13 mei 2007 : 6de paaszondag
Over verrijzenisgeloof, christen- en vredebeleving
Sabine Van Huffel
INTREDELIED: “Uit vuur
en ijzer”
Als wij als ouder of als
verantwoordelijke in een bedrijf (manager, projectleider,…)
op reis moeten gaan en onze kinderen en medewerkers een tijd
moeten achterlaten, dan zorgen we ervoor dat alles zo goed
mogelijk geregeld is. We laten briefjes na met hints, maken
een schema op wat er allemaal dient te gebeuren, en laten
ook adressen of telefoonnummers na waar we te bereiken zijn
om te vermijden dat er iets mis zou lopen. Hetzelfde gebeurt,
zij het op meer emotionele wijze, als een terminale patient
de dood voor ogen ziet en zijn definitief heengaan zo goed
mogelijk wil voorbereiden met zijn familie en vrienden. En
hoe zal onze kapelgemeenschap reageren als Marcel om welke
reden ook Filosofenfontein moet verlaten? Moeten we ons daar
ook niet zo goed mogelijk op voorbereiden, zoals Marc Van
Tente ons suggereerde tijdens zijn bezoek aan onze kapelgemeenschap
een paar jaar geleden? Nu we komende donderdag Jezus’ Hemelvaart
vieren en over twee weken Pinksteren doet Jezus eigenlijk
ook zoiets: hij bereidt zijn leerlingen voor op zijn vertrek,
en hij belooft hen ook een `helper’ te sturen in de persoon
van de Heilige Geest. En om die gave ook zelf te kunnen ontvangen,
en steeds meer mens te zijn die leeft vanuit Gods werking
in ons doen en laten, beginnen we met een gebed van Moeder
Teresa om ons hart te openen voor Gods Geest.
GEBED van moeder Teresa
(zie Onderstroom, Handboek voor gebed 2, Carmelitana,
p. 70-71)
Jezus bereidt zijn leerlingen
voor op zijn nakend vertrek opdat ze zonder zijn fysische
aanwezigheid toch in zijn tegenwoordigheid, zijn Geest,
kunnen blijven verder leven. Dit doet hij in een lange afscheidsrede
tijdens het Laatste avondmaal, een rede die we terugvinden
in het Johannesevangelie en waaruit we vandaag een stukje
selecteren.
We zijn vandaag de zesde paaszondag. Jezus is weg, verrezen.
Hoe gaan wij met Jezus’ woorden om? Wat betekenen ze voor
ons als christen? Hoe proberen we ze te beleven in ons beroep?
In ons gezin? In ons dagelijks leven? We lezen een stukje
uit de afscheidsrede van Jezus uit het Johannesevangelie
en blijven staan bij enkele kernzinnen.
EVANGELIELEZING Johannes
14, 23-29
23 Jezus gaf hem ten
antwoord: `Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord
ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen
we bij Hem ons verblijf gaan houden.
24 Wie Mij niet liefheeft, neemt mijn woorden niet ter harte.
Het woord dat jullie horen, is echter niet mijn woord, maar
dat van de vader die Mij gezonden heeft.
25 Dat is het wat Ik jullie te zeggen had, nu Ik nog bij
jullie ben.
26 De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden,
zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten:
Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd
heb.
27 Vrede laat Ik jullie na, mijn eigen vrede geef Ik jullie,
een andere dan de wereld te bieden heeft. Je moet je dus
niet zo laten verontrusten en de moed niet verliezen.
28 Je hebt gehoord wat Ik zei: niet alleen dat Ik heenga,
maar ook dat Ik bij jullie terugkom. Als jullie Mij liefhadden,
zou het jullie met vreugde vervullen dat Ik heenga naar
de Vader, want de Vader is groter dan Ik.
29 Ik zeg het jullie dus nu al, voordat het zover is, dan
zul je, als het zover is, geloven.
BEZINNING
Als een dierbaar familielid
sterft, gaat dat met nogal wat emoties gepaard. Men spreekt
woorden uit van afscheid zoals: "We zullen aan je blijven
denken, je bent wel weg maar blijft in ons hart vlakbij".
Men haalt zich de woorden en daden voor de geest en probeert
die in eigen leven voort te zetten, soms zelfs tot in de allerlei
details. Typische uitspraken worden opgehaald, allerlei spullen
worden bewaard. Hoe dierbaarder iemand was, des te langer
zal men dit volhouden. Terwijl wij hier bijeen komen doen
we zoals met onze dierbaren. We roepen Jezus’ woorden en daden
op en proberen die opnieuw gestalte te geven in ons leven.
