------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




4 september 2005: 23e zondag

“Heb uw naaste lief als uzelf.”

Ides Nicaise

Lied 612: Stem als een zee van mensen

Inleiding

Dikwijls gehoord op radio en tv: “Humo lezen kan je gezondheid schaden.”
In dezelfde lijn zou ik zeggen: “De bijbel lezen kan je leven grondig door mekaar schudden.”

Toen ik een cursus volgde over werken met groepen was een van de eerste uitspraken die we te horen kregen van de docente: “HOE je naar de dingen kijkt bepaalt wat je ziet, hoort, zegt en doet.” Dit zinnetje is me altijd bijgebleven. En het heeft me al heel dikwijls geholpen om situaties uit te klaren en helder te krijgen.

Ik wil dit bewust doortrekken naar de bijbel.

Ik ben ervan overtuigd dat HOE je de bijbel leest, bepalend zijn voor je verdere leven en voor hoe je in onze wereld wil staan. Ik ben ervan overtuigd dat de bijbel telkens weer een appčl doet op ons; dat je de bijbel niet vrijblijvend lezen.

Heel duidelijk wordt telkens opnieuw de verantwoordelijkheid, de maatschappelijke betrokkenheid van elk individu benadrukt.

En dat we maar mensen zijn, met onze grote en kleine kantjes, willen we eerst samen uitzingen voor God en voor mekaar.

Lied 416: Wat ik gewild heb

Gebed

Jij, roepende stilte,
verre stem,
als Jij bestaat,
besta dan in hen,
in mensen in ons midden.
Besta in ons,
Jij die ons kent,
Jij die ons boeit,
opdat wij niet langer
ontheemd, ontkend, ontroostbaar zijn
en van elkaar niet weten.

Uit de drie mogelijke lezingen van vandaag koos ik er twee die naar mijn gevoel complementair zijn. Van deze twee lezingen wil ik me dan nog eens beperken tot één zinnetje uit ieder, en dan nog fijner focussen op slechts één woord en wat de implicatie daarvan zou kunnen zijn voor ons en onze maatschappelijke betrokkenheid.

Laten we eerst luisteren naar de twee lezingen. We lezen dadelijk na mekaar een stukje uit de Romeinenbrief van Paulus en een stukje uit Matteüs.

Rom. 13,8-10

Mat. 18,18-20

Lied 164: Ubi caritas

Laten we eerst beginnen met het zinnetje uit de brief van Paulus: “Heb uw naaste lief als uzelf.”
Ik vind dit een heel moeilijke zin. Want:
Wie is mijn naaste?
Kan ik die zelf kiezen?
Kan ik sommigen bewust niet kiezen?
Heb ik mezelf lief?
Wat moet ik verstaan onder mezelf liefhebben?
Kan ik een ander even lief hebben als mezelf?
Moet ik het zinnetje überhaupt zo verstaan als het er staat?
Misschien moeten we maar bij het begin beginnen en inzoemen op dat ene woordje: “naaste”.
Zo voor de vuist weg zou ik dan zeggen:
Mijn naaste dat is diegene waar ik regelmatig mee in contact  kom. Mijn gezinsleden, vrienden, collega’s. Maar dan wordt het moeilijker, want:

Zijn het ook de mensen waarmee ik te maken krijg in mijn engagementen als vrijwilliger? Zijn het ook de dames aan de kassa in de supermarkt? Diegene waar ik het altijd mee aan de stok heb? De mensen waar ik over lees in de krant, die ik zie op tv…de armen, de oorlogsslachtoffers, de verdrukten?

Wanneer de Farizeën diezelfde vraag aan Jezus stellen antwoordt hij met een wedervraag. Hij vertelt hun het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Op het einde van het verhaal vraagt hij: “Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?”
Jezus draait hier de zaken om. Zijn vraag komt vanuit het perspectief van het slachtoffer. Niet de helper bepaalt wie zijn naaste wordt, maar het slachtoffer zelf.

Plaatsen we dit terug in ons leven, dan wordt de vraag ineens iets heel anders.
Niet meer “wie is onze naaste”, maar “voor wie kan ik een naaste zijn”, “wie wil mij als “naaste”?
Zo geformuleerd heeft deze vraag zonder meer gevolgen voor de manier waarop we met verschillende mensen, situaties, toestanden omgaan.
Want, zolang het gaat over onze omgang met ”gelijken”, is er waarschijnlijk geen probleem, maar wat betekent het voor onze manier van omgaan met armen, zieken, illegalen, gevangenen, hele groepen uitgebuiten, verdrukten hier en elders, in de derde wereld, en ga zo maar door…

Wanneer kan ik een naaste zijn voor deze mensen? Wanneer willen zij mij als naaste? Wat moet ik daarvoor doen om door hen als naaste gekozen te worden?
Ik zou niet graag iemand als mijn naaste benoemen die me onderdrukt, betuttelt, bewust klein houdt,…
Ik zou wel graag mijn naaste noemen diegene die er mee voor zorgt dat ik terug rechtop kan lopen, dat ik mijn fierheid terug krijg, dat het leven terug zin krijgt…

