------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




2 september 2007: 22° zondag

– over bescheidenheid (Lc. 14, 1.7 – 14)

Marcel Braekers

Openingszang 1: “Heerlijk is het te loven de Heer”

Inleiding

Het christendom is eeuwen lang vertekend geweest door een moraal waarbij mensen werden aangespoord om zich klein te maken, niet te protesteren, te dragen en te verdragen. Nietzsche ging tegen dit soort christendom heftig tekeer, omdat hij het schijnheilig en onmenselijk vond. De Dionysische mens, waar hij zo van droomde, leeft vanuit een basisvitaliteit, een oerdrang naar leven waarbij hij alles wat het christendom als waarde poneert omver blaast, omdat hij het als een huichelende en onterechte dwangbuis ervaart die het leven enkel maar verschraalt. Nietzsche’s kritiek is een enorme uitdaging niet alleen voor het christendom, maar voor elke ethiek die vertrekt vanuit een vooraf vastgelegde waardestructuur.

Ik merk ook in mijn therapeutische praktijk hoe mensen zich dikwijls bevrijd voelen en hoe anders en oprechter ze gaan leven als ze de beknellende normen en waarden van hun gezin van herkomst kunnen afschudden. Ik weet wel dat het tegelijk een hele opgave is om vervolgens te ontdekken hoe men wel wil leven, binnen welke begrenzingen men voortaan zijn leven wil uitbouwen. Maar ik geloof dat onze totale persoon zoiets als een innerlijk kompas heeft dat aangeeft wat waardevol en opbouwend is en wat niet. Ik noem dit de impliciete wijsheid van ons lichaam, dat in zijn totaliteit meer dan mijn Ik weet en dat aanvoelt wat het beste is en zo van onderuit zijn eigen waarden ontdekt. De kunst bestaat er vooral in om dit kompas zo zuiver mogelijk te beluisteren en ernaar te leven.

Waarom vertel ik dit alles? Omdat Jezus in het evangelie van vandaag de leerlingen aanspoort tot nederigheid: ‘Als je naar een feest gaat, ga dan niet op de beste plaatsen zitten daarbij het risico lopend dat je moet afzakken omdat iemand die belangrijker is binnenkomt.’

Je kunt de passages bijna niet tellen waar altijd diezelfde teneur terugkeert. “De grootste van u moet dienaar van allen zijn.” “Wie niet wordt als een kind kan het rijk der hemelen niet binnen gaan.” “Armen geeft hij overvloed en rijken stuur hij heen met lege handen.” En dan is er nog dat uitzonderlijke symbolische gebaar in die laatste nacht toen Jezus de voeten van de leerlingen waste. Je kan er gewoon niet omheen: voor Jezus was nederigheid en bescheiden dienstbaarheid iets fundamenteel waarbij zijn overtuiging stond of viel.

Maar nederigheid ligt heel dicht bij vernedering en hoewel er fundamenteel van verschillend moeten we opletten niet in het tegendeel te vervallen. Want vernedering is een ongewilde ontmenselijking, dikwijls opgedrongen door sociale en economische ongelijkheid. Bescheidenheid daarentegen is een vrijwillige keuze die begint bij een diep respect of ontzag voor iets dat groot en mooi is. Bij dat onderscheid had ik in deze viering willen stilstaan.

Gebed

Gij die voor ons licht en ruimte zijt,
Voor uw aanwezigheid buigen wij ons neer
Want uw liefde en nabijheid overtreft alles
Wat deze wereld ons kan geven.
Maak ons hart geschikt om open
En ontvankelijk te zijn voor alles wat
Kwetsbaar en onaanzienlijk is, o God.
En dat wij zo meer en meer mogen gelijken op Hem
Jezus, uw geliefde kind en onze broeder,
Hij die zichzelf ontledigde en eerste der mensen werd.

Lied 109: “God onze Vader, wij roepen U”

Inleiding op de lezingen

Acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf schrijft Paulus. Je moet daarbij bedenken dat in de Romeinse en Helleense wereld van die tijd men iemand als een zwakkeling beschouwde als hij zich zo gedroeg. Tegen die tijdsgeest in komt Paulus in zijn brieven herhaaldelijk op deze deugd of levenskwaliteit terug en werd ze het hart van zijn verkondiging. Want ook de grondhouding van Jezus was er een van bescheidenheid en eenvoud, van zich leeg maken om overstroomd te worden door Gods kracht.

Eerste lezing: Filippenzen 2, 1 – 11.

