4 december 2005 :
Ethisch handelen in de Wachttijd
Rik Nuytten
Openingslied : Nr. 210: “Alle dagen
wachten”
Inleiding
Goede morgen.
Verleden zondag, bij
het begin van de advent, had Marcel het over de behoefte die
we voelen om in deze tijd van het jaar te mijmeren. Het is
een wachttijd, een tijd waar we in een houding van “gelassenheit”
de wereld niet zijn gang laten gaan, maar waarbij we uitkijken
naar het doorbreken van het licht. We zongen het in
het openingslied, in deze donkerste dagen van het jaar wachten
wij tot het einde van de nacht. Duisternis is iets waar we
niet van houden. De meeste mensen hebben het meer voor helderheid,
voor felle zon. Een paar dagen geleden zag ik op TV iemand
verklaren dat gebrek aan licht sommige mensen tot depressies
kan brengen en dat therapie met licht hierbij kan helpen.
Maar toch denk ik dat ook duisternis iets kan hebben…. De
duistere wachttijd kan de vruchtbare bodem zijn waaruit nieuwe
inzichten ontspruiten, inzichten die ons weer verder op weg
helpen.
Ik las een
interview met Karen Armstrong naar
aanleiding van het verschijnen van haar nieuw boek. Zij suggereert
om terug te grijpen naar de profeten van een periode die zij
de “tussentijd” heette. Dit is van ongeveer 900 tot 200 jaar
voor Christus, waar vele nieuwe inzichten ontstonden, in verschillende
religies, in verschillende delen van de wereld. Deze inzichten
helpen nu nog de mensen vooruit.
Ik denk
dat wij nu weer in zulke tussentijd leven. God en godsdienst
zijn niet meer de determinerende factor die ons sociaal en
intellectueel verkeer regelt. Nietsche
zei het al: “God is dood”, of preciezer, de God zoals wij
die in de gevestigde religies vastgelegd, voorgesteld en gemaakt
hebben, is dood. Naar mijn aanvoelen is onze tijd, een
tijd van grote verandering, waar de oude modellen niet meer
voldoen en we nog geen nieuwe hebben waar we echt op vertrouwen.
We zijn er nog niet uit hoe het eigenlijk verder moet. Om
in de beeldspraak van de advent te blijven, er blijft ons
niets anders over dan te wachten tot het licht wordt..
Dat kan ongemakkelijk zijn, maar het heeft iets. Misschien
is het daarom dat de vieringen en lezingen van de advent ons
zo aanspreken.
De evangelielezing
van vandaag gaat over Johannes de
Doper en zijn optreden in de woestijn. Dit is een vast gegeven
in de Advent. We kennen het verhaal allemaal. Johannes
doopte de mensen. Hij riep hen op om zich te bekeren, en hij
deed dit in een kleurrijke, strenge taal. En toen mensen uitleg vroegen wat bekering eigenlijk betekende,
vertaalde hij dat in zeer eenvoudige, ethische handelingen
die op ieder individu waren toegespitst.
En zo ben
ik bij het thema van de viering van vandaag. Ik zou met jullie
willen nadenken over ethisch handelen, hoe wij in de duisternis,
in de onzekerheid, in de wachttijd waarin wij leven toch ethisch
kunnen handelen. Als alles duister en onzeker is, hoe kunnen
we dan nog weten wat ethisch goed is?…
Laten wij bij het begin van deze viering even in stilte mijmeren.
Openingsgebed:
Die ons verwachten kent
en zegent met liefde,
die ons bezaait
met recht en vrede beide
en in ons wekt
de vrucht van het vertrouwen,
geef ons
een open oog,
een helder zicht
ook in de nacht,
op Wie het Licht der wereld is,
het Woord dat op uw lippen ligt.
Woon onder ons
in wie Hij is,
in wat Hij zegt
in wat Mij met ons doet.