Dit heeft te maken met gerechtigheid, met het recht dat ieder mens heeft, ongeacht wie hij of zij is. Gerechtigheid probeert recht te maken wat krom is. Structurele veranderingen dus, niet enkel een lapje voor het bloeden. Onrecht, foute situaties, omstandigheden aanklagen, niet stilzwijgend dulden om de lieve vrede, of, erger nog, doen alsof ze er niet zijn… Jezus wijst ons telkens en telkens opnieuw op onze verantwoordelijkheid.

Dit houdt dus rechtstreeks in dat ik niet meer vrijblijvend en onverschillig in het leven kan staan. “Heb u naaste lief als uzelf” wordt zo ineens heel wat duidelijker! En ik wil zo ook de binding maken met het zinnetje uit de tekst van Matteüs waar Jezus zegt:”Waar twee of meer in MIJN naam aanwezig zijn, daar ben Ik in hun midden.” In MIJN naam samen zijn, kan toch maar enkel in de naam van de Liefde zijn. En deze liefde kent geen onderscheid in personen, wil enkel recht voor iedereen.

Ik wil deze korte reflectie afsluiten met een tekstje van Lila Watson, een Aboriginal uit Australië:

Als je bent gekomen
om mij te helpen
verspil je je tijd
maar als je bent gekomen
omdat jouw bevrijding
is verbonden met de mijne
laten we dan samen werken!

Muziek

Bezinning (samen lezen)

Leven als christen is voortdurend,
dag na dag,
de weg van de bekering gaan;
is kiezen om niet voor jezelf te leven,
optornen tegen de tijdsstroom van elk-voor-zich,
van gemakzucht en egoďsme.

Leven als christen
is luisteren naar Gods woord
zoals het vandaag hoorbaar is
in mensen en situaties;
is je leven afstemmen op Hem
en van je doen en laten
een vervolgverhaal maken
van wat in de Schrift te lezen staat.

Leven als christen
is proberen dat woord van God
dan ook te doen,
al was het maar dat kleine beetje
dat je van het evangelie al begrepen hebt;
is van je leven een offerande maken,
opdat alles wat je doet mag bijdragen
tot beter samenleven voor allen.

Over zo’n leven zegt Jezus dan ook:
“Dat is mijn lichaam, mijn bloed.”
Wij zijn de levende belichaming van zijn liefde,
Zijn aanwezigheid in deze tijd.
Waar zou Hij anders te zien zijn,
Dan in mensen die blijven doen als Hij:
samen vieren én leven.

                       

Tafelgebed 140

Onze Vader

Vredeswens

Maaltijd

Bezinning: De kerk die ik liefheb

De kerk die ik liefheb dat is een kerk,
die ervan overtuigd is dat Christus de haven is en zijzelf slechts de vuurtoren,
die liever hoop dan angst oogst.
Een kerk, die me eerlijk en zonder hoogmoed toespreekt en zegt:
“Wij zijn een volk onderweg naar een gemeenschappelijke ziel
en we moeten hand in hand gaan, aan dezelfde bronnen drinken
en dezelfde gevaren doorstaan.”
Een kerk, die geen diepgevroren, verstarde God aanbidt,
maar een levende tegenwoordige Heer.
Een kerk, die zich meer zorgen maakt om hen die uit angst onbeweeglijk blijven,
dan om hen die zondigen terwijl ze voorwaarts gaan.
Een kerk, die me meer over vrijheid dan over gehoorzaamheid spreekt,
meer van hoop dan van autoriteit,
meer over Christus dan over zichzelf,
meer over de honger van de armen
dan over de binding met de rijken van vandaag en gisteren.
Een kerk,die het meer ter harte gaat om authentiek te zijn dan groot,
eenvoudig in plaats van machtig, oecumenisch in plaats van dogmatisch.
Anderen zien misschien liever een ander gezicht van de kerk.
Ik hou van haar echter op deze wijze;
zo zie ik in haar de levendige tegenwoordigheid van Christus;
de Christus die een vriend van het leven is;
in de wereld gekomen, niet om te oordelen, maar om te redden wat verloren was.                                 (Juan Arias)

Lied 520: Dan komt de dag

Bij de maaltijd

Staande in de traditie van de profeten
en van Jezus van Nazareth
willen wij hier
met elkaar
het brood breken.

We willen vieren
dat we elkaar meenemen
dat we willen gaan
waar de weg niet gebaand is
Dat we op willen breken
naar nieuw en onbekend land
met hoop in het hart.

Vijf broden en twee vissen…en zoveel mensen…
En toch…eten in overvloed…
Laten we wat delen van deze overvloed aan mekaar.

------