26 maart 2006: Vierde zondag van de vasten
Herboren uit water en geest (Jo. 3, 1-9)
Marcel Braekers
Openingszang
nr. 401:
Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd (…)
is komen uit het water
en staan in de woestijn (…)
dat is de Geest aanvaarden
die naar het leven lijdt
Begroeting
‘Komen
uit het water en de wind of de heilige Geest laten werken’
zo kun je een mens of juister een christen typeren, zo zongen
we het in ons openingslied. In deze vastentijd zijn we elke
zondag op zoek naar onze diepste wortels, onze identiteit
als een weefsel geweven in de wereld die ons is gegeven. Die
diepste wortels hebben te maken met water en Geest, oersymbolen
die we zelf niet uitvonden, die over ons werden afgeroepen
en waardoor we onszelf niet meer toebehoren.
Het
brengt ons ook helemaal in het thema dat deze vierde zondag
van de vasten beheerst. Nikodemus gaat Jezus opzoeken vanuit
het besef dat hier een uitzonderlijk mens aan het woord is,
iemand die uitzonderlijke dingen zegt en doet zoals alleen
iemand kan doen die deze kracht van God ontvangt. Nikodemus
wil méér zien. Hij wil de persoon leren kennen die achter
die woorden zit. Maar Jezus repliceert op merkwaardige manier:
“Je kunt dat maar echt zien als je opnieuw geboren wordt.
En wel: geboren uit water en Geest.” Om te zien wie Jezus
echt is, moet je voorbij je alledaagse weten en denken herboren
worden uit de oerelementen. Deze idee dat een mens twee keer
geboren wordt heeft me altijd gefascineerd.
Daarmee
komen we tegelijk bij een ander aspect van het weefgetouw
waar deze vastentijd door wordt beheerst. Ik lees nogmaals
de tekst die hoort bij het weefgetouw, het gedicht geschreven
door de Filippijnse partner van Broederlijk Delen:
We verzamelen en brengen onze dromen
mee
Dromen die we weven in de vezels van ons gebeente
Hopend dat ze sterk genoeg zijn
Om ze door te geven aan onze kinderen
Zelfs in de dagen dat we hongerig ontwaken
Dat we onderweg twijfelen aan onszelf.
Dromen die ons heilig zijn
Die we bewaren in de tempel van onze ziel
Omdat ze betekenis geven aan woorden als
Gerechtigheid, vrijheid liefde.
In
de voorbije zondagen kwamen reeds een aantal aspecten van
dit weefsel aan bod: verbondenheid met elkaar hier en nu,
de verwevenheid met onze traditie, de verbondenheid tussen
het arme zuiden en het rijke noorden. Via het gesprek van
Jezus met Nikodemus komen we vandaag bij een ander aspect:
onze verwevenheid met de oersymbolen van het leven: de aarde
en de lucht, water en vuur, en deze symbolen zoals ze dragers
zijn van goddelijke kracht.
Mijn
eerste geboorte herinner ik mij niet, maar ze bepaalt mij
tot in de diepste vezels van mijn persoon. Als zodanig zijn
we een product van onze ouders, van onze omgeving of wat we
verwierven door kennis en kunde. Het gemakkelijk herkenbaar
en zelfs meetbaar gedeelte van onze persoon. Daarnaast of
daar bovenuit moeten we een tweede keer geboren worden: herboren
uit water en Geest. Daardoor behoren we toe aan iets in ons
dat ongrijpbaar is en onkenbaar. Als water en Geest behoren
we onszelf niet toe, maar aan datgene waar die Geest ons naar
toe wil brengen. Daarmee behoren we toe aan de aarde en aan
het lot van iedereen, aan de lucht en het licht.
Zo
verwijst dit verhaal van Nikodemus reeds naar de Paasnacht
waar we licht ontsteken in de nacht, ons bekruisen met doopwater
en toevertrouwen aan de Geest die zich ook van Jezus had meester
gemaakt.
Vergevingszang 104: “Bidden wij tot de levende
God”
Gebed
Eeuwige,
God van redding en van licht,
Wat Gij van oudsher doet,
Doe dat heden aan ons:
Spreek uw woord van bevrijding, neem ons bij de hand
Leid ons weg uit het slavenhuis en zet ons op weg naar et
land van uw belofte
Weef ons aan elkaar en geef kleur aan ons leven
Verbind ons diepste zelf met de taal van water en Geest
Opdat wij herboren worden tot een leven van gemeenschap.
Dat vragen wij door Jezus uw zoon en onze broeder.
Inleiding op de lezingen
Soms
denk ik van mezelf dat ik een onverbeterlijke romanticus ben.
Als kleine jongen kon ik uren liggen dromen in de natuur,
kijken naar de wolken of turen in het water van de beek die
een eindje achter het huis liep. Niet toevallig werd een favoriete
boekje voor mij het verhaal van Frederik van Eeden ‘de kleine
Johannes’. Johannes die ’s avonds naar de ondergaande zon
zat te turen en ervan droomde om daarin opgenomen te worden.
Als ik dan als kind het verhaalde hoorde van Nikodemus en
Jezus hoorde zeggen dat we moeten herboren worden uit water
en Geest vond ik dat de normaalste zaak van de wereld. Pas
als volwassene ging ik beseffen welke consequenties dit heeft.
Het betekent dat onze diepste kern altijd een hang heeft naar
dat andere en oneindige. Soms heel aards en profaan, maar
daarin schuilt ook onze diepste religiositeit. Ik wilde echter
stapje voor stapje die weg gaan. En dan begint mijn verhaal
bij de kleine Johannes.