Lied 410: “Christus, de gestalte van God, beeld en gelijkenis van Zijn heerlijkheid”

Tweede lezing: Lucas 14, 1.7 – 14

Homilie

Een oude rabbijn lag ziek in bed en kreeg bezoek van zijn leerlingen. Zij hielden lange fluistergesprekken waarin ze zijn weergaloze deugden bejubelden.
Sinds Salomo was niemand zo wijs als hij’ zei de een. ‘Zijn geloof was minstens even groot als dat van Abraham’ zei een ander. ‘En zijn geduld evenaart dat van Job’ zei een derde.
De rabbijn was rusteloos. Toen de leerlingen vertrokken waren vroeg zijn vrouw hem of hij al die lofprijzingen had gehoord.
‘Ja’ zei de rabbijn, ‘Waarom ben je dan zo kribbig?’ vroeg zijn vrouw.
‘Mijn nederigheid, zei de rabbijn verongelijkt, niemand heeft één woord gezegd over mijn nederigheid.’ (Uit: Het gebed van de kikker, door A. De Mello, Lannoo, Tielt, 1996, 93.)

Over nederigheid nadenken wordt bemoeilijkt door de vele ervaringen van vernedering die velen hebben ondergaan: als kind op school, als volwassene op het werk, sociaal als je geen job hebt of van links naar rechts wordt gestuurd, geen enkele waardering van hoger geplaatsten krijgt, enz. “Vertrouw nooit iemand die nederig spreekt, want hij liegt,” schreef Multatuli.

Ik heb altijd de idee gehad dat je bescheidenheid en eenvoud (om eens andere woorden te gebruiken) niet bewust kunt nastreven. Wie zich voorneemt om zo te zijn vervalt automatisch in huichelarij, omdat hij op een ongezonde manier met zichzelf bezig is. Eenvoud is een surplus dat iemand overvalt, die zich in dienst stelt van iets groter.

Het evangelie van deze zondag geeft daarover een mooi voorbeeld. Het verhaal speelt zich af rond een feesttafel. Vorige zondag was de tekst geëindigd met de uitspraak: “Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aan tafel genodigd worden in het koninkrijk van God.” (Luc. 13,29) Vandaag en ook volgende zondag staat de maaltijd als symbool voor het waarachtige leven. Jezus is uitgenodigd bij een vooraanstaande farizeeër. Hij is blijkbaar niet alleen want de high society van het dorp heeft er zich verzameld. Iedereen staat op zijn strepen en blijkbaar is de rangorde van rustbedden strikt vastgelegd. Als Jezus dit merkt geeft Hij eerst de goede raad om op een feestelijke samenkomst helemaal onderaan te gaan liggen en niet met blozende kaken te moeten meemaken dat je in rang moet afzakken. Dus ga je best op de laatste plaats zitten, zegt Hij. De raad heeft nauwelijks iets met bescheidenheid te maken, maar lijkt op een geraffineerde manier om in de belangstelling te staan. Vandaar dat Jezus een tweede stuk toevoegt aan zijn belering. “Als je een feestmaal geeft, nodig dan niet je vrienden en familie uit, maar armen, kreupelen en blinden, die je nooit iets kunnen teruggeven.” Dat is volgens Jezus echte bescheidenheid. Ik vind de uitspraak bijzonder boeiend, alsof Jezus wil zeggen: slechts door je belangeloos in dienst te stellen van iets maakt bescheidenheid zich van je meester.

In het latijn spreekt men over humilitas. Daarin zit het woord humus of aarde. Wanneer Mozes of Elia God nabij weten buigen ze in eerbied naar de aarde. Toen de drie vreemdelingen bij Abraham op bezoek kwamen, boog hij voor hen. En het voorbeeld van Jezus zelf was nog het meest sprekend toen Hij tijdens de laatste samenkomst zijn kleed opschortte en neerboog om de voeten van zijn leerlingen te wassen. Bescheidenheid is een onverdiende toegift voor wie zich ten dienste stelt.

Daarom staat deze kwaliteit zo centraal in de leer van Jezus en Paulus. Paulus schreef: “Jezus Christus klampte zich niet vast aan een opgeblazen grootheid zoals Adam of dé mens meestal doet. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf aangenomen.” Vanwaar had Hij toch die kracht of dat vermogen om zich zo onbekommerd in dienst te stellen?

Mensen die veel hebben geleden of in hun leven door een enge tunnel zijn moeten kruipen, zijn dikwijls meer bescheiden, meer begripvol dan anderen. Alsof ze door ervaring gelouterd bedachtzamer worden, meer ruimte laten om dingen te laten gebeuren. Je ontdekt deze kwaliteit ook bij wie zich jaren in dienst stellen om armen, kreupelen en verblinden te verzamelen en zo in de praktijk het koninkrijk van God nabij halen.

“De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid” schrijft Paulus (Galaten 5, 22). Laten wij bidden dat die Geest zich ook van ons zou mogen meester maken.

Dankgebed 140
Na de communie 609: “Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld”

Psalm 131 – een pelgrimspsalm

Heer, niet trots is mijn hart,
Niet hoogmoedig mijn blik,
Ik zoek niet wat te groot is
Voor mij te hoog gegrepen.

Neen, ik ben stil geworden,
Ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
Als een kind is mijn ziel in mij.

Israël, hoop op de Ene,
Van nu tot in eeuwigheid.

------