Viering 6 augustus 2006
De tien bevrijdende woorden
Jacques Perquy
Muziek: Fiocco nr 12
Lied: nr 642: “Wij zoeken U” (strofen 1-3)
Inleiding
De viering van vandaag
gaat over de tien bevrijdende woorden van de Sinaï. In mijn
en wellicht ook uw kindertijd spraken we over de tien geboden.
Er zijn twee aanleidingen
om hierover een viering op te zetten: een leuke en een minder
leuke.
- De leuke is de herinnering
aan een recente reis naar de Sinaï-woestijn in Egypte. Ik
wilde het Catharinaklooster bezoeken, gebouwd rond het braambos
waar Mozes zijn eerste ontmoeting had met de onzegbare. Ik
was er mij niet van bewust dat het braambos aan de voet ligt
van de berg waar Mozes de goddelijke ingeving kreeg van de
tien geboden. De berg noemt nu ‘de Mozesberg’.
- De echte reden om een
viering te houden over de tien geboden zijn de uitingen van
geweld en normloosheid die onze samenleving de laatste tijd
dooreen hebben geschud. Ik heb dan – wellicht samen met vele
anderen – het gevoel van ontreddering : waar moet dit eindigen?
Vroeger zei men van daders van dergelijke wandaden: “die kennen
God noch gebod”.
In een lezenswaardig vraaggesprek in de Knack van vorige week
zegt strafpleiter Jef VERMASSEN het op een andere manier:
“De grens van het kwaad wordt nog iedere dag verlegd”.
Ik zou jullie vandaag willen meenemen in enkele gedachten
over de samenleving en over God en gebod daarin.
Laat ons ook vandaag geïnspireerd
worden door de Vader, de zoon en de heilige Geest.
Gebed
Gij die niemand naar
de ogen ziet
Die door geen geld, geen offers om te kopen zijt,
En die u door geen lied misleiden laat
Maar die ons ziet zoals wij zijn
Die ons gebiedt en smeekt
Van u te zijn, uw beeltenis, uw zoon,
Uw rechterhand die doet wat moet gedaan
Die ons gebiedt en smeekt
De vreemdeling te geven brood en kleding
Die hoopt dat wij met onverhuld gelaat
Uw licht weerkaatsen
Die ons tot spiegel slijpt
Waarin uw toekomst zichtbaar wordt
Gij die ons hebt gezocht
Toen wij niet naar u zochten
Die nog dagelijks uw afkeer overwint
Uw woede temt, uw trots aflegt,
Uw hart tot mededogen buigt,
U omkeert naar ons toe
Gij die ons met uw ogen vangt
Gij die ons vraagt:
Wie ben je? Wil je? Kom dan.
Belijdenis
De diepste kwetsuren in
elke mens zijn de uitstoting, de uitwisselbaarheid, de nutteloosheid,
in één woord de zinloosheid van het bestaan. Van de verloren
zoon is geschreven dat hij ‘doelloos leefde in een ver land,
waar niemand hem nog kon bereiken’. Allen worden we geconfronteerd
met dergelijke kwetsuren hetzij dat we die opdoen hetzij dat
we er getuige van zijn of zelfs daar een actieve bijdrage
toe leveren.
Laat ons hier en nu plaats
maken voor elkeen in deze gemeenschap met zijn zorgen en pijn.
Lied nr 416: “Wat ik gewild heb”
Lezing: Exodus XX 1 -21
Inleiding
De tekst van de tien geboden
komt in de bijbel terug op meerdere plaatsen. Allen gaan terug
op dezelfde gebeurtenis m.n. de uitvaardiging door Mozes van
de tien geboden.
Mozes is op tachtigjarige leeftijd (er is nog toekomst voor
de ouderen onder ons) op weg met een ware volksverhuizing:
600.000 (de tekst zegt: vrouwen en kinderen niet meegerekend…)
die als slaven leefden in Egypte. Het gaat om een massa mensen
bestaande uit verschillende stammen die van over heel Egypte
kwamen.
Ze zijn door de Rietzee
gevlucht, aan hun achtervolgers ontkomen en terechtgekomen
in de rotswoestijn van Sinaï, gekend terrein voor Mozes want
hij hoedde er decennia lang de schapen van zijn schoonvader.