Sytze De Vries: Bij gelegenheid, deel I, Zoetermeer: Meinema, 2005
Lied: Nr. 211: “Kom tot ons, de wereld wacht”
Evangelie (Mat. 3, 1-17)
In die tijd
trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea.
Hij verkondigde: ‘Kom tot inkeer,
want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ Dit was
de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn:
“Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.”’ Johannes droeg een ruwe
mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich
met sprinkhanen en wilde honing. Uit Jeruzalem, uit
heel Judea en uit de omgeving van
de Jordaan stroomden de mensen toe,
en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan,
terwijl ze hun zonden beleden.
Toen hij
zag dat veel Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop afkwamen,
zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt
dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng liever
vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij
hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit
deze stenen kinderen van Abraham verwekken! De bijl
ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede
vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Ik
doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar
na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet
goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen. Hij zal jullie
dopen met de heilige Geest en met vuur; hij houdt de wan in
zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in
de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in
onblusbaar vuur.’
Homilie:
“Uit
Jeruzalem, uit heel Judea en uit
de omgeving van de Jordaan stroomden
de mensen toe, en ze lieten zich door hem dopen in de rivier
de Jordaan, terwijl ze hun zonden
beleden.” Blijkbaar trof het optreden van Johannes
de Doper een gevoelige snaar bij de Joden van het toenmalige
Judea. Wij weten uit de geschiedenis dat het een woelige tijd
was, waarbij er een sterk gevoel leefde dat het oude voorbij
was en dat er iets anders moest komen. Wat dat andere was,
was helemaal niet duidelijk. Er leefden verschillende overtuigingen,
en die botsten heftig met elkaar. De zeloten wilden met geweld
de verandering bewerkstelligen, de Farizeeën wilden dit doen
met een gebalanceerde interpretatie van de wet van Mozes.
De Sadduceeën hadden een zeer cynische lezing van de bijbel
en de Essenen vonden dat een strenge afzondering in een zuivere
gemeenschap de enige manier was om de verwachte verandering
te bewerkstelligen. En alle groepen bekampten
mekaar uitgebreid. Terwijl de
overtuigden heftig tekeergaan, hebben gewone mensen
dan de neiging om afstand te nemen, om zeker geen partij te
kiezen. Zij praten de fanatiekelingen
een beetje naar de mond en trekken zich dan snel terug in
de veilige cocon van de naaste familie en van vrienden en
bekenden die ze kunnen vertrouwen. Het klinkt zeer actueel.
Dit is precies wat er gebeurt in onze tijd. De meeste mensen
weten het niet goed meer! In de eerste helft van de twintigste
eeuw kon een pastoor of pater nog ten volle dicteren hoe mensen
moesten staan ten opzichte van seksualiteit, en van ethische
kwesties in het algemeen. Nu wordt
dit helemaal niet meer aanvaard. De regel is: ieder doet maar
een beetje, en maakt voor zichzelf uit waar zich aan te houden.
Ik vraag mij af of dit niet een typisch teken van duisternis is? Van wachten
op de dageraad?
Als
je het verhaal van Johannes de Doper
wat aandachtiger leest, vindt je enkele interessante gedachten.
Hoogstwaarschijnlijk is Johannes
afkomstig uit de Essener-gemeenschap, maar hij zondert zich niet af in een
sekteachtig leven. Neen, hij trekt de mensen aan. En hij is
ook niet selectief in het aantrekken van mensen, zoals de
Essenen wel waren.
Iedereen is welkom bij Johannes.
Wat telt is niet wie je bent, maar je bereidheid om je te
bekeren. Hij is helemaal niet mals voor hen die zichzelf de
“elite” van de maatschappij beschouwen. Tot hen zegt hij: “Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig
bent voor het komende oordeel? Breng liever vruchten
voort die een nieuw leven waardig zijn,
….” Niet je afkomst of stand is bepalend, maar wel je bereidheid
je te bekeren. Dit vinden we ook heel sterk bij Jezus. David
Flusser, een Jood die veel over
Jezus heeft gepubliceerd, zegt dat het verschil tussen Jezus
en Johannes was, dat de Doper heel
ascetisch en streng was, terwijl Jezus “blijer” was, Hij bracht
een meer vreugdevolle boodschap.
