heen,
ten einde toe.
(M.J. Janssen en G. Zuidberg; Voor het luiden van
de klok, p.102-103)
Mag ik u uitnodigen om recht
testaan
om aan God en elkaar zegen te vragen en zegen te geven.
Enige, onnoembare, God van
leven,
Gij die liefde zijt, sterker dan de dood,
zegen en behoed ons, sta op in ons denken en doen.
Beziel ons hart en geweten
dat wij mensen van hoop en vrede mogen zijn
in het spoor van Jezus, de opstandige opgestane
zegene ons daartoe God die wij mogen noemen:
Vader, Zoon en Heilige Geest.
|
|