------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




16 november 2003

Onvoorwaardelijke liefde

Els Trekker

Inleiding:

Eén van de redenen waarom ik mij niet lang geleden aansloot bij Filosofenfontein was de volgende persoonlijke uitdaging: mezelf opnieuw een plaats geven in een zingevend systeem. Ik ben een tijdje weggebleven uit de kerk en wat moet ik nu doen met al die ervaringen die ik ondertussen heb opgedaan, waarmee kan ik die toetsen? Ik wil aftasten of ik mezelf opnieuw kan verbinden met wat de christelijke visie voorhoudt.

Mensen die zich vragen stellen over relaties en hoe je je kan ontplooien binnen die relaties komen al vlug terecht bij de vraag naar de verhouding daarin tussen jezelf en de anderen. Eén van de waarden in het christendom drukt die verhouding uit in het gebod: ‘Bemin je naaste zoals jezelf’.
Er staat niet: ‘Bemin je naaste’, maar ‘Bemin je naaste zoals jezelf’. De manier waarop je dus jezelf graag ziet, wordt als ijkpunt, als referentie gezien om de anderen graag te zien. Maar ook in andere samenlevingen of religies kent men variaties op dit thema. Je vindt deze uitspraak tegenwoordig ook terug in alles wat met zelfontplooing te maken heeft: werk eerst aan jezelf, zorg dat je eerst zelf aan je trekken komt en dan pas kan je naar de ander gaan.
Over dat christelijk gebod wil ik het vandaag hebben, omdat het tegelijkertijd iets zegt over mijn pogingen tot zinzoeken en misschien over die van jullie … vroeger of nog altijd …

CD-muziek

Naast gewone moeder ben ik ook pleegmoeder. Dan heb je een wel heel bijzondere relatie met een kind dat niet je natuurlijke kind is. Het is vooral vanuit die ervaring dat ik ontdekte hoe moeilijk het is voor bepaalde mensen om een gewone band aan te gaan met anderen. Je ziet dan in het christelijke liefdesgebod ‘Bemin de anderen zoals jezelf’ een weerspiegeling van wat ze in de ontwikkelingspsychologie het hechtingsproces noemen: het proces waarbij een baby zich hecht aan een vertrouwenspersoon en waardoor hij o.a. in staat is om zichzelf en de anderen graag te zien. Dus: jezelf graag zien en de anderen graag zien, zitten als vaardigheden onlosmakelijk aan mekaar vast. Of: in de mate dat je jezelf graag ziet, in die mate kan je ook de anderen graag zien. Maar je ziet ook hoe een hechtingsstoornis het vermogen om zich met anderen te verbinden in de weg staat. Want bij een hechtingsstoornis zie je jezelf niet zo graag, op welke manier kan je dan andere mensen graag zien?

Als je vanuit de invalshoek van het hechtingsproces het mechanisme van dat evangelische gebod bekijkt, zie je hoe basaal én energiek dat verband tussen jezelf en de anderen is en hoe logisch dat liefdesgebod dan is.

Een kind moet zich fundamenteel veilig gevoeld hebben tijdens de eerste levensdagen en –jaren om het besef aan te kunnen dat het eigenlijk alleen staat in de wereld. Het kan zich dan veilig genoeg voelen bij zichzelf en een sterk zelfbeeld ontwikkelen om zich daarna op een intense en bevredigende manier te verbinden met andere mensen. Eén van de moeilijke dingen die ouders van kinderen die niet veilig gehecht zijn kunnen meemaken, is wat sommigen heel concreet ‘bodemloosheid’ noemen. Hoe graag je je kind ook ziet, hoeveel liefde je het ook geeft, al wat je geeft loopt weg, zoals bij een vat zonder bodem. Niets van wat je geeft blijft hangen, niets beklijft, de energie en aandacht die je je kind geeft lijken niet uit te monden in het besef bij het kind dat het graag gezien wordt. Nog erger, door een complex proces van loyaliteit t.o. de natuurlijke ouders gaat het kind zichzelf haten en verwerpen, altijd opnieuw. Het leven van zo’n kind wordt beheerst door diepgewortelde angst en zelfvernietiging.

De muziek die je nu gaat horen is een instrumentale bewerking van een liefdeslied: ‘Myn hert altyt heeft verlanghen’.
Het is een liefdeslied dat zegt: ik verlang altijd naar jou, want jij ziet me graag en ik jou, blijf altijd bij me, want dat stelt me gerust. Hoe moet het zijn als je alleen maar kan zeggen: ik verlang altijd naar jou, want ik voel niet dat jij mij graag ziet en ik jou, blijf altijd bij me, maar ook dat stelt me niet gerust?

CD-muziek

Maar zoals ik aan het begin van deze viering al zei: het ging mij hier niet alleen om die psychologisch-technische kant van dat liefdesgebod, maar vooral over de vraag: welke stap heb ik gezet door wat ik hier kom vertellen? Hoe heb ik mij opnieuw kunnen verbinden met een richting die het christendom voorhoudt?
Ik weet immers niet of het de bedoeling was van de christelijk leer dat ik dit gebod op deze manier interpreteer. Maar wij zijn blijkbaar zo geprogrammeerd dat we naar de werkelijkheid kijken vanuit onze persoonlijkheid, onze aanleg, onze ervaringen, onze levensgeschiedenis. Ik kan dan alleen maar zoeken en aftasten of mijn interpretatie van de werkelijkheid, mijn binnenwereld laat kloppen met die buitenwereld, met wat op mij afkomt. En in wat op mij afkomt zit o.a. religie, met wat bv. in het christendom en in deze kapel verkondigd wordt. Als mijn interpretatie, die het resultaat is van diep beleefde ontmoetingen met een andere mens, betekenis krijgt in dat liefdesgebod, is dat voor mij een teken van een weg van waaruit ik zinvol kan leven. Ik heb als pleegmoeder ervaren dat jezelf graag zien heel belangrijk is in het graag zien van anderen. Dan heeft het christendom dat niet slecht geformuleerd, dat liefdesgebod. Dan klopt mijn waarheid met hun waarheid.

Maar ik zou het ook kunnen omdraaien. Zou ik de idee kunnen toelaten dat niet ik er voor zorg dat mijn binnenwereld klopt met mijn buitenwereld, maar dat het omgekeerd is? Dat de waarheid zelf ervoor zorgt dat het gebeurt? Mag ik die omgekeerde redenering verstaan in wat je zo dikwijls tegenkomt in religieuze teksten, iets in de trant van ‘Ik hoef niet te zoeken naar God, Hij zoekt mij’. En Marcel wreef natuurlijk tevreden in zijn handen bij dit punt van mijn tekst. “Dit is een boeiende omkering,” zei hij, “want dit is gesneden brood voor de bijbelse boodschap die zegt dat God ons eerst bemint waardoor wij tot liefde in staat zijn.” Ik voelde me door die uitspraak wel even over een streep getrokken i.p.v. er zelf over te stappen. Maar ik vind die tussenkomst van Marcel niet erg, integendeel. Er is iets in die tot nu toe voor mij omgekeerde redenering die mij geweldig fascineert. Ik was trouwens al schrijvend over de parallel tussen het hechtingsproces en het liefdesgebod in een elan terechtgekomen dat mij bij die omkering bracht. Ik was iets beginnen te verstaan dat ik tot nu toe niet had verstaan. Maar ik weet niet wie of wat me bij deