------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




12 maart 2006 : 2° zondag van de vasten :

Opgenomen in het weefsel van de geschiedenis

Marcel Braekers

Intredelied 1: “Heerlijk is het te loven de Heer”

Begroeting

Hoe zijn we op weg naar Pasen? Ik dacht mijn viering te beginnen met de vraag: hoe staat het met je vastenbeleving, maar ik durf het woord ‘vasten’ nog nauwelijks uitspreken, omdat ik vermoed dat daar niet veel van over schiet. Dat hoeft ook geen ramp te zijn. Misschien is het beter zich af te vragen hoe we op weg gaan naar de verrijzenis. Niet alleen als herinnering aan wat met Jezus gebeurde, maar onze eigen verrijzenis. En die vraag klinkt misschien meer bij de tijd: waaruit moeten we verrijzen? Wat moeten we afschudden en waarin moeten we groeien, opdat aan het einde dat onvoorstelbaar nieuwe Licht over ons kan opgaan. Sint Paulus komt er in zijn brieven regelmatig op terug: bekleed u met de nieuwe mens, leg af wat leugen is of schijn, stem je af op de nieuwe tijd die te gebeuren staat zodat je in de Paasnacht door het water van de doop herboren wordt tot nieuwe mensen. Laten wij dit mijmerend uitzingen als een soort van zelfonderzoek:

Lied nr. 406: “Bekleedt u met de nieuwe mens”

Onze trektocht naar de vrijheid hebben we dit jaar in het teken gesteld van het weefgetouw. Het is een meerzinnig symbool dat ons eraan wil herinneren dat we maar nieuwe mensen worden op weg naar de verrijzenis als we het weefsel dat we zijn herontdekken. De verwevenheid met het diepste in onszelf, onze verbondenheid met de concrete plaats waar we wonen en met de mensen met wie we samenleven, onze verwevenheid met onze traditie, onze voorouders en cultuur, en last but not least onze verwevenheid met de landen van de derde wereld, met alle plaatsen waar onrecht of mensonwaardige situaties bestaan. Onze tocht naar verrijzenis drukken we dit jaar uit door al deze draden van ons weefsel op te nemen en uit te zuiveren.

In de viering van vandaag staat de verbondenheid centraal die we hebben doorheen onze geschiedenis. Geloven doe je immers niet op je eentje, je moet het zelf ook niet uitvinden, want voor ons werd een spoor getrokken door vele generaties. Met het beeld van het weefgetouw zou ik zeggen: de traditie is een van de sterke koorden, de schering, waartussen wij onze persoonlijke draden weven. Geloven is in een concrete traditie gaan staan, maar tegelijk moeten we die traditie overstijgen om tot die persoonlijke roeping te komen waartoe we zijn uitgenodigd.

Gebed

Enige, betrouwbare,
God van leven,
Gij hebt uw droom geweven in de vezels van ons hart.
Altijd opnieuw hebt Gij uw volk geroepen uit slavernij
Het meegevoerd op weg naar de vrijheid.
Samen met zovelen voor ons roepen wij:
Dat deze wereld tot een oase mag worden,
en ieder mens vrede mag ervaren.
Weef ons aan elkaar
Gij die uw droom van toekomst in ons hebt gelegd.
En zegen ons op onze weg naar gerechtigheid.

Inleiding op de lezingen

We zullen twee lezingen beluisteren die sterk naar elkaar verwijzen. De eerste lezing is eigenlijk het begin van de Bijbel. Die begint bij het verhaal van de Uittocht en daaraan voorafgaand de zelfopenbaring van God aan Mozes. Is het niet fantastisch dat de Bijbel begint met een verhaal van slavernij die doorbroken wordt? Dat betekent in termen van ons weefgetouw dat ons oudste weefsel, waaraan elk van ons verder breit, een bevrijdingsverhaal is dat wil voort geweven worden als bevrijding. Niet mechanisch alsof je alleen maar een traditie doortrekt, je moet tot een persoonlijke ontmoeting komen met die God, opdat je kunt gaan zoals je voorvaderen gingen.

Exodus 3, 1-10

Lied nr. 21: “Jij die voor alle namen wijkt”

Homilie

Dit verhaal van Gods zelfopenbaring aan Mozes vind ik een van de mooiste verhalen uit heel de Bijbel. Allereerst is er de veruitwendiging van een innerlijke ervaring via het beeld van de struik die in brand staat maar niet opbrandt. In de werkelijkheid kan dat niet, maar het is een paradox om te zeggen dat het tegelijk om een ervaring uit het dagelijkse leven gaat waarin iets uitzonderlijks zit verweven. Zo manifesteert zich God of het heilige. Indien wij zoiets meemaken beginnen we te spreken over een gevoel, een ervaring waarvoor je geen woorden hebt, enz. Maar dat zou al vlug heel alledaags en vervlakkend aanvoelen. De Bijbelse schrijver gebruikt een beeld met een bijzonder krachtige symbolische uitwerking waar je niet over raakt uitgedacht. Mozes ervaart God als een vuur dat verlichting geeft maar waartegen de mens als fragiel en kwetsbaar wezen zich moet beschermen om niet op te branden. Het goddelijke tilt een mens op en doet hem in de werkelijkheid iets zien dat meestal verborgen blijft, maar het kan hem ook verteren en vernietigen.

Bij het ondergaan van deze ervaring bedekt Mozes zijn gezicht en ontdoet hij zich van zijn sandalen. Zo drukt hij in lichaamstaal uit wat sterker is dan alle woorden en gevoelens, zoals ook wij doen tijdens de liturgie als we gaan rechtstaan of onze handen biddend uitspreiden.