Heel die massa verblijft aan de voet
van de berg Herob – de berg van God –
De beschrijving van de
ontmoetingen van Mozes met God geven uitdrukking aan het huiveringwekkende
dat verbonden is met wat de mens overstijgt. De ontmoetingen
gaan gepaard met donder, bliksem en mist en met levensbedreigingen
voor wie God te nabij komt, zelfs de priesters moesten zich
gedeisd houden…
Daarin drukken de Joden uit dat naast
het ervaarbare en het kenbare zoals de tien woorden, er steeds
iets is dat ontsnapt aan alles en waarvoor men alleen ontzag
kan opbrengen.
De kern van het gebeuren is m.i. :
een charismatische leider – door God geïnspireerd – staat
voor de opgave om van deze ongeordende massa één volk te maken;
die het samenleven mogelijk moet maken in bijzonder moeilijke
omstandigheden.
Het verhaal lijkt heel
erg op de recente geschiedenis van Zuid-Afrika waar een eveneens
oude en charismatische leider voor de opdracht stond zijn
volk na het apartheidsregime te loodsen naar een nieuwe samenlevingsordening.
Laat
ons luisteren naar de uitvaardiging van de tien geboden die
een morele code en een juridisch kader zullen vormen (gevolgd
door talloze regels en voorschriften) voor het Joodse volk.
Lezing
Commentaar
1. Wellicht roept de lezing
ook bij u verre herinneringen op aan de Mechelse catechismus
en het opdreunen van de tien geboden in het derde leerjaar.
Jaren diende dit als een soort checklist om individuele tekortkomingen
op het spoor te komen die stof leverden voor de individuele
biecht. God was dan de toekijkende, beoordelende en bestraffende
God.
Tegenover die beklemmende
tien geboden (overigens meer verboden), is er sprake van bevrijdende
woorden om het samenleven van mensen mogelijk te maken en
te houden.
Tegenover het elk voor
zich en de verdeeldheid tussen de stammen brengt Mozes een
beweging op gang van samenhorigheid. Hij legt de grondbeginselen
voor een menswaardige samenleving. Hij maakt van een massa
een volk, van een meute een gemeenschap. De tien woorden beschermen
de kwetsbare domeinen van een samenleving: leven, bezit, seksualiteit,
taal en waarheid.
Het gaat wel degelijk om bevrijding uit de chaos.
Het is niet langer de wet van de sterkste die heerst, niet
langer de eindeloze spiraal van wraak of het volksgerecht
die zegevieren.
2. De tien woorden van
de Sinaï maken deel uit van de thora, heel de wetgeving en
de vele regels en voorschriften die Mozes heeft uitgevaardigd.
Voor de Joden is dit de kern van de bijbel en ook voor de
huidige conservatieve Joden vormt de thora de grondslag voor
het burgerlijke recht. Voor elke vorm van samenleving is het
onontbeerlijk om leefregels uit te denken en toe te passen.
Op wereldvlak zijn om die reden de mensenrechten tot stand
gekomen. Deze kwamen er op basis van overleg, onderhandeling
en overeenkomst: een ‘contrat social’. Het gaat om mensenwerk
dat dan ook door sommigen als niet afdwingbaar worden beschouwd,
getuige de discussie met o.m. de moslims over bepaalde grondrechten.
De vraagstelling wat de
ultieme verantwoording is van normen kwam onlangs aan de orde
in de discussie over de Europese grondwet. Sommigen vonden
dat er moest verwezen worden naar God en de Joods-christelijke
traditie, terwijl onder druk van de laïcité elke mythische
grondslag werd geweerd.
Ten tijde van Mozes was het evident dat wat het individu oversteeg
aan God werd toegeschreven.
3. Bij het begin van de
viering had ik het over het gevoel van normloosheid in brede
delen van de samenleving. Ik heb het niet zozeer over individuele
wandaden – die zijn van alle tijden – maar over een dominante
cultuur, die afbreuk doet aan de fundamentele waarden die
vervat zijn in de tien geboden. Het systematisch negeren van
deze waarden ondermijnt het samenleven tussen mensen.
Uit de recente actualiteit
geef ik een aantal voorbeelden van wat ik hieronder versta.
- Heel de opwinding over
de karikaturen van Allah heeft mij doen nadenken over mijn/onze
onverschilligheid lankmoedigheid bij de vele en soms totaal
smakeloze spotprenten van Jezus die wij zeggen lief te hebben.
- Over de uitbreiding
van de koopzondagen is er bij mijn weten geen brede maatschappelijke
discussie gevoerd (de Belgische bisschoppen hebben wel gereageerd).
