------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




5 december 2004: tweede zondag van de advent

Wat geven wij door aan onze kinderen? (Deel 2)

Maurits Eyken

Inleiding en situering van de nevendienst (Siska)

Advent is een tijd van hoopvolle verwachting. Een tijd dat we mogen dromen
over een wereld, waar alles goed zal worden. Niemand
kan dat beter dan onze
kinderen. Wij gaan nu met alle kinderen naar een ruimte waar dromen hardop
mag, en straks komen we terug om te vertellen wat wij hopen voor onszelf,
onze gemeenschap en de wereld.


De kinderen brengen de twijg naar voor
, symbool voor de twijg van Jesse uit het visioen van Jesaja.

Opening

Wat geven we door aan onze kinderen? Het visioen van vrede en gerechtigheid, maar hoe?
Die vraag houdt ons bezig gedurende deze periode van verwachting en speciaal in deze viering.  Kruisteken.
Gij verschijnt als ongezien, door wie ons verwaterd leven kleur krijgt als in het begin, we zingen lied 305

Lied 305 : “Gij verschijnt niet op de wolken”

Gebed

Jij bent het antwoord niet
op onze vragen God

Jij bent geen troost
als we niet verder kunnen

Jij bent geen toevlucht
voor onze onwetendheid

Jij bent geen wet
en geen beginsel God

Jij bent het verbond
aan Abraham gedaan

Jij bent de lichtende wolk
in de woestijn

Jij bent het die opstaat
in de profeten

Jij bent de Messias
in Jezus zichtbaar geworden

Jij bent de Geest
in ons aanwezig

Jij bent het visioen
aan ons geopenbaard.
            (naar Oosterhuis)

1e lezing uit het visioen van Jesaja (11:1-10)

Jesaja plaatst zich in de traditie van de Tora en verkondigt zijn visioen:
Hij geeft de geringen hun recht
De armen krijgen een eerlijk vonnis
de gerechtigheid draagt hij als een gordel
Het is hetzelfde lied dat Maria in de mond zal nemen in haar Magnificat.

Muziek Vivaldi  5

2e Lezing Lucas Hfst 3, 3-6;  10-16 : Toen kwam het woord van God over Johannes…

Woordje van een leek

Wat geven we door aan onze kinderen? Ik denk dat ouders dat soms problematisch vinden, zich afvragend of jongeren nog wel een boodschap hebben aan ons verhaal. Maar aan de andere kant moeten we ons ook de vraag stellen of we nog wel iets door geven. Ik vind het eigenlijk een complexe en confronterende vraag en ben er zelf maar een béétje uitgeraakt door een nogal eigenaardige ervaring.

Toen ik nog voor de klas stond en les gaf over het thema natuur-cultuur, was ik vanuit mijn “maatschappijkritische visie” aan het opsommen was wat er allemaal mis ging in de maatschappij: milieuvervuiling, onrechtvaardige Noord-Zuid verhoudingen, schending van de vrede en de mensenrechten. En toen was er opeens een leerlinge, die opmerkte: “Maar mijnheer, dit is onze tijd en daarin willen wij leven”. Ik stond even aan de grond genageld en had gelukkig de reflex om mijn geplande les te stoppen en we luisterden naar “haar verhaal”. “Er zijn ook goede en toffe dingen in de wereld, mijnheer”. De verdere details herinner ik me niet meer.

Het hele feit heeft me erg doen nadenken. Ik besefte, dat ik in de waan leefde, dat ik - door mijn leerlingen te wijzen op verwrongen maatschappelijke toestanden, op onrecht en schending van de schepping, - profetisch te zijn. Maar die leerlinge wees me erop dat ik het visioen vergeten was. Mijn spreken vertrok alleen nog maar vanuit de traditie en gaf voor hen geen toekomstvisie meer aan. En dus had die leerlinge geen boodschap aan mijn betoog. Bovendien had ik mij - door voor die benadering te kiezen - mij als een belerend leraar boven hen geplaatst en klonk het verhaal als het bekende oersaaie “wij in onzen tijd”.

Ik realiseerde me dat “als ik hen iets wou doorgeven”, dat we ons verhaal enigszins moesten delen en dat ik min of meer tussen hen moest staan, dat we een stuk samen moesten gaan. Alleen op die manier konden we de spanning traditie-visioen overbruggen of opheffen.

Willen we onze kinderen iets bieden dan moeten we met hen het “verhaal van mensen” en “het visioen van mensen” delen. En dat zijn zeker geen regels, geen geboden of verboden of een verloren verhaal van “wij in onze tijd”, maar het levende verhaal van geboorte, van verrijzen, van hoop, van leven. En zij moeten dat verhaal niet in zijn totaliteit overnemen, het is niet te nemen of te laten. Zij zullen zelf wel bepalen wat voor hun de essentie is van ons gemeenschappelijk verhaal.

