------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




10 april 2005: derde zondag na Pasen

De geloofstocht van de Emmaüsgangers

pater Marcel Braekers

Inleiding

Geloven is een weg die je gaat. Bondiger zou ik het niet kunnen zeggen. Want een weg gaan is nieuwe vergezichten zien, komen in nieuwe, onvoorziene situaties en daardoor wijzer worden en opnieuw kiezen. Geloven begint niet met antwoorden, maar met vragen. Misschien wel een levenlang dezelfde vragen stellen, maar steeds dieper en oprechter en daarbij het uitstel verdragen. Ik las ooit bij Paul Tillich de bedenking dat precies dat vertrouwen in een laatste Grond de mens toelaat om met een open blik de diepste vragen van het leven te stellen zonder te vervallen in wanhoop en vertwijfeling.

De evangelist Lucas maakt daarom een boeiende omkering als hij het verhaal vertelt van de leerlingen op weg naar Emmaüs. Want in zijn teksten is de routebeschrijving belangrijk. In zijn evangelie vertrekt Jezus niet toevallig vanuit Galilea om te eindigen in Jeruzalem, het centrum van het jodendom. En in zijn tweede boek, de Handelingen der apostelen, beschrijft hij het vertrek vanuit Jeruzalem en de aankomst in Rome, het centrum van de wereld. Maar hier is een oponthoud, een tussenstop van twee mensen onderweg. Hun weg is een weg van zoekend geloven. Ook voor degenen die de aardse Jezus hebben gekend is zijn dood een mislukking en de verrijzenis een raadsel. Ze hebben elkaar nodig, de tocht en het gesprek om te groeien in inzicht.

Lucas 24, 13 - 35

Homilie

Over dit verhaal heb ik al meerdere keren gepreekt. Ik beschouw het als een fijnzinnig verhaal waarin Lucas de verschillende stappen beschrijft die naar een voldragen geloof voeren. Geloven begint met het stellen van belangrijke levensvragen zoals ook de Emmaüsgangers doen. Het is een fase van verwondering en openheid waarbij een geheimvolle onkende naderbij komt. Verwondering als natuurlijke religiositeit. Religiositeit wordt Godsgeloof als men in dit onbekende en fascinerende een persoonlijk gelaat gaat herkennen en het in zijn leven toelaat en de levensgrond de grond van een Godsgeloof wordt ( 'blijf bij ons want het wordt avond'). En dit Godsgeloof kan evolueren tot een christelijk geloof wanneer de vreemdeling mee aan tafel zit. Lucas dacht hier duidelijk aan de eucharistie en de tafelgemeenschap die zo typisch voor Jezus was. En tenslotte veronderstelt christelijk geloof ook getuigenis afleggen, zoals ook de leerlingen doen als ze terugkeren naar Jeruzalem.

Dit alles heb ik meerdere keren uitvoerig beschreven. Ik had vandaag bij één aspect in dit verhaal langer willen stilstaan, omdat het mij bij het herlezen zo trof. Het is de vragende houding van de twee leerlingen en de reactie van Jezus. De twee leerlingen zoals ze daar stappend terugkeren naar huis zijn zo herkenbaar voor ons vandaag. Twee mensen, die bedrukt zijn om wat het leven met hen doet en die verwonderd en niet begrijpend zoeken naar een antwoord. Het verdriet brengt hen bij elkaar en al pratend leggen ze niet alleen letterlijk, maar ook symbolisch een weg af. Ik noem het een weg van verwondering die hen opent voor een mysterie, omdat deze wereld of omdat het leven is zoals het is. Vragen zoals: waarom is er lijden, waarom overvalt dit iemand die het totaal niet verdient, waar vindt je troost in dat alles.

Tegenover deze open vragende houding staat het antwoord van Jezus: moest het zo niet zijn? Alsof vanuit een ander perspectief een soort van noodzakelijkheid zit in het leven. Moet het allemaal niet gebeuren zoals het is? Zou dat het antwoord zijn van wie gelooft en zegt: het is allemaal Voorzienigheid, het is Gods wil? Welke ruimte is er nog voor de vrijheid. Denk maar aan Calvijn die er van overtuigd was dat een ijzeren plan zich in ons leven doorzet waarbij God de Grote Planner is. Toeval bestaat dan niet, alles is noodzakelijke ontvouwing. Vreemd genoeg krijgt deze visie vanuit het hedendaagse DNA-onderzoek belangrijke ruggesteun. Meer dan we zelf beseffen ligt vanaf onze geboorte vast wie we zijn, wat we zullen presteren, welke -ziekten ons jaren later zullen treffen, enz.

