22 januari 2006 : Derde zondag van het jaar
Roeping van Jona
Jacques Perquy
Muziek : Willem Vermandere : “Van soorten”
nr 18
Verwelkoming
We zijn ook vandaag samen
in de naam van de Vader…
De viering vandaag gaat, zoals deze van vorige week, over
geroepen worden.
Het woord ‘roeping’ heb ik lang opgevat als een eenmalig en
absoluut gegeven. Je hebt roeping (of niet). Dit was dan ook
tijdens het laatste jaar van de humaniora een belangrijke
vraag: wie heeft roeping?. In een Westvlaams college kon dit
enkel betekenen – roeping tot priester van het bisdom. Daarbuiten
was geen heil.
Een roeping was ook een
definitief gegeven – voor het leven, tenzij je onderweg je
roeping verliest.
Ook in de lezing van vorige
week werd je rechtstreeks door God geroepen. Ik heb zelf gedurende
een jaar in de stilte van een seminarie aandachtig geluisterd
maar geen Godstem gehoord.
Ik zou dit beeld van ‘geroepen
worden’ in de viering van vandaag willen bijstellen, aan de
hand van de vooropgestelde lezingen, mijn eigen leven en dit
van een aantal andere mensen.
Lied nr 313: “Dat wij als wachters op de
muren zijn” (strofe 1, 2, 3 en 5)
Vermoeidheid en door
lasten gebukt
Tijdens de voorbije paasvakantie zijn we meegereisd met een
groep naar Jordanië en hebben er belangrijke bijbelplaatsen
bezocht. Elke dag waren er meerdere bezinningsmomenten en
werden religieuze liederen gezongen. Eén van de reisgenoten
was mijn schoonzus die door haar man werd verlaten. Na de
reis zei ze, dat ze moeite had met de religieuze momenten,
omdat ze zich sinds haar scheiding, niet langer thuis voelde
in de kerk. Omdat haar huwelijk was mislukt voelde ze zich
niet langer aanvaard in een gemeenschap van gelovigen.
Ik vertel dit omdat ik
denk dat kwetsuren, gevoelens van mislukking en onmacht voor
velen een hinderpaal vormen om open te staan voor het woord
van God. Sinds de uitspraak van Marx dat godsdienst opium
is voor het volk, is er in het Westen een grote schroom om
aan godsgeloof een troostende functie toe te kennen. Alsof
behoren tot het godsvolk enkel de sterken en deugdzamen toekomt.
In het boek ‘Job’ hebben we gelezen dat deze ondanks zijn
tegenslagen, met God in gesprek is gebleven, en dat God hem
niet heeft losgelaten, in tegenstelling tot Jobs vrienden.
En in Matteüs lezen we
dat Jezus zegt : ‘Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en
onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven (Matt.XI,28)
Al te lang werd in de liturgie
de nadruk gelegd op de tekortkomingen van mensen en het bekennen
van schuld. Kyrie eleison betekent letterlijk – lijd mee met
ons Heer.
Laat ons in die geest,
wat ons bezwaart en teneerdrukt aan persoonlijk lijden, aan
zorgen om anderen, aan de troosteloosheid ingevolge de dagelijkse
berichten over gruwel en geweld, niet wegduwen, maar meenemen
in deze viering. Delen we die mee aan God die wij vandaag
willen eren. Misschien slagen we er in de toekomst in ,om
onze zorgen ook tijdens de viering met elkaar te delen.
Lied nr 107: “Kyrie Eleison” afgewisseld
met het lezen van 109 1, 4, 5, 8, 9 en 12
Lezing (boek Jona III)
Het meest gekende deel
van het verhaal van Jona gaat over een Godsgezant die zijn
roeping ontvlucht door in een boot te stappen met een totaal
andere bestemming dan waar God hem naartoe heeft gestuurd.
Het verloop van dit – op ‘t eerste zicht hilarisch verhaal,
voer voor een tekenverhaal – behoort tot ons collectief geheugen.
Het deel dat we vandaag
hebben beluisterd gaat over de tweede kans die Jona krijgt
om zijn opdracht te vervullen. Dit deel van het verhaal werkt
niet enkel op de lachspieren maar is ook heel herkenbaar.
De ware reden waarom Jona
zich wou onttrekken aan zijn opdracht is dat Gods wil niet
in overeenstemming is met zijn eigen opvattingen. Ninive is
niet enkel een grote stad, maar is de hoofdstad van Assyrië.
Een vreemd land dat niet tot het uitverkoren land behoort,
maar zelfs Israël destijds heeft belaagd: niet allen vreemden,
maar daarenboven vijanden.