In het gelovig verhaal vinden we steeds de twee elementen, traditie en visioen. Enerzijds plaatsen we ons in de traditie van het Godsvolk, waar ook wij als kerk en kapelgemeenschap toe behoren en de toepassing ervan in een snel veranderende maatschappij en anderzijds de realisatie van een rechtvaardige samenleving, de wereldvrede en het behoud de schepping.

Je zou kunnen denken die spanning een recent gegeven is tengevolge van de secularisatie, eigenlijk is dat niet zo, het is een essentieel gegeven. Reeds de profeten in het OT stonden in die spanning van behoud van de traditie, van de Tora en het visioen, als gevolg van het beleven van de Tora.

Als we naar de betekenis van het woord Tora gaan zoeken, dan betekent dit richtsnoer, richtinggever, richtingswijzer. Maw de wet zoals die oorspronkelijk werd opgevat, verwijst dus zowel naar het ordenend element, de wet, maar ook naar de richting die we willen gaan, naar de “toekomst” dus.

En nu ik ga even terug naar het beeld van mijn studenten, waar ik zei dat ik - om profetisch te zijn - enigszins tussen hen moest staan, welnu ook de profeten spraken niet vanuit de hoogte. Zij staan op vanuit het volk en wijzen het volk de weg, de Tora, het visioen.

Zoals Marcel in zijn uiteenzetting over de profeten zei: de priester staat boven het volk, hij verwijst naar de regels, het statische van de wet. De profeet staat tussen het volk en verwijst, naar de dynamiek van de Tora. En dan kunnen we het visoen van Jesaja pas begrijpen: Hij geeft de geringen hun recht, de armen krijgen een eerlijk vonnis, de gerechtigheid draagt hij als een gordel.

Ook in de tekst van Lucas zien we hoe Johannes zich plaatst in de lijn van de Tora. Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen. En wie voedsel heeft, laat hem hetzelfde doen. En op dezelfde manier kiest Jezus van Nazaret voor een dynamische interpretatie van de Tora, tegen een godsdienst van offers, van regels en uitwendig vertoon.

Ons profetisch zijn, bestaat erin, om enerzijds het onrecht in de wereld aan te kaarten, maar anderzijds door uit te kijken naar tekenen van vervulling, tegen alle schijnbaar noodlot in. En beide elementen geven we aan onze kinderen door. Geen starre verzameling van wetten of een strikt op te volgen richtlijn, maar een levend verhaal van mensen. Een avontuur dat we samen gaan, anders hebben ze geen boodschap aan ons verhaal.

En dan gebruik ik graag het beeld van de woestijn. We gaan “samen op weg”, door de woestijn. De woestijn, die ons behoedt voor de zelfgenoegzaamheid van het materialisme. Zo een woestijnervaring kan bijvoorbeeld zijn: een soberheid in levenstijl, als aandacht voor de schepping of verzet tegen een economie van altijd meer. Dat kan ook zijn: een ingesteldheid tot dialoog en respect voor diversiteit, of een grondhouding om conflicten geweldloos op te lossen. In die woestijnervaring, als verzet tegen bepaalde maatschappelijke evoluties, is de Tora de lichtgevende wolk, die ons voorafgaat naar het beloofde land, het land van melk en honig en niet de vleespotten van Egypte.

Laten wij dan nu ons “gedeelde verhaal” uitdrukken in het aanbrengen van de offergaven.
Vorige keer heeft onze oudste kerkganger het licht doorgeven aan de kinderen.
Vandaag geven zij het licht door aan ons en brengen we het samen aan,
Mag ik vragen dat er enkele volwassenen nu de kaarsen al aansteken en dan als de kinderen zijn aangekomen met hen het licht en hun dromen naar voor brengen.

Offerande (Vivaldi 11)
Kinderen en volwassen komen naar voor; wijj luisteren naar hun visioen

Dankgebed

P. Wij hebben geluisterd naar een verhaal van een mens,
Naar een verhaal van God met mensen
Wij hebben onze gaven aangeboden.
Verheffen wij nu ons hart tot Hem zelf
En laten we herdenken wat Jezus heeft gedaan.