Maar wat dit verhaal voor mij zo uniek maakt is de openbaring van God als Mozes naar zijn naam vraagt. De naam drukte in de oudheid iets van de diepste eigenheid van de persoon uit. God antwoordt aan Mozes: ‘èhjèh asjer èhjèh’ wat men vertaalt als ‘ ik ben die ben’ of ‘ik ben die zal zijn’ of ‘ik ben er voor u’. En God voegt er aan toe: ik heb het geschrei van mijn volk gehoord.

In de traditie heeft men altijd naar een juiste verklaring van deze uitspraak gezocht. Ik wil er u twee voorstellen die misschien wel elkaar aanvullen en zo een hele theologie openbaren.

Sommigen verklaren deze uitspraak als: ‘Ik ben degene die is’, in tegenstelling tot de goden van de volkeren die niets zijn (Jesaja  43,10). ‘Ik ben de God van het leven, die een weg van bevrijding wil gaan met mijn volk.’ Anders gezegd: de God van Israël manifesteert zich als een God van de geschiedenis. Wie ik ben, ontdek je door de heilsgeschiedenis die nu gaat volgen. En de latere generaties leren die God maar kennen als zij in diezelfde geschiedenis willen intreden en in hun tijd en op hun plaats die weg van bevrijding willen gaan.

Tegelijk, maar niet los van de voorgaande uitleg is er een tweede die zegt: ‘Ik ben die ik ben’ wat kan betekenen ‘Ik kan niet zeggen wie ik ben, er zijn geen woorden voor’ ‘Ik ben de Andere, het Mysterie waarin je wordt opgenomen’. Zo lees je in het boek van de Rechters dat Manoah aan de engel vraagt hoe zijn naam is, maar die antwoordt: “Waarom vraag je mijn naam? Die is mysterieus.” God als de naamloze, ‘Jij die voor alle namen wijkt’. Deze verklaring wijst er op dat God meer is dan alle namen die we Hem geven. Hij is de Onnoembare, het verblindende Licht waarbij de mens verstomt en in stilte neerbuigt.

Ik persoonlijk zou graag deze twee verklaringen willen samen houden, want zo wordt een prachtige visie op geloven duidelijk. Geloven doe je vanuit een traditie, een geschiedenis én tegelijk gaat het om een persoonlijke ontmoeting voorbij alle woorden en beelden.. God heeft zich geopenbaard via een concrete geschiedenis, die je niet zomaar achter je kunt laten maar als een spoor ook ons persoonlijk geloof blijft tekenen. Je kan dus ook niet zomaar van de ene religieuze traditie overstappen naar een andere. Ik denk dat dit belangrijk is als we spreken over interreligieuze dialoog.

Het joods-christelijke geloof begint met een daad van bevrijding waarbij God en mens op elkaar inspelen om dit tot een goed einde te brengen. Wil je die God dus leren kennen, dan moet je die geschiedenis opnemen. Voor de Israëlieten was dat zelfs zo krachtig dat je een aantal psalmgebeden aantreft waar staat: ‘Ach Heer, ik zelf weet niet hoe te geloven, maar ik denk terug aan wat je in de geschiedenis hebt gedaan, ik denk terug aan wat mijn ouders en voorouders geloofden en wat dit geloof voor hen betekende, en daarom wil ook ik geloven.’ Zo sterk was deze aantrekking van de traditie dat het individu er bijna in werd verzwolgen. Voor ons die heel sterk individualistisch denken en nog nauwelijks bepaald worden door wat onze ouders zegden en deden, is dat een bevreemdend gevoel, maar het geeft ook te denken.

Maar tegelijk is er een tegenbeweging: deze God van de geschiedenis is ook meer dan dat. Hij is ook de Onnoembare, de geheel Andere voor wie je je aangezicht bedekt. God is niet opgesloten in die traditie, maar altijd nieuw en altijd meer. Daarom is een gesprek met andere godsdiensten mogelijk die ook een eigen aspect van Gods aangezicht leerden kennen. Daarom moet elke mens en elke generatie hem opnieuw ontdekken vanuit zijn eigen concrete leven.

Hoe die geschiedenis verder gaat, horen we in de evangelielezing die een herneming en voortzetting is van de brandende braambos. Jezus wordt verheerlijkt op de berg Tabor. Opnieuw maakt God zich bekend, nu niet in vuur maar in het kleed dat oplicht. En zoals Mozes bedekken ook de leerlingen hun gezicht voor het heilige dat aanwezig komt. Nog later zal de verrijzeniservaring van de leerlingen een doortrekken zijn van die eerste verschijning. Zo zie je hoe zij en ook wij verweven zijn in het weefsel van een traditie.

Marcus 9, 2 – 10: naverteld in de kinderbijbel door Kolet Janssen p.214.

Groot dankgebed: nr. 144

Na de communie nr. 401: “Een mens te zijn op aarde”

Slotgebed

Onuitsprekelijke, ongeziene, God van Leven,
Als wij op uittocht gaan,
Weg uit het welvaartsland, dat slavenland,
Dan vlechten wij ons aaneen
Tot een volk verbonden met volkeren wereldwijd.
Geef ons kracht om heilige huisjes en valse tempels neer te halen
En uw wereld in te richten tot een huis van vrede voor al wat leeft. Amen

Zegen

Moge de Heer ons zegenen en behoeden
Moge Hij zijn aangezicht over ons doen oplichten
En ons genadig zijn.
Moge Hij zijn aangezicht over ons doen stralen
En ons zijn vrede schenken.
In de naam van de Vader, de Zoon en zijn heiligende Geest.

 

 

------