Mensen die zelf alles gedaan hebben om deze bijzondere mens,
Jezus, levend te houden – denk maar aan Martin Luther King
en moeder Teresa -- kunnen ons hiertoe inspireren en voorleven.
Maar hoe doen we dit? Vanuit welk verrijzenisgeloof? Hoe maak
ik dit concreet in eigen leven?
Laten we even stilstaan bij de kern van ons verrijzenisgeloof.
Verrijzenisgeloof is het samenvloeien van 2 energieën. De
eerste heeft alles met God te maken: Gods Liefde is levensenergie,
verrijzenisenergie. De tweede energie heeft alles te maken
met de wereld. Hier zegt verrijzenisgeloof dat er altijd licht
is, altijd een open deur langswaar een mens licht, waarheid,
schoonheid,… kan zien, zelfs voor mensen die geestelijk verminkt
zijn, hulpeloos,…. Er is altijd een open deur, zoek die open
deur in de ander! Het is vanuit zuivere liefdesenergie (die
liefde die we in ons diepste ervaren omdat God ons bewoont)
dat verzoening, vrede,.. het leven van een mens kan binnenstromen,
zelfs als alle energie uit die mens verdwenen is. Verrijzenis
kan je NU reeds concreet beleven in elke levengevende ontmoeting,
waarin God een mens weer levend maakt, en reikt veel verder
dan geloven dat er leven is na de dood….
LIED 503: “Gij zijt
voorbijgegaan”
Maar hoe beleef ik dit
geloof in mijn Christen-zijn? ``De diepste wezenheid van
een gelovig mens’’, zo schrijft Manu Verhulst, ``is juist
dat besef dat God in ons en door ons bezig is met zijn schepping.
God is niet ginderachter of ginderboven. God is in ons binnenste
als een kracht, een scheppende kracht die mensen beweegt tot
een harmonisch samenleven. Hij is de aandrang, wij mogen het
waarmaken. Wij horen in het evangelie dat God in ons woont,
dat wij ons mogen koesteren aan zijn aanwezigheid en deelhebben
aan die spiraal van liefde. Maar wat zijn die woorden waard?
Is dat alleen sfeerschepping? sentiment? Wat die woorden echt
waard zijn moet blijken uit onze daden’’. 'Als iemand mij
liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden', hoorden we in
het evangelie. ``Het enige waarmerk van ons gelovig zijn’’
– als ik Manu Verhulst nog eens mag citeren-- ``is de manier
waarop wij onze verantwoordelijkheid opnemen. En dat is een
hele opgave, misschien een bovenmenselijke opgave in extreme
omstandigheden als een genocide. Maar in een ingewikkelde
maatschappij als de onze, is dat ook niet simpel, zij het
dan ook minder spectaculair. Christen zijn, met God gestalte
geven aan de wereld van morgen, kan doodeenvoudig betekenen
: niet frauderen ook niet van de belastingen, niet profiteren
ook niet van een verzekering of van de ziekenkas, en ook niet
van een werknemer. Christen zijn, dat is geen zwart werk doen
of laten doen en ga zo maar voort. Andersdenkenden kunnen
en zullen ons nooit verwijten dat we christen zijn, maar wel
dat we 't niet genoeg zijn. Christen zijn is dat stapje verder
gaan dan de verplichting : dat is in deze prestatiegerichte
maatschappij aan de kant van de zwaksten gaan staan’’, de
ander centraal stellen en niet het eigen profijt. In een onderwijsomgeving
betekent dit concreet dat we ons doel primair leggen in de
ander en het als een opdracht beschouwen de ander maximale
ontplooiingskansen te geven, ongeacht geslacht, leeftijd,
afkomst, … zodat de ander in zijn opdracht (studie, werk,
onderwijs, onderzoek) maximaal creatief mag zijn tot verrijking
van zichzelf, zijn omgeving en de maatschappij.
In mijn job als rectoraal adviseur gelijke kansen en diversiteit
beleef ik dit concreet als volgt. Het behoort tot mijn taak
om acties voor te stellen om de instroom, doorstroom en uitstroom
van bepaalde doelgroepen zoals allochtone studenten gevoelig
te verbeteren. Die acties kan ik mooi optekenen in een globaal
plan, puntsgewijs uitvoeren maar zolang ik deze acties uitvoer
als iets uitwendig aan eigen persoon, zolang ik mezelf niet
leg in deze taken, beleef ik mijn christen zijn niet echt.