Het winkelen op zondag is overigens voor heel veel mensen
een evidentie, net zoals thuis werken voor hogere kaders
en intellectuelen…
- De kopstoot van Zinedine
Zidane tijdens de finale van de voetbalbeker heeft mij als
voetballiefhebber erg geschokt. Niet alleen omwille van
deze ongecontroleerde daad van geweld, maar meer nog toen
ik nadien vernam dat het klaarblijkelijke gemeengoed is
tussen de spelers om elkaar te jennen door schunnigheden
over hun moeder uit te spuwen. Dit is overigens ook het
geval bij rappers. Daarenboven presteerde Zidane het om
te zeggen (en de Franse president deed niets anders)dat
hij zijn excuses aanbood maar geen spijt had. Intussen is
er van die kopstoot een clip gemaakt en een computerspel
om zoveel mogelijk kopstoten uit te delen.
- Erg vind ik uiteraard
de banalisering van het sterven van mensen: we worden afgestompt
door dagelijks geconfronteerd te worden met slachtoffers
van allerhande geweld. Mijn hart gaat evenwel hevig te keer
wanneer bij de dood van een inbreker in Maasmechelen een
omwonende die lijkt te vergoelijken door te wijzen op het
trauma van de inbraken…
- Trouw in relaties wordt
totaal onderuit gehaald door media die spelprogramma’s ontwerpen
die erin bestaan mekaars partners afhandig te maken of door
stompzinnige dating-programma’s.
- Kinderen worden schaamteloos
misbruikt niet enkel in de handel van kinderporno, maar
ook door hen commercieel uit te buiten door hen als kleien
volwassenen te beschouwen zoals laatst die verkoper van
kinderfitnesstoestellen doodleuk wist te vertellen. Overigens
vind ik ook dat de verwenning van kinderen door ouders en
grootouders omdat ze geen drager van verbod durven/willen
in strijd is met het gebod om kinderen te eerbiedigen.
- De moord op Joe VAN
HOLSBEEK is niet enkel een brutale roofmoord maar heeft
–opnieuw – de aandacht gevestigd op een wijdverbreid fenomeen
in veel scholen: wat je niet hebt pers je af van anderen.
Het lijkt alsof de profetie
in De broers Karamazov van DOSTOJEVSKI bewaarheid wordt
: "Er komen nieuwe tijden waarin alles geoorloofd is.
Goed is wat voor mij goed is". De mens – de individuele
mens neemt zichzelf als norm en laat zich door niemand gezeggen.
4. Hebben de bevrijdende
woorden van de Sinaï dan geen betekenis voor de huidige samenleving
en wat is de rol van de christelijke gemeenschap hierbij in
de wetenschap dat deze minoritair is?
Eerst en vooral denk ik
dat wij in aandacht moeten blijven besteden aan de functie
van de wet in de samenleving en die moeten toetsen aan de
nieuwe vragen die zich stellen.
Wat betekent de oproep inzake de bescherming
van het leven bij de uitvoering van de euthanasiewet of wat
te denken over de komende regelgeving i.v.m. het gebruik van
menselijke embryo’s…We zouden als gemeenschap hier samen kunnen
over nadenken.
Ten tweede houden de woorden
een uitdaging in voor al wie zich engageert in organisaties
en instellingen die zich christelijk noemen. Hoe kunnen die
woorden bevrijdend werken en bijdragen tot meer samenhorigheid?
Tot bescherming van elkeen.
Voor de beïnvloeding van
de ruimere samenleving citeer ik een schuldbelijdenis die
Dietrich BONHOEFFER formuleert namens de kerk:
"De kerk belijdt
de naam van Jezus Christus te hebben misbruikt, omdat ze
zich tegenover de wereld voor hem geschaamd heeft en niet
krachtig genoeg geweerd heeft tegen het misbruik van deze
naam voor slechte doeleinden: ze heeft werkeloos toegezien,
hoe onder de dekmantel van de naam van Christus geweld en
onrecht werd bedreven.
De kerk belijdt schuldig
te zijn aan het verloren gaan van de zondag, aan de uitholling
van haar eredienst, aan de verachting voor de zondag als
de dag van rust. Zij draagt schuld aan de gejaagdheid en
onrust van deze tijd, omdat haar prediking van Jezus Christus
zwak en haar eredienst mat was.
