------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




Feest van Allerheiligen (2005)
Omringd door allen die ons voorgingen

pater Marcel Braekers

Openingsritueel:

Op het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreve in Deventer is een gedicht van Okke Jager in een granieten cilinder gehouwen. Het gedicht luidt:

Verraad ons aller angst zich niet
In wie het leven weerloos liet?
De glasglans stemt de blazer mild.
De kaarsvlam vormt de hand tot schild.
De krokus wijst beton zijn grens.
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

Kwetsbare vergankelijkheid is er zeker voor wie binnen de muren van het ziekenhuis verblijven. Ik koos dit gedicht omdat we vandaag allen gedenken die in kwetsbare vergankelijkheid dit leven gingen. De een na een grote boog van gelijkmatigheid en rust, een ander na een kortstondig bestaan dat brutaal werd afgebroken. De een herdacht door geliefden, een ander naamloos en vergeten. Allemaal hebben ze een naam, die geschreven is in Gods hand waardoor ze onttrokken worden aan de anonimiteit en vergetelheid. In deze viering stellen wij hen hier aanwezig door een kaarsje rond de Paaskaars te plaatsen terwijl we zingen:

Lied nr. 622 : "De heiligen ons voorgegaan, hebben hier niets verworven"

Gebed

Die mij droeg op adelaarsvleugelen
Die mij hebt geworpen in de ruimte
En als ik krijsend viel mij opgevangen hebt
En weer opgegooid tot ik vliegen kon –
Gij eerste en laatste
Die wij in eerbied noemen: onze God.
Blijf ons opvangen ook in ons laatste uur
Geef aan allen die hoopten op U
Een laatste thuis in uw heilige Stilte.
Wees vooral milde goedheid voor wie naamloos en klein
Ongeborgen en vergeten vallen in niets.
Gij die een weg van leven hebt getoond
In Jezus, uw geliefde Zoon.

Inleiding op de lezing

De Bijbel eindigt met het boek van de Openbaring van Johannes. Daarin beschrijft Johannes in aangrijpende beelden wat deze wereld te wachten staat in de tussentijd. Beelden die je zo kunt plakken op wat gebeurt in de oorlog in Irak, de vele doden die verschillende natuurrampen hebben geëist, de dreiging die uitgaat van het terrorisme en de steeds grimmiger kernbewapening, enz.

Dit boek van de Openbaring wil echter ook een troostboek zijn. Daarom herneemt Johannes aan het einde alle grote thema’s waarmee de Bijbel in het boek Genesis opende: de tuin, het water, de levensboom, enz. Zo wordt de eerste schepping opgenomen in een nieuwe schepping en droomt Johannes hoe daarmee twist en dood plaats zullen maken voor vrede en verbondenheid.

Uit het boek van de Openbaring: 21, 1 -5/ 21, 9 – 10/ 21, 22 – 22,5.

Lied nr. 521 : "In 't laatste van de dagen zal het zijn"

Homilie

Onlangs las ik een boeiende autobiografie van Tony Hendra, één van de oprichters van Monty Python. Ik noem het boek een autobiografie maar in feite is het gewijd aan de figuur die in heel zijn leven een belangrijke rol heeft gespeeld: Father Joe, ‘de man die mijn leven redde’ zoals de ondertitel van het boek luidt. Father Joe is een benedictijn  die schijnbaar teruggetrokken leeft in zijn abdij op het eiland Quarr en die op de rusteloze ziel van Hendra een bijzondere invloed zal hebben. Het boek begint met een beschrijving van wat voor de auteur een heilige is. Ik lees deze tekst voor omdat ik hem zo toepasselijk vind voor dit feest van Allerheiligen.

“Daar staat hij op de modderige klei van het klif, zijn handen onder zijn scapulier verscholen tegen de kilte, zijn brede, rubberachtige lippen vredig lachend naar de grijze woelingen van het Kanaal. Achter reusachtige oren gehaakt, rond een vlezige aardvarkenachtige neus en een geblutste omabril zit zijn zwarte monnikskap, een oeroude, rudimentaire bescherming tegen de striemende regen. Verder naar beneden: reddeloze platvoeten in zwarte sokken en grote, klepperende sandalen onder een sjofele zwarte pij die in de wind flapt en, als je geluk hebt, witte Engelse knieën onthult die zo knobbelig zijn dat hij er prijzen mee zou kunnen winnen.