Dat dit ongelovige (eigenlijk
andersgelovige) volk tot inkeer komt en dat God hen zal sparen
wekt bij Jona grote ergernis op. Is dit geen erg grote paradox:
de opdracht van deze profeet is geslaagd en hij is misnoegd.
Dat er ook heil en inkeer is buiten onze gemeenschap is een
gedachte waar een mens heel veel moeite kan meehebben.
God zich daarenboven anders
dan wat Jona zich ervan had voorgesteld: ‘U bent een God die
genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving
bereid’. Dat ‘zijn’ God het volk van Ninive vergeeft, dat
in zijn opdracht omschreven was als ’het kwaad dat ze daar
doen is hemelschreiend’, is voor Jona een onverdraaglijke
gedachte. ‘Ik ga nog liever dood dan zo verder te moeten leven’
versta ‘wat baat het om naar uw woord te luisteren, als ik
niet meer tel dan de goddelozen?
Het zich beter voelen dan
anderen is ook voor rechtgelovigen geen ondenkbare verleiding.
Zo ook Jona die zich met de inwoners van Ninive niet vereenzelvigt,
maar aan de kant van de stad een hut maakt ‘om in de schaduw
af te wachten, wat er met de stad zou gebeuren’.
Het meest confronterende
in het verhaal vind ik de situatie met die wonderboom. Jona
die kwaad wordt wanneer Jaweh ‘zijn boom’ laat teloorgaan.
Zegt God ‘Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, zou
ik dan geen verdriet hebben om die honderdtwintigduizend mensen
van Ninive’. De selectieve verontwaardiging van Jona is niet
enkel een oudtestamentisch gegeven. Het televisienieuws stelt
ons oordeelsvermogen in dit opzicht elke avond op de proef.
Lied nr 610: “Hoort hoe God met mensen omgaat”
(strofe 1,3,8,10 en 13)
Lezing: Marcus I,14-20
In tegenstelling met de
eerste lezing krijgen van Marcus een kurkdroge mededeling
over de roeping van de eerste leerlingen. Deze worden niet
geroepen door een hemelse vader, maar door een mens. God spreekt
voortaan in en door de mensen. Dit is ook voor mij een veel
herkenbaarder verhaal van een roeping.
Toen ik onlangs mijn beroepsleven
heb beëindigd, wist ik perfect de enkele mensen te identificeren,
die een beslissende rol hebben gespeeld in de opeenvolgende
keuzen die ik heb gemaakt. Het waren mensen die mij hebben
geroepen. Toen ik bij één van de vragen die ik kreeg, blijk
gaf van enige huiver, antwoordde deze dat ‘indien ik zou mislukken,
dit hun verantwoordelijkheid was, want dat zij dan een verkeerde
keuze hadden gemaakt’.
In de Standaard
van maandag jl. las ik een vraaggesprek met Guy MENNEN, priester
en bezieler van taalfabet. Daarin vertelt hij dat zijn inzet
voor thuisloze jongeren en daklozen bepaald werd door een
gesprek met een jongere die van huis was weggelopen.
Mensen worden door mensen
geroepen. Daarvan zouden velen in deze gemeenschap ook kunnen
getuigen.
Roeping is ook geen eenmalig
gebeuren zoals ik vroeger dacht: je groeit in engagement.
Naarmate je je inzet groeit die ook. Mocht je de omvang en
de consequenties ervan vooraf kunnen inschatten, zou je er
misschien nooit aan begonnen zijn.
Daarenboven wordt een mens
niet één keer in zijn leven geroepen. Ik ken meerdere mensen
uit deze gemeenschap die een heel intense periode van inzet
in ontwikkelingslanden achter de rug hebben en die hier en
nu op andere vragen zijn ingegaan. Zelf sta ik voor nieuwe
keuzen nu ik niet meer beroepsactief ben.
Mensen worden niet enkel
geroepen, ze roepen op hun beurt ook andere mensen. Bij mijn
afscheid op het werk vernam ik van enkele mensen, hoe ikzelf
aanleiding was voor bepaalde keuzen die zij hadden gemaakt.
Eén ervan zei me in dit verband: een man heeft meerdere vaders
in zijn leven. Jij bent er één van. Ik was mij tot dan niet
bewust van deze beïnvloeding.
Wat ik wel weet is, dat
wanneer ik het lef heb mensen op te roepen om het voor anderen
op te nemen, ik zelden van een kale reis terugkom. Ik denk
dat meer mensen wachten om voor anderen iets te kunnen betekenen.
Waartoe worden mensen geroepen?