De kerk belijdt schuldig
te zijn aan de ineenstorting van het ouderlijk gezag. De
kerk is niet opgetreden tegen de verachting voor de ouderen
en de verafgoding van de jeugd uit angst de jeugd en daarmee
de toekomst te verliezen, alsof de jeugd haar toekomst zou
zijn. Daarom is zij schuldig aan de verwoesting van talloze
gezinnen, aan het verraad van kinderen aan hun vader en
aan de zelfvergoddelijking van de jeugd."
Deze citaten geven weer
van wat we ook met onze gemeenschap (opnieuw) meer zouden
kunnen doen.
Muziek: Stabat Mater nr 4”
Eucharistisch gebed 140: “Die naar menselijke gewoonte”
Communie: muziek Stabat Mater nr 11
Lied nr. 627 “Als gij naar de woorden luistert”
Slotgebed: lied van de teruggekeerden (OOSTERHUIS)
De manier waarop we als
gelovige gemeenschap omgaan met de bevrijdende woorden hangt
samen met de positie van het geloof en de christelijke gemeenschap
in de samenleving.
Wij bevinden ons in Vlaanderen
niet in de fase van de Uittocht zoals bepaalde landen in het
Oostblok, Zuid-Afrika en enkele Zuid-Amerikaanse landen. De
Uittocht wordt gekenmerkt door een exiestentiële ervaring
van bevrijding, een tocht naar een onzekere bestemming geleid
door een charismatisch leider. Er is een dwingende eis tot
solidariteit om te kunnen overleven…
We bevinden ons ook niet
meer in de periode van het koningschap waar godsdienst en
politiek samenvallen. Deze fase wordt gekenmerkt door toenemende
sociale ongelijkheid en religieus door een formalistische
liturgie in een gecentraliseerde kerk. In zo’n tijdvak is
het lonend tot de religieuze meerderheid te behoren.
De kerk in Vlaanderen is
een kerk in ballingschap zei Frans CROMPHOUT in de jaren tachtig
en negentig. De ballingschap gaat terug naar de zesde eeuw
voor Christus toen de tempel werd afgebroken en de gelovigen
in het geheim samenkwamen in één of ander huis, niet om te
offeren maar om te bidden en te zingen. De gelovigen probeerden
te overleven midden de overweldigende cultuur van atheïsme
of polytheïsme.
In zo’n situatie bevindt
zich de christelijke gemeenschap in Vlaanderen. Dit is geen
keuze maar een vaststelling : we zijn erg plots een minderheid
geworden die door het geloof geboeid worden in een overheersende
cultuur die rustig leeft zonder God.
Over deze drie modellen
van gelovige gemeenschap heeft OOSTERHUIS een schitterende
gedicht gemaakt.
1
Waren slaven ooit
Bogen in het stof
Toen een stem: Sta op.
En wij stonden op --
Vluchtend in de nacht
Kwamen wij erdoor.
Droogvoets, door de zee
Achter vuurgloed aan
Wolken licht-omrand.
Wadend door woestijn
Achter woorden aan,
Vrijheid, water, brood.
Zwierven veertig jaar
Leerden kwaad en goed
Leven bij de dag.
Kregen goed wijd land
Wijnstok en olijf
Ieder mens zijn plaats,
Niemand knecht of heer --
God was Hij -- Alleen
Die ons riep: Sta op.
2
Maar de tijd slaat toe.
Oren worden doof.
Harten doven uit.
Vadsig en verward
Deden wij elkaar
Kwaad en erger aan.
Werden rijk en arm
Sloeber en godin,
Farao en slaaf.
Gek op macht en praal
Bouwden wij een troon,
Richtten beelden op
Tegen hem -- Alleen:
Tempelden zijn naam,
Knevelden het recht.
Werden afgemaakt
Door nog wreder hand,
Kwaad dat kwaad vergeldt…
Weggevoerd, gedumpt,
Niet meer leerden wij
Vragen naar zijn woord
3.
Toen een stem: Sta op.
Ga, en onze voeten
Gingen als nog nooit.
God? Geen god te zien.
Roepen: wie is daar?
Niemand dan wijzelf.
Mensen zonder meer.
In ons oog de pijn
Van het helder zicht.
In ons hart de angst
Dat weer iets begint
Dat het eind niet haalt.
Met ons mee een woord,
Schaduw, reisgenoot:
“Vrees niet, Ik-met-jou.”
Mocht opdagen, nu,
Uit een afgrond leed
Uit een hemel hoop,
Recht, ontferming, trouw,
Daadkracht die volhardt
Vrede, als een lichtstad
Muziek : Fiocco nr 2
|