16 juli 2006: 15° zondag
De transformatie van religie en kerk
Marcel Braekers
Intredezang
Inleiding
Enige tijd geleden nam ik
deel aan een samenkomst van dominicanen van de drie aanverwante
provincies van Duitsland, Nederland en Vlaanderen in Keulen.
De bedoeling van deze samenkomsten is iets meer te vernemen
over de kerksituatie en de plaats die de dominicanen daarbij
innemen. Op die laatste samenkomst werd een zeer kort maar
boeiend referaat gehouden door Ton Zondervan, lid van de Nederlandse
dominicaanse familie in Huysse. In zijn tussenkomst had hij
het over ‘een post-moderne netwerk-kerk’, een misschien wat
bevreemdende titel waar ik in deze woorddienst wat dieper
op wil ingaan. Op die manier sluit ik ook aan , zij het vanuit
een heel andere hoek, bij wat André vorige week bracht als
hij bij de vraag stilstond wat die lekenvoorgangers wel bezielde
om hier naar voor te treden. De grondgedachte van deze uiteenzetting
is dat religie en kerk niet aan het verdwijnen zijn zoals
de statistici graag beweren, die alleen maar de zondagse participatie
tellen, maar dat het geloof en ook de kerk een grondige transformatie
doormaken waarop de ene inspeelt en waartegen een ander zich
schrap zet.
Nr. 107: Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig, overal
op aarde”
Gebed
Homilie I
Uitgangspunt van Ton Zondervan
is dat de sociologen een eenzijdig beeld ophangen van religie
en kerk door enkel maar aandacht te geven aan de misparticipatie
en de officiële kerkstructuur. Daarmee krijgt men niet in
het vizier welke de dynamiek is van de geleefde religie. De
religie maakt echter een grondige transformatie door, een
innerlijke verandering of ombouw die je van buiten niet of
nauwelijks ziet. Datzelfde geldt trouwens ook voor onze cultuur.
Zondervan typeerde die verandering in de cultuur met drie
spanningen of tendensen.
1.
Een eerste spanning is die tussen individualisering en de
behoefte om ergens bij te horen.
Een
typisch beeld op straat is dat van een jongere met een mp-3
speler en koptelefoon. De tendens om zich af te sluiten van
de omgeving speelt op alle niveaus een rol. De moderne mens
beweegt zich als een losse atoom in de samenleving en wil
dat ook om zo optimaal te genieten van zijn vrijheid. Tegelijk
is er een tegengestelde tendens om ergens bij te horen en
met elkaar in contact te staan. Denk maar aan de mogelijkheden
via gsm, SMS, chatten, enz. De nieuwe mens die zich heeft
losgerukt uit de vroegere verzuilde structuren kiest nu volgens
eigen zin zijn verbondenheden. Het gevolg is dat een horizontale
structuur van netwerken groeit en niet meer de oude strakke
verticale zuilen waartoe men behoorde. De nieuwe mens is tegelijk
losgerukt en afgekeerd van opzittende structuren, maar zoekt
naar nieuwe, meer losse verbondenheden. Dat heeft zijn gevolgen
voor de religieuze beleving. Religie is wel belangrijk, want
het is één van de meest intense bindingen. Maar de nieuwe
mens voelt geen enkele behoefte om zich zomaar in te passen
in wat de kerkelijke hiërarchie oplegt als lidmaatschap, maar
wil in vrijheid kiezen om zich te binden aan die aspecten
van de religie die hem aanstaan.
2.
De toenemende globalisering roept de behoefte op aan het lokale.
We maken zeker in Europa
een sterke globalisering door. De nationale staten verliezen
aan belang. De economische evolutie wordt bepaald door internationaal
georganiseerde machtsstructuren die vaak onzichtbaar blijven.
Kapitaal en informatie zijn vlottend en grensoverschrijdend.
Dat alles tast onze vroegere, goed afgelijnde cultuur aan.
Het roept voor velen grote onzekerheid op. Onze samenleving
is een ‘risico-samenleving’ geworden waardoor het verlangen
ontstaat naar het bekende, naar wat dichtbij en overzichtelijk
is. Het lokale. Binnen die context heeft religie een eigen
aantrekking want tegelijk biedt zij een discours aan van wereldbekommernis,
inzet voor alle plaatsen waar onrecht leeft of mensen in schrijnende
omstandigheden moeten leven. Tegelijk vraagt religie dat je
maar gelooft vanuit je heel concrete leven en wordt dit geloof
beleefd in kleine, hechte gemeenschappen. Religie heeft daarom
maar toekomst waar hij die spanning van mondiale aandacht
en plaatselijke geborgenheid kan samen houden.
3.
Versnelling en vervlakking tegenover verdieping en echtheid.