Uit: De
kleine Johannes (van Frederik van Eeden p. 9-10)
Uit het evangelie
van Johannes 3, 1-9.
Homilie
Dikwijls
vertel ik bij een doopviering dat wij mensen in feite twee
keer geboren worden. Een keer uit de moederschoot waardoor
een stempel gedrukt wordt waar we nooit meer onderuit kunnen.
Geboren uit deze ouders, met dit genetisch materiaal op deze
plaats en in deze tijd. Zo worden we mens door de feitelijkheid
van dit leven te accepteren. Maar tegelijk heb ik de indruk
dat elk kind een tweede keer geboren wordt: geboren uit iets
dat onnoembaar is en ontsnapt aan elk determinisme (en daarom
‘zijn onze kinderen nooit onze kinderen, maar behoren ze iets
of iemand anders toe). Ieder kind wordt doorheen zijn opvoeding
en groei geboren uit iets dat niet van mensen is. Geboren
uit aarde, lucht, water en vuur zoals men in de Middeleeuwen
en de Oudheid dacht. Het maakt ons gevoelig voor schoonheid
van woorden, voor de oneindigheid die schuilt in de klanken
van muziek, voor de mysterieuze aantrekkingskracht die de
aarde en de natuur op ons heeft.
Maar
deze oerelementen werden ook doordrongen van religieuze betekenis.
Het water werd hét grote teken van Uittocht uit slavernij.
De lucht werd doordrongen van de Geest die ons opneemt en
drijft naar de wereld van de ander die ons lief is of die
onze zorg nodig heeft. Het vuur werd een bijzonder teken van
Gods aanwezigheid die sprak in het brandende braambos, die
lichtend scheen op de berg waar Jezus werd verheerlijkt en
die we aanwezig weten in het Paasvuur. De aarde werd tot heilige
grond waar iedereen recht heeft om in vrijheid en waardigheid
te leven. Zo wordt dus een mens twee keer geboren. Wat we
van die eerste geboorte meekregen hebben we voor een stuk
zelf in handen. Je kunt werken aan je persoonlijkheid, je
kunt je ‘opwerken’, je krijgt ervaring en maturiteit. Maar
die tweede geboorte ondergaan we in uiterste passiviteit.
Uitgeleverd aan hun werkzame kracht brengen deze oersymbolen
ons naar plaatsen en mensen waar we spontaan nooit aan zouden
gedachte hebben.
Misschien
hebben we in de voorbije periode van ons christendom teveel
een ideeëndoos gemaakt en te weinig gezien hoe dat christendom
zich op de eerste plaats aandient als een symbolische wereld
die je wil optillen en meevoeren. Ons christendom was iets
geworden voor sterke ego’s, voor ideologen en we vergaten
die tweede geboorte, dat schijnbaar naïef zich overgeven aan
de elementen in hun christelijke invulling. Soms denk ik dat
we ons een beetje meer moeten durven laten gaan en die tweede
geboorte haar kans geven waardoor we onszelf niet toebehoren
maar aan de ander, aan de aarde, aan de schoonheid, aan het
licht. Het is dat andere stuk weefsel dat ons verbindt met
wat het leven verdieping geeft. “De dromen die we weven
in de vezels van ons gebeente hopend dat ze sterk genoeg zijn
om ze door te geven aan onze kinderen zelfs als we honger
hebben of twijfelen aan onszelf” staat in het gedicht.
De
vastentijd heeft in vijftig jaar een heel andere invulling
gekregen. Van zich ontzeggen wat aangenaam is naar opkomen
voor wat allerbelangrijkst is: de waardigheid en het recht
op menswaardig leven voor eenieder. Maar, zoals André vorige
zondag zo mooi en indringend verwoordde, gaat het ook om een
inzet die spiritualiteit wordt. Om een droom die je overeind
wil houden, zelfs al realiseren we nooit waar we van dromen.
De vastentijd is een gezegende tijd om die spiritualiteit
in jezelf op te poetsen en een nieuwe impuls te geven. Zo
is dit een tijd als een zoektocht naar ons diepste weefsel,
naar een plek in onszelf waar alles vervloeit in elkaar: licht
en water, God en het beloofde land, het leven in zijn schoonheid
en kwetsbaarheid, of in woorden van de kleine Johannes ‘de
bloemklok van een winde waarin windekind werd geboren.’
Groot dankgebed
Zang na de
communie 603: “Wij bidden U om vrede”
(telkens een strofe bij de voorbeden)
Voorbeden
God van licht,
Wij bidden om uw aanwezigheid
Uw tegenwoordigheid van Geest in ons doen en laten.
Licht op in onze duisternis
Inspireer ons tot een nieuw elan,
Weg uit sleur, moedeloosheid, oppervlakkigheid en kortzichtigheid.
Moge het worden zoals Gij hebt gewild God:
Licht dat niet dooft, liefde die blijft.
Herschep de rust die wij hier zoeken tot nieuwe onrust
Vanwege mensen in het donker, vanwege hun plannen die geen
kansen krijgen.
Mogen wij doen zoals Gij hebt gewild, God:
Licht zijn dat niet dooft, liefde die blijft.
Maak het gebed om ons nooit te laten vallen tot
Bereidheid om elkaar niet los te laten.
Houd d e ziel in ons lijf, het hart bij ons hoofd
De droom bij de daad.
Zodat het kan worden zoals Gij hebt gewild,
God: licht dat niet dooft, liefde die blijft.
|