De vraag van de leerlingen 'waarom moest dit alles zo gebeuren' is van een andere orde. Ze opent een ruimte en vraagt om bedenktijd. De leerlingen moeten leven met uitstel van antwoord. Daardoor maken ze echter plaats voor het onbekende, het geheimvolle. Ik heb het gevoel dat we deze faze nooit mogen overslaan. Een geloof dat begint met de antwoorden en niet met vragen is dogmatisme. De reactie 'moest dat alles niet gebeuren' reduceert alles tot iets dat bekend is.

Toen ik deze zinnen neerschreef moest ik denken aan mijn eerste studentenjaren toen ik filosofie studeerde en een van de belangrijke vragen was: zijn christendom en filosofie verenigbaar? Kan een christen tegelijk filosoof zijn, want filosofie is de vragende houding waarbij men alle voorgegeven antwoorden opschort om onbevooroordeeld na te denken. Vandaar de vraag: heft ons geloof deze verwondering en vraagstellingen op en kan men zomaar vrede nemen met de bedenking: 'misschien is het wel Gods wil?' Nog sterker: is het niet blasfemisch als mensen bij een groot ongeluk of tegenslag direct de bedenking maken dat het misschien wel Gods wil is. Op dat ogenblik maakt verwondering niet alleen plaats voor evidentie, maar misschien verduistert men ook God op dat moment.

Ik weet wel dat Lucas het zo niet bedoelde toen hij Jezus de vraag in de mond legde 'moest dat alles zo niet gebeuren?'. Lucas wilde zo blijkt uit het vervolg vooral beklemtonen hoe belangrijk het is om de eigen vragen en bedenkingen te confronteren met de Schriften, om eigen ervaring en wat in de bijbelse tekst aan ervaring zit met elkaar te confronteren. Vandaar dat Jezus- hun de Schriften uitlegt, beginnend bij Mozes en de profeten.

Zou je om terug te keren naar mijn vraagstelling niet kunnen zeggen dat het misschien meer christelijk is om niet zozeer met antwoorden te komen aandragen, maar zijn vragen steeds verder en dieper open te trekken? Is geloven daarom niet veeleer, zoals heel dit verhaal suggereert, een weg gaan. Steeds opnieuw het vragen toelaten, de verwondering verdiepen, de onbekende naderbij laten komen en leven met het uitstel? Zouden gelovigen niet veel aantrekkelijker mensen worden als ze precies degenen zouden zijn die het uithouden bij al die vragen, die tegelijk met een gevoel van geborgenheid en vertrouwen open overdenken wat zich zo ongevraagd en ongeweten aan ons opdringt? God als een open vraag waarbij men gevoelsmatig een nabijheid ervaart en anderzijds met zijn ogen en verstand en met heel zijn persoon die openheid krijgt voor wat met deze wereld gebeurt. Geloven als het samenkomen van mensen die het brood breken en in het breken de verrezen Jezus in hun midden weten, maar die ook weet hebben van het verdwijnen, de ongrijpbaarheid van wat j e zo belangrij k en heilig vindt. Geloven als het delen met elkaar van het geheimvolle, van wat bedroefd maakt, enz.

Misschien is dat de belangrijkste boodschap die Lucas ons via dit verhaal wilde duidelijk maken.

Slotgedicht:  “De disgenoten” (Ida Gerhardt)

Het simpele gerei,
het brood, dat is gesneden,
de stilte, de gebeden –
Want de avond is nabij.

Uit tranen en uit pijn
dit samenzijn verkregen:
bij sober brood de zegen
twee in Uw naam te zijn.

Waar aan de witte dis
Uw teken wordt beleden
verschijnt Gij -:'U zij vrede.'
gij Brood - gij Wijn - gij Vis.

In de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de joden, kwam Jezus. Ineens stond hij in hun midden en zei., 'Vrede!' (Joh 20,19)

Laatste gebed en groet van paus Johannes Paulus

Liefste broers en zusters.
(...)  Aan de mensheid,
die soms bang en overmand lijkt
door de macht van het kwaad,
door egoïsme en door angst,
biedt de verrezen Heer als geschenk
zijn liefde die vergeeft,
die verzoent en die de ziel weer hoop geeft. 
Het is liefde die zielen bekeert en die vrede brengt. 
Hoeveel nood heeft de wereld niet
aan het begrip en de aanvaarding
van de goddelijke barmhartigheid

------