------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




6 februari 2005
5e zondag

Jullie zijn het zout van de aarde;
Jullie zijn het licht in de wereld.
(Mattheüs 5,14-16)



Pater Marcel Braekers

Openingszang nr. 4: “Wees hier aanwezig, woord ons gegeven”

Inleiding

“Ik was deze week op een feest van mijn vroegere jeugdbeweging. Alle mensen van mijn leeftijd waren daar met hun partner en de meesten ook nog met enkele kinderen. Alle gesprekken gingen over het werk, een huiskopen en verbouwen, de kleine perikelen rond kinderen, enz. Ik voelde me helemaal verloren, want wat had ik te vertellen? Dat ik nog altijd studeer en, ook al was ik vroeger de beste van mijn klas, dat ik steeds weer misluk? Dat ik niet gehuwd ben, maar een armzalig kot deel met mijn vriend? Ik heb zelfs geen geld om mijn tien jaar oude jas te vervangen. Maar toen ik rondkeek, merkte ik wel dat een hele groep van vroeger niet aanwezig was. De mislukten, degenen die altijd in enkele cafés samenhangen, die wat aanmodderen.”

Terwijl ik naar het relaas van dit meisje luisterde dacht ik: misschien zou die jeugdbeweging ook een feest moeten organiseren voor al die mislukten, opdat ook zij hun verhaal aan elkaar zouden kunnen vertellen. Zo, denk ik, zou Jezus van Nazareth misschien wel hebben gedaan. Hij zou hen samenbrengen en hen zo proberen toe te spreken dat er van binnen een klik zou plaats hebben. Zo begint althans volgens mij de bergrede, u weet wel misschien de beroemdste toespraak van heel de bijbel waarin spreuken staan die bij gelovigen en ongelovigen gemeengoed zijn geworden. Vorige zondag hoorden we het begin: “Gelukkig, jullie mislukkelingen, gelukkig jullie die men als uitschot bekijkt, gelukkig jullie van wie gezegd wordt dat jullie het vuil van de straat zijt, die vervelend altijd maar klaagt en zeurt en je niet goed voelt. Vanaf vandaag is er goed nieuws en hoop voor u.” Zo begint te bergrede en daarmee is de toon gezet tot wie Jezus zich op de eerste plaats richtte. Op de tweede plaats richt Jezus zich tot degenen die willen zijn als dezen en die in leegte en openheid durven luisteren naar de verhalen die deze groep van mensen te vertellen heeft. Daarover heeft Chris Gelaude ons vorige zondag gesproken. Maar allereerst richtte Jezus zich tot dit uitschot niet alleen met een uitroep van ‘gelukkig jullie’. Jezus gaat in het vervolg nog veel verder, onvoorstelbaar verder en daarover had ik graag in deze woorddienst iets meer willen zeggen.

Nr. 109: “Uit naam van de wereld”

Gebed

Wij bidden U, God,
Voor mensen die zich klein en nietig voelen,
Zonder betekenis voor anderen.
Dat de hartelijke uitnodiging van anderen
Hun een nieuwe weg wijst
Om zich in te voegen in de gemeenschap.
Dat uw belofte van heil hen mag doen geloven in zichzelf.
Dat uw koninkrijk een tegenbeweging zou mogen zijn
In onze samenleving, waar plaats is voor iedereen,
Waar leven delen is en kwetsbaarheid behoedt wordt,
Waar ieder zichzelf kan zijn en zich geliefd weet
Als kind van U en broer en zuster van elk van ons.

Inleiding op de lezingen

De eerste lezing van vandaag is door toeval dezelfde als die volgende woensdag [Aswoensdag] tijdens de viering zal gelezen worden. Daarom horen we nu een volgend fragment uit de bergrede en na de homilie een kleine bezinnende tekst van Huub Oosterhuis.

De bergrede begint dus met die oproep aan de ontheemden, de ontspoorden, de ongelukkigen om hen moed in te spreken. Maar nu begint de leermeester, Jezus als de nieuwe Mozes die een nieuwe Thora wil geven aan zijn volk.

Matth. 5, 13 – 17

Lied nr. 629: “Voor wie in duisternis”

Homilie

Volgende woensdag begint de vasten. Misschien zou je eens het voornemen kunnen maken om in die veertigdagentijd een aantal keren de Bergrede in zijn totaliteit eens te lezen. Deze tekst die slechts twee hoofdstukken beslaat in het evangelie is de belangrijkste basis voor onze christelijke ethiek. Maar lees je hem in zijn totaliteit dan zul je getroffen worden door de sprankelende literaire kwaliteit, de logische opbouw en vooral door het theologische genie dat er achter schuilt. Misschien komt de tekst bij een eerste lezing over als streng en eisend, maar geleidelijk zul je een eindeloze mildheid en blijheid erin vinden. Vorige week zaten we met een gezinsgroep nog samen en lezen dat eerste hoofdstuk en datzelfde gevoel maakte zich van de gesprekspartners meester.