De
vraag is: hoe kun je de oproep van Johannes
vertalen naar de wachttijd die we nu beleven? Om daarop te
antwoorden, denk ik dat wij moeten kijken wat Johannes
de mensen aanraadde. Soldaten mogen niet afpersen, tollenaars
mogen niet meer eisen dan wat rechtvaardig is, enzovoort.
Heel concrete, simpele dingen. Later werd dit uitgedrukt in de werken van barmhartigheid. En Schillebeeckx
zegt dat de werken van barmhartigheid nu worden vertaald
in de universele rechten van de mens. Daar zit volgens mij
iets in.
Ik
ben een typisch kind van mijn tijd. Ik ben niet zeker van
de dingen rondom mij. Ik wil mij niet in
mijn cocon terugtrekken “omdat het toch allemaal niet helpt”,
maar daarom ben ik er nog niet uit. Misschien
is een nederige instelling, van vertrouwen in het duister
van de wachttijd, een betere manier om uit de moeilijkheden
te komen? Misschien hoeven we er helemaal niet uit te komen?
Jezus en Johannes leefden ook in een verwarrende tijd. Beiden konden
heel scherp spreken tegen structureel onrecht en schijnheiligheid.
Maar tegelijkertijd waren ze zeer mededogend voor mensen in
een concrete situatie. Misschien ligt daar een richtsnoer
dat ons kan helpen. Als wij ethisch willen optreden in deze
moeilijke tijd, dan is het belangrijk om luid te spreken en
te ageren tegen onrechtvaardigheid, onrecht en machtsmisbruik.
Maar tegelijkertijd zouden wij heel mededogend moeten staan
voor de individuele mens die voor ons staat, in zijn of haar
persoonlijkheid. Ik vind dit een heel mooie gedachte. Er zijn
grote ethische principes en daarop kom je niet terug, maar
tegelijkertijd is er ieder individu in zijn of haar situatie,
waar zachtheid, mededogen en warmte van belang zijn.
Als
ik naar deze gemeenschap kijk, dan denk ik dat wij hier redelijk
goed mee bezig zijn. Wij hebben de wereldgroep die zich inspant
rond grote vragen van onrecht. We doen iets tegen onrechtvaardigheid
en machtsmisbruik in de Amnesty schrijf-groep. Maar evenzeer
wordt hier wekelijks opgeroepen tot zachtheid en mededogen
tegenover de individuele mens. Een basisregel van het huis
is dat wij niemand uitsluiten. En hoe vaak wordt vanaf deze
plaats niet opgeroepen tot persoonlijke inzet, thuis, in onze
straat, onze werkomgeving? Voor mij zijn het lichtpuntjes
in de duistere wachttijd. Het zijn aanzetten tot bekering,
kleine stapjes om het Rijk van God naderbij te brengen.
Ik
stel voor om de woorddienst te besluiten met de eerste lezing
van deze zondag. Het is de profetie van Jesaja
die iedere advent wordt voorgelezen. Als
wij leven naar de oproep van Johannes de Doper, als wij een balans vinden tussen verontwaardiging
om onrecht, als wij profetisch spreken als het moet, en tegelijk
diep mededogen betonen tegenover ieder individu in hun eigen
situatie, dan banen we, denk ik dan, de weg voor hem die komen
moet. …Luisteren we naar Jesaja.
Lezing: Uit de Profeet Jesaja
(Jes. 40, 1-5; 9-11) Troost voor Jeruzalem
Troost, troost mijn volk,
zegt jullie God.
Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend
dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan,
omdat zij een dubbele straf voor haar zonden
uit de hand van de HEER heeft ontvangen.