Dat alles sneller, efficiënter
en economischer moet voelen we allemaal dagelijks aan den
lijve. De zogenaamde efficiëntie, rationalisering, ermee verbonden
praatbarakkencultuur hangt iedereen de keel uit. Je voelt
je mee gesleurd in een verschraalde ervaring van jezelf, de
anderen en de wereld. Ongevraagd en ongewild worden we aan
deze tendens blootgesteld waardoor we op zoek gaan naar een
nieuwe echtheid, een andere verdieping waardoor we gewapend
zijn tegen deze afstomping. Ook hier heeft religie een nieuwe
kans en worden we uitgedaagd om die religie in functie van
dit nieuwe gevoel door te denken.
Dit
zijn slechts enkele, belangrijke veranderingen in onze cultuur
waarin we staan. Veranderingen die de religie op een nieuwe
manier bevragen. Belangrijk is daarbij hoe de kerk daarop
reageert: de kerkelijke structuren en de geleefde kerk aan
de basis. Daarover zo dadelijk iets meer. We luisteren nu
eerst naar de tweede lezing van deze zondag: de dankhymne
waarmee de brief aan de Efesiërs begint. De hymne is allereerst
een lofzang tot God om zijn eindeloze bekommernis om het lot
van de mens; een bekommernis die zichtbaar werd in Jezus zijn
geliefde kind.
Efesiërs 1, 3 – 14.
Lied nr. 610: “Hoort hoe God met mensen omgaat” (1-2/10-13
Homilie II
In het eerste stukje beschreef
ik enkele belangrijke verschuivingen en nieuwe tegenstellingen
waarin wij allemaal zijn opgenomen. Wat heeft dit tot gevolg
voor de religie en de kerk?
Allereerst
is het opvallend dat religie voor een belangrijk stuk is losgekomen
van de kerk. Je kan zelfs nog moeilijk omschrijven waar de
grenzen van die religie liggen. Religieuze vragen duiken in
nieuwe vormen op soms waar je het totaal niet zou verwachten.
Ofwel wordt hij verbonden met inzet, maar meer nog in het
zoeken naar stilte, naar intense ervaringen, verbonden met
de sterke momenten van het leven zoals geboorte, verbondenheid,
ziekte en lijden en de dood. Religie zou je kunnen omschrijven
als een betekenispotentiaal dat nu hier dan daar aan bod komt.
De
reactie binnen de kerk is daarop heel verschillend. Ik heb
de indruk dat daardoor een nieuwe polarisering ontstaat. Niet
zoals een aantal jaren geleden die tussen maatschappelijk
geëngageerden en de conservatieven, maar nu tussen degenen
die menen een antwoord te vinden door zich schrap te zetten
en zich af te zonderen en op te rollen en anderzijds degenen
die deze evolutie accepteren en als een kwetsbare minderheid
zich trachten te oriënteren. Over die eerste groep wil ik
hier niets zeggen. Ik wil alleen nadenken over de mogelijkheden
van die tweede groep, waartoe ook wij op Filosofenfontein
behoren.
In
de nieuwe levenssfeer duikt religie onverwacht op als gespreksonderwerp
en als aantrekkingspool. Zowel in de privésfeer op het werk
als in de media verschijnt plots kortstondig het religieuze
en betekent het voor dat moment ook heel wat voor degenen
die er even aan deel hebben. Voor deze zoekende heeft de officiële
kerk geen echt aanbod daarom worden kleine, lokale religieuze
centra belangrijker dan de vroegere structuren. Zo’n centra
zijn een soort van krachtcentrales, een soort van ‘monasteria’
zoals het Keltisch-christelijke leven kende in de vroege Middeleeuwen.
Alleen die plekken blijven overeind waar men interessante
voorgangers heeft, waar men een hechte gemeenschap ervaart
die anderzijds geen beslag legt op heel het leven, maar korte
momenten van verbondenheid aanbiedt. Ik vermoed dat die plaatsen
toekomst hebben waar men het samenzijn ervaart als gedragen
door de Heilige Geest. Tempels van de Heilige Geest waar men
God mag prijzen vanuit zijn geleefde lichaam, in zelfgekozen
incidentele deelname. In de nieuwe structuur die stilaan groeit
wordt aan mensen een alternatief aangeboden tegen de oprukkende
vervlakking, de toenemende globalisering en de atomisering
van de mens. De nieuwe voorgangers moeten daarin in een nieuwe
taal mensen helpen de weg naar binnen te vinden om zo vernieuwd
weer naar buiten te treden. Ton Zondervan gebruikte in zijn
toespraak het beeld van de voorganger als een veerman/vrouw,
die de verbinding maakt tussen binnen- en buitenkant, tussen
traditie en de nieuwe tijd, in het inwijden en weer loslaten.
De vraag is hoe wij al of niet gereed zijn om op die nieuwe
uitdagingen in te gaan.
Na de communie nr. 601: “Zoals
ik zelf gezonden ben”
|