Wanneer ik echter aangegrepen wordt in persoonlijke contacten
en concrete ontmoetingen door positieve waarden die ik ontdek
in hun anders zijn, .. word ik van binnenuit geappeleerd,
wordt mijn eigen drijfveer, mijn diepste ik plots verbonden
met deze doelgroep en ga ik mij van binnenuit inzetten en
engageren om de voorgestelde acties uit te voeren. Dit engagement
van binnenuit kleurt mijn job en openbaart Christus’ werking
in mij, het sterkt mijn dynamisme en drijfkracht en laat me
toe mijn christen zijn ten volle te beleven. Doorheen die
aaneenschakeling van telkens opnieuw van binnenuit geappeleerd
worden en hierop ingaan, trekken we een spoor in ons leven,
Jezus achterna.
Onze wereld heeft nood aan dergelijke mensen die hun omgeving
op die manier een meer menselijk gelaat geven. Zij appeleren
immers de binnenkant van iedere mens, het mooiste in zichzelf,
en tonen een ideaal christelijke weg naar een maatschappij
waar iedereen gelijke kansen krijgt, waar verschillen welkom
zijn, waar iedereen respect heeft voor elkaars eigenheid,
waar iedere mens mag zijn zoals hij is, kortom een ideaal
christelijke gemeenschap.
Toch blijft het moeilijk om deze vorm van christen zijn 100%
te beleven. Laat me enkele voorbeelden geven uit onze leefwereld.
We beweren als instelling of bedrijf dat gelijke kansen en
diversiteit een beleidsprioriteit is,maar is dit ook zichtbaar
in de budgetbesteding en de prioriteiten die ze legt wanneer
budgetten gehalveerd worden? We beweren gemakkelijk oog te
hebben voor de minderheden in de maatschappij maar als we
iemand willen aanwerven doen we geen moeite om te recruteren
in deze minderheden-milieus of schuiven de dossiers van mensen
met vreemde namen opzij. Als lesgever willen we onze colleges
niet aanpassen indien slechtzienden of doven komen opdagen.
Als een school of een ziekenhuis zich christelijk wil noemen
zal dat op de eerste plaats moeten blijken in de zorg en de
tegemoetkoming die zij besteden aan diegenen die hun rekening
niet kunnen betalen. De grote vraag voor de kerk van morgen
is niet of er nog priesters of religieuzen zullen zijn. De
enige vraag, de vraag waar het op aan komt, is of er nog christenen
zullen zijn die zodanig leven vanuit Gods aanwezigheid dat
het ook zichtbaar wordt in de wereld. In hoeverre zijn wij
bereid ons te willen laten beroeren door Gods Geest om zulke
christenen te worden?
BEZINNINGSMUZIEK
GROOT DANKGEBED: “Groter
dan ons hart”
VREDESWENS: duiding
vanuit het evangelie.
In het evangelie hoorden
we Jezus zeggen: “Vrede laat ik jullie na”. Welke vrede bedoelt
Jezus hier? Het gaat hier om een existentiële vrede, het duurzame
besef altijd bemind te zijn. ``Mijn sjaloom geef ik u’’, zegt
Jezus waarmee hij bedoelt: God geeft me uit zichzelf die duurzame
onderlaag waarop mijn leven zin heeft, waarop ik mag uitgroeien
tot een vredig mens. En om die vrede in eigen hart te bewaren,
mogen we zijn wie we zijn! Dit is de vrede die Jezus ons in
het evangelie belooft en die alles te maken heeft met verrijzenisgeloof,
het geloof in die nieuwe nabijheid van de historische Jezus
onder ons. Niet de vrede van de wereld, die meer lijkt op
de wapenstilstand, waarbij mensen zich terugtrekken op hun
eigen terrein, beducht blijven voor de aanval van de ander.
Maar de echte vrede die kan ontstaan als mensen elkaar de
ruimte gunnen om anders (zichzelf) te zijn, en als ze in hun
eigen handel en wandel rekening houden met wat voor de ander
echt belangrijk is. Zo'n levenshouding roept vrede op, niet
alleen binnen de kerk en tussen de kerken, maar ook in onze
gezinnen en samenleving. Moge die vrede met ons zijn!
COMMUNIELIED Zoals
ikzelf gezonden ben, zo moet ook Gij …
BEZINNINGSTEKST:
Vandaag vieren we Moederdag en bij deze gelegenheid willen
we alle moeders onder ons een warm hart toedragen in een korte
bezinning.
Moeder zijn is het
wondere begin van elk leven dragen.
Het hart zijn in een harde wereld.
Open oog voor nood aan tederheid en liefde.
Bron van begrip en geborgenheid,
attentie voor het kleine en het goede in de mens,
uitgestoken hand voor de vader,
kloppend hart voor het zoekende kind,
reddingssloep voor velen,
troost en steun voor zieken en eenzamen.
Eenvoudig goed zijn, steeds gereed zijn,
nooit moe zijn, liefde en geluk geven.
Bloem zijn gedurende het leven,
dat is: moeder zijn.
|