Dom Joseph Warrilow is zijn officiële kloosternaam, maar iedereen noemt hem pater Joe…. Hij is de vleesgeworden monnik uit een stripverhaal. En hij is een heilige…

Een heilige is iemand die de cruciale menselijke deugd van de nederigheid beoefent. Nederigheid tegenover rijkdom en overvloed, nederigheid tegenover haat en geweld, nederigheid tegenover kracht, tegenover je eigen genialiteit of het ontbreken daarvan, nederigheid tegenover andermans nederigheid, tegenover liefde en schoonheid, tegenover pijn en dood. Heiligen voelen zich geroepen om het hoofd te buigen voor alle pracht en alle gruwelijkheid van de wereld, omdat ze er iets goddelijks in waarnemen, iets wat klopt en leeft onder het harde, dode oppervlak van materiële dingen, iets wat onbevattelijk veel groter en zuiverder is dan zij.” (p. 8-9)

De laatste jaren hebben we in de kerk een inflatie meegemaakt van heiligverklaringen en het lijstje schijnt nog niet te zijn afgewerkt. Dikwijls gaat het om heel edelmoedige mensen die daarbij uitzonderlijke dingen deden. Je mist dan soms dat gewone, alledaagse waarin heiligheid toch het meest zou moeten verscholen zitten. Daarom was ik zo blij toen ik dit boek las en Hendra’s beschrijving van heiligheid zoals die verpersoonlijkt wordt in de persoon van pater Joe die hij verder in tere kleuren tekent als een heel gewone man maar met een uitzonderlijk vermogen om te luisteren, mee te leven met anderen en vooral in dit chaotische leven van de auteur aanwezig te zijn als iemand die boven de turbulenties in eenvoudige openheid alles aanvaardt. Zo werd hij voor deze geniale en gekke satiricus een concrete gestalte van God en wat wij met die God verbinden als eeuwig leven.

Wie zijn onze heiligen? Soms denk ik: zouden mijn ouders dat zijn, die ons zo zorgzaam hebben opgevoed met eerbied voor het leven? Met alle respect voor hen, maar eigenlijk denk ik van niet, want ze hadden ook een donkere kant net als iedereen. Moet ik die heiligen dan gaan zoeken in het boek van de martelaren, van de kerkleraars, van de godgewijde maagden, enz.? Ook daartegen sta ik sceptisch, want sommigen werden heilig door politiek gekonkelfoes, anderen omdat ze ongewild op een hete rooster werden gelegd of weer anderen omdat ze toevallig over wat meer hersenen beschikten en daarom briljante boeken schreven. Soms denk ik dat heiligen niet bestaan, wel heiligheid. Ik bedoel dit: iedereen heeft wel een onhebbelijkheid, slechte momenten of perioden in het leven dat je niet te pruimen bent. Mens zijn is onvermijdelijk: dubbelzinnig zijn, accepteren dat je maar bent wat je bent, proberen zo je innerlijke huishouden te beheren dat mildheid en medeleven het halen op nijd en drang om te overtroeven. De weg van bescheidenheid gaan door dik en dun hoe klein of succesvol het leven ook lijkt. En wel zo gaan dat je drager wordt van iets moois en groots dat je zelf niet meer bent. Dat bedoelde ik met: heiligen bestaan niet, wel het heilige. Datgene wat als een surplus doorheen ons leven soms, heel voorzichtig schemert of meetrilt. Iets dat niet van onszelf is en dat we mogen beheren als in broze vaten. Het heilige dat zich geeft nu eens in diep gelovige mensen, maar soms ook in totaal ongelovigen. Op de meest onverwachte momenten als iets dat zich niet laat fixeren of determineren. Je kan er enkel van zeggen dat het met God te maken heeft.

Over dat heilige, of over deze God in fragmenten gaat het feest van vandaag. Maar heel bijzonder zoals we dat menen te ontdekken in allen die ons dierbaar zijn, in degenen die respect hebben afgedwongen, in de kleine levens die onaf en wreed werden weggerukt, in de genieën die aan deze wereld glans gaven of hem een stukje rechtvaardiger maakten. Want elke keer kon dat heilige oplichten op een andere, ongrijpbare manier. Zo is dit feest van Allerheiligen een triomflied over het leven dat sterker is dan de dood. Een lied over God die zich aan de wereld geeft als een verhaal. Een levend verhaal ingebed in de geschiedenis van concrete mensen.

Johannes, de evangelist en ziener, drukt het zo mooi in beelden uit. Hij ziet een nieuw Jeruzalem, niet de verscheurde en gewelddadige stad, maar een open internationale stad zonder stadspoorten, bevolkt door een open gemeenschap. Zonder tempel want God zelf woont er als licht in  de ogen van allen. De wereld waarin we altijd geleefd hebben zal ophouden want alles is doordrongen van een diepe verbondenheid: tussen arm en rijk, levenden en doden, mens en natuur, tussen God en kosmos. Want niet de dood, maar het leven heeft het laatste woord. Dat is de utopie, de droom waarin helemaal doorbreekt wat we nog slechts vaag als in een wazige spiegel zien.

Daarom nodig ik u uit om die prachtige hymne aan het licht, die in onze zangbundel staat, samen rechtstaande te zingen: als een ode aan allen die lichtdragers zijn en waren en aan Hem, de Enige, de Eeuwige, de Bron van het licht dank zij wie wij licht kennen zien en doorgeven.

Lied nr. 504: "Licht dat ons aanstoot in de morgen"

Groot Dankgebed: Klein dienstboek nr. 154

Na de communie: nr. 648: "Gij hebt woorden van eeuwig leven"

Slotgebed: ‘Doe mij binnengaan in uw oord van stilte’  (H. Oosterhuis)

------