(Wij lezen samen 145)

A. Wij danken U, Vader,
omwille van Uw veelgeliefde Zoon,
die Gij geroepen en gezonden hebt
om ons te dienen en te verlichten,
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,
om aan gevangenen verlichting te melden
om voor allen en voorgoed
het evenbeeld te zijn en de gestalte
van Uw mildheid en trouw.

lied 215:  “Als Gij ons niet verschenen waart” (1e strofe)

Wij danken U, Vader,
voor deze mens Jezus,
die alles heeft volbracht wat menselijk is,
ons leven en onze dood.
Wij danken U
Dat hij zich met hart en ziel gegeven heeft
aan deze wereld.

lied 215  2e strofe

P. God, onze Vader, wij danken U met heel ons hart,
want in deze wereld hebt Gij ons
tot leven geroepen,
Gij hebt ons bestemd voor het geluk,
in Jezus, Uw Zoon, onze Heer,
In Hem zien wij Uw goedheid
om ons allen te redden.
Hij is het verlossende woord,
Uw helpende hand.
Nooit willen wij vergeten hoe Hij één werd
met ons, in lijden en dood,
één bleef met U, in overgave aan Uw wil.
Onze last Hij tot de Zijne,
Zijn trouw werd de onze
Blijvend zijn wij U dank verschuldigd om Hem.
Uw verbond, waarachtig en trouw.
Telkens opnieuw hebt Gij geroepen
uit duisternis en slavernij,
de zondige mens hebt Gij niet vergeten of verlaten,
barmhartige Heer, genadige God.

lied 215 3e strofe

P. Geprezen zij Uw naam
die Gij hebt geopenbaard in Jezus Uw Zoon,
God met ons, teken van Uw liefde.
Omwille van Uw gerechtigheid
is Hij de weg gegaan van iedere mens;
opdat wij zouden delen in Zijn vreugde,
heeft Hij het lot gedeeld van de armen,
werd Hij brood voor ons gebroken,
een beker die overvloeit.

Die op de avond voor Zijn lijden
brood heeft genomen in Zijn heilige handen,
die Zijn ogen heeft opgeslagen
naar U, God, Zijn Almachtige Vader
en U gezegend heeft;
die toen het brood gebroken heeft
en aan Zijn leerlingen gegeven met de woorden:
Neemt en eet dit is Mijn lichaam voor u
Doet dit tot gedachtenis aan Mij.
Zo nam Hij ook de beker
sprak een dankgebed uit en zei:
Deze beker is het nieuwe verband in Mijn bloed
dat voor u en voor allen vergoten wordt

tot vergeving van de zonden.
Telkens als gij deze beker drinkt
zult Gij het doen tot gedachtenis aan mij.

lied 215 4e strofe

A. Daarom Heer God,
verkondigen wij, Zijn dood totdat Hij komt;
daarom bezingen wij Zijn verrijzenis
en wij noemen Zijn naam hoog boven alle namen

Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer.
En wij belijden, Heer God,
dat wij telkens opnieuw
in Zijn naam bijeengebracht worden
opdat wij doen wat Hij ons heeft voorgedaan.

P. Wij bidden U:
zend ons Uw heilige Geest,
roep ons tot leven en maak ons vrij.

Laat die gezindheid in ons heersen
die was in Hem, Jezus Uw Zoon,
opdat wij op Hem mogen gelijken
in leven en in sterven.

A. Dit vragen wij U
door Hem en met Hem en in Hem
die ons naar U is voorgegaan
en die met U leeft in de eenheid van de Geest

Onze Vader (samen met de kinderen)
Bidden wij het gebed dat Jezus ons heeft gegeven, de belofte dat zijn rijk kome.

Vredeswens
De kinderen geven  nu het visioen van vrede en gerechtigheid door.

Doorgeven van de vrede
Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eengezind. Ze braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart (Handelingen 2)

Communie (Vivaldi 8)

Lied 307: “Nu daagt het in het oosten”

Slottekst (Siska duidt)

Een jongeman droomde dat hij een winkel binnenging, waar een engel achter de toonbank stond.
'Wat verkoopt u, meneer?', vroeg hij. 
De engel antwoordde met een glimlach: 'Alles wat je maar wilt."
De jongeman begon te bestellen: 'Ik wil graag dat er nergens meer oorlog is, dat alle armen het voortaan goed hebben, dat niemand op de hele wereld nog onderdrukt wordt, dat alle werklozen werk hebben, dat...'
'Hola, hola', zei de engel. 'Je hebt me niet helemaal goed begrepen, vrees ik.
Wij verkopen hier geen vruchten, alleen zaadjes...'

Zending

Vivaldi 6

Tekst om thuis het visioen verder uit te dragen.

Het eerste woord van hoop
dat ooit door mensen werd gehoord
uit verten aangewaaid
om zich diep in hun ziel te nestelen
werd keerpunt
levensadem
onontvreemdbaar visioen
van toekomst
die gemaakt moet worden
altijd nu vandaag
en morgen weer opnieuw
met handen die niet breken
maar die oprichten
ontketenen, verbinden
breken en delen
kracht doorgeven
waardig maken.
Wie hoop geeft draagt het leven
en maakt de weg
naar menswording begaanbaar.
                        (Kris Gelaude)

 

------