Laat me dus maar van start gaan. Vorige zondag hoorden we de openingszinnen, beter bekend als de zaligsprekingen, waarin Jezus zegt voor op de eerste plaats deze woorden bestemd zijn. Hij noemt acht situaties, maar zoals u wellicht weet gaat het niet om acht verschillende groepen, maar een brede groep van de bevolkingslaag die niets of niemand had om op te steunen. Galilea, het land van vreemdelingen (Gelil Hagojim) was het armste deel van Israël, trekpleister voor allerlei migranten, brandhaard voor opstandelingen die meestal in de bergen zich organiseerden en dan uitvallen deden tegen de Romeinen, land waar rond het grote meer van Galilea arme vissershutten stonden waar veel honger en ellende werd geleden. Wie ziek werd of in de steek gelaten door zijn partner had geen enkele weefsel dat hem of haar opving. Je werd een anawim, een arme die helemaal in een alternatief circuit terecht kwam en zich nu moest gaan redden vb. Door te bedelen, door in de prostitutie te geraken, door allerlei vuile klusjes op te knappen, je te verkopen als huisslavin.

De Bergrede begint met die onvoorstelbare aanspraak van precies deze mensen en slechts indirect de anderen. Er staat in het Nederlands: ‘Gelukkig, jullie’, maar veel schriftgeleerden vermoeden dat achter het Griekse ‘makarios’ misschien het Hebreeuwse woord ‘ashré’ zit, wat betekent: op weg, kom op, vooruit. Een toespreken dat tegelijk oproepen is. “Vooruit, jullie ongelukkigen, gemarginaliseerden, hopelozen, kom, we gaan samen op weg.” Dat klinkt bijna of misschien zelfs helemaal als opruiende taal, vandaar de discussie die steeds terugkeert of en in hoeverre Jezus een rol heeft gespeeld van sociale opstandeling. Zeker is Hij daarmee een religieuze, theologische rebel, want Hij gaat nog verder zoals we vandaag hoorden.

“Jullie zijn het zout van de aarde. Jullie zijn het licht van de wereld.”

Hoe gewaagd en verreikend deze woorden wel zijn begrijp je pas als je ze hoort in de joodse context van die tijd. Want de schriftgeleerden zegden steeds weer in hun preken dat de Thora, de Wet, het zout van de aarde was. De Wet gaf aan het leven smaak, hij zorgde ervoor dat het leven niet bederft en in ontbinding geraakt door maar aan te modderen. De Wet was de vingerwijzing van God. Het woord ‘Thora’ als richtingwijzer voel je als je weet dat dit woord hetzelfde betekent als een stok uitgooien (jarah) zoals elke morgen de oudste of verantwoordelijke van de familie deed om aan te wijzen in welke richting men zou verder trekken.

Het verrassende en ongehoorde dat van Jezus toespraak is dat Hij niet alleen die armen oproept om op weg te gaan, maar dat Hij zegt: “Jullie zijn voortaan de Thora, jullie zijn voor ons wat het zout is voor het eten.”

En de rabbijnen zegden in hun onderricht tegen hun leerlingen dat een wijze rabbijn, onderlegd in de Thora en de vele commentaren was als een licht voor de wereld, waarbij men inzicht kon verwerven. Jezus zegt: niet deze wijze rabbijn, maar jullie zijn het licht voor de wereld.

En tot slot van dit eerste deel van de bergrede voegt Jezus eraan toe:” En meen niet dat ik op die manier de Wet kom afschaffen, integendeel zo breng ik hem tot voltooiing. Geen haaltje gaat verloren maar alle voorschriften vinden hun waarde omdat ze uiteindelijk dat ene viseren.” Op andere plaatsen zegt Hij: God beminnen boven alles en de naaste als uzelf of om hemzelf, dat is heel de Wet.

Neem je dat alles tezamen dan begrijp je welk een onvoorstelbare wending Jezus daarmee geeft aan het geloof van zijn voorvaderen. Hoe is het mogelijk dat een gemarginaliseerde, een mens zonder inzicht of uitzicht, een zachtmoedig maar verdrietige medemens voor mij Thora wordt, dat hij wordt als een stok die vooruit gegooid wordt om de richting aan te wijzen waarin wij moeten gaan? Begrijp je dan de parabel van de herder die zegt negenennegentig schapen alleen te laten om te gaan zoeken naar dat ene verlorene. In zijn verlorenheid gaf het hem de richting aan van wat hij moest doen. En toen een arme weduwe twee koperen muntjes in de offerblok wierp, sprong Jezus recht en zei: die heeft gegeven met haar hart, in haar wordt de oneindigheid van God zichtbaar.

In de parabel wordt duidelijk dat de verschoppeling en ongelukkige de norm wordt om te gaan handelen. In het tweede wordt duidelijk hoe precies in deze mens de mildheid en trouw van onze God zichtbaar wordt. In deze zwakke, vragende openheid, in dit niet meer verder kunnen en het woordeloos uitstrekken van zijn armen, in het zwijgend in stilte lijden klinkt een andere taal door: de metataal of woordeloze liefdetaal van God voor deze wereld.

En zoals Chris vorige zondag zo mooi heeft verwoord, gaat dit proces voort in ieder die ook zo wordt en in stilte, in zwijgende aandacht en betrokkenheid aanwezig durft te zijn in het lijden van die ander. Of in degene die met al zijn talenten zich laat oriënteren door dit verdriet en ervoor opkomt.

------