Hoor, een stem roept:
‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn,
effen in de wildernis een pad voor onze God.
Laat elke vallei verhoogd worden
en elke berg en heuvel verlaagd,
laat ruig land vlak worden
en rotsige hellingen rustige dalen.
De luister van de HEER zal zich openbaren
voor het oog van al wat leeft.
De HEER heeft gesproken!’
Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion,
verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem,
verhef je stem, vrees niet.
Zeg tegen de steden van Juda:
‘Ziehier jullie God!’
Ziehier God, de HEER!
Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen.
Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem
uit.
Als een herder weidt hij zijn kudde:
zijn arm brengt de lammeren bijeen,
hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.
Lied: Nr. 209: “Heer Jezus, Kom”
Muziek (kinderen komen van nevendienst)
Offerande :Offergebed:
Gij vervult ons
met de hoop
op de komst van uw Rijk,
dat de verlossing nadert
van wie nu nog wonen
in de schaduwen van de dood.
Blaas die vonk aan
en de gloed zal ons warmen
en aanstekelijk maken.
Laat deze hoop
vrucht zetten
in goedheid onder mensen,
in verzoening tussen volken
en vrede op aarde
die duren zal
als de dag
waarop geen nacht meer volgt.
Sytze
De Vries: Bij gelegenheid, deel I, Zoetermeer: Meinema, 2005
Groot Dankgebed
voor de tijd van Advent:
GIJ WEKT IN ONS VERWACHTINGEN -
Gij wekt in ons verwachtingen,
want Gij hebt omgezien
naar ons
en U over ons ontfermd.
Met: de dauw van uw liefde
herschept Gij de aarde,
maakt Gij ons ruimte.
Een weg van vrede
ontvouwt zich,
een morgen gloort,
beschijnt wie zijn gezeten
in schaduw van de dood.
Zo doet
Gij uw schepping goed,
Daarom zingen wij mee
- met hart en ziel -
met Johannes
de Doper,
met Maria
en met allen
die door de tijden
als wachters in de nacht
gezeten in het duister
gezongen hebben
van het licht van uw dag.
Met hen mee
verheffen ook wij vandaag
onze
stem
Gezegend Gij,
om Jezus uw knecht,
uw zoon en profeet,
die uw liefde gestalte gaf,
en die stem gaf aan onze
hoop,
die gerechtigheid omhelsde,
en één en al ontferming was.
Hij is het
die nóg ons leidt
en onze handen vult
sinds die nacht
waarin hij werd overgeleverd,
toen Hij brood nam en
U zegende...
Zend u Geest uit
over ons mensen,
over dit brood en deze wijn,
over heel uw kerk.
Dan blijft ook in ons
de verwachting gewekt,
dan zet ook in ons
uw woord vrucht
en groeit de hoop.
Wek op uw macht,
uw overmacht aan liefde
en bevrijd
wie nu nog huizen
in de zware schaduwen,
in een duister land.
Breng hen met ons bijeen
in uw Rijk van vrede.
Sytze De Vries Bij gelegenheid,
deel I Meinema, Zoetermeer, 2005
Slotgebed
Onze toekomst
hebt Gij een gezicht gegeven
en onszelf een nieuwe naam.
Naar Christus mogen wij heten,
Hij is ons de deur naar morgen.
Dat wij die met liefde openen voor elkaar, voor onze kinderen.
Geef ons bet vertrouwen
op uw liefde te koersen,
wie na ons komen voor te gaan,
verankerd in het geloof
van uw lieve Zoon,
bezield door de hoop
die ook hem gaande hield.
Dan zult Gij ons niet ontbreken,
ook als de weg is opgebroken,
ook als de adem stokt.
Sytze
De Vries Bij gelegenheid,
deel I Meinema, Zoetermeer, 2005
Slotlied: Nr.
214: “Op een God die door de eeuwen”
|