In mijn ogen niet zozeer om het woord van God te verkondigen,
dan wel om dit werkelijkheid te doen worden. Het gaat om levenskeuzen
: niet voor zichzelf , maar voor anderen. Naar Jezus woord
en leven gaat het daarbij om de voorkeursliefde voor de armen,
de zwakken, de gekwetsten, de kanslozen,…telkens opnieuw gaat
de oproep van Jezus uit om bij hen opstanding te bewerkstelligen,
hen op te roepen en bij te staan om zich niet te laten verstikken
door uitzichtloosheid en wanhoop.
Ik kreeg onlangs weet van
een sterk voorbeeld van dergelijk engagement. De dochter van
een andere reisgenoot van de Jordaniëreis, werkt bij artsen
zonder grenzen bij aids-patiënten in Mozambique. Het gaat
om Hilde Vandelanotte. Om een kippenproject te financieren
heeft ze een verjaardagskalender gemaakt waarin foto’s en
teksten o.m. over haar werk.
Eén ervan is een mail aan
haar moeder die haar samen met twee anderen heeft bezocht.
"Ik
ben benieuwd naar jullie verhalen en getuigenissen,…wat
jullie geraakt heeft, al heb ik er een vrij goed idee van.
Ik hoop dat jullie een boodschap van hoop kunnen overbrengen…Ik
vind dat onze patiënten geen ‘sukkelaars’ of ‘slachtoffers’
zijn, allez, natuurlijk zijn het ‘sukkelaars’ omdat ze seropositief
zijn, maar het zijn mensen met een ongelofelijke kracht
en doorzettingsvermogen, mensen die nauwelijks klagen, mensen
die met een zekere waardigheid hun verdriet en lijden dragen,
mensen die wel buigen maar niet breken, mensen die ‘dood’
als onderdeel van het leven zien,…Mensen die in de grupos
de apoio (zelfhulpgroepen) ook nog zorg kunnen dragen voor
een ander, die misschien nog iets zieker is dan zijzelf…Mensen
die zo dankbaar zijn omdat je hen met respect benadert,
zelfs al zijn ze seropositief… ’t Zijn stuk voor stuk ongelooflijke
mensen!”
Totzover dit getuigenis
van Hilde.
Om haar in gedachte te
houden wordt op het einde van de viering een tekst gelezen
van Oosterhuis ‘Tegen aids’, die ik in diezelfde kalender
heb aangetroffen.
Muziek Mozart –La nozze de Figaro
“Dove sono i bei momenti” nr 1
Offergang
Grote dankgebed nr. 140
Lied 502: “Om te zien een nieuwe aarde”
Muziek tijdens de communie: Ninna nanna nr 8
Slotgebed : “Tegen aids”
Opstanding en nieuwe
schepping is maken wat nog nooit gemaakt is.
Is scheppen ‘iets maken uit niets’?
Nee, scheppen is chaos bewoonbaar maken, ergens in de stikdonkere
leegte van de verwarring beginnen; in de stikvolle leegte
van de wereldstad een plaats maken waar gewoond, geluisterd
en geleefd kan worden. Iets nieuws beginnen, kleine kansen
aangrijpen, de allerkleinste niet veronachtzamen, dat is
geloven in opstanding.
Opstanding is: een geneesmiddel vinden tegen aids, en tegen
alles wat mensen vernietigt
Opstanding is het, als er niet alleen een geneesmiddel tegen
aids gevonden wordt, maar als het ook voor iedere aidspatiënt
beschikbaar komt, ook in Afrika – dus als wij en de hele
wereld bereid zijn dat te betalen. Dat zou opstanding zijn,
en nieuwe schepping. Dit voor mogelijk houden is geloven
dat voor God niets onmogelijk is.
Het opstandingsverhaal is geen lenteverhaal – herlevende
natuur na de doodse winter.
Het is een verhaal over God, over die ene van Abraham,Izaäk
en Jakob: wiens naam bij benadering ‘Ik zal er zijn’ betekent;
en die geen God van doden is, maar van levenden, naar een
woord van van Mozes en Jezus.
In dit opstandingsverhaal wordt afgerekend met de gedachte
dat het verleden het laatste woord heeft: met de doem, met
die dood die erger dan de dood is, het cynisme.
Het verhaal over Jezus’opstanding is de meest radicale verbeelding
van het gelijk van het visioen: het gelijk is aan hen die,
tegen alle vijandschap van de wereld in, blijven hopen op
een verzoening tussen mensen; zij kiezen voor dat visioen
als laatste waarheid… (Huub Oosterhuis)
Muziek : Buxtehude Cantatas nr 6
(vanaf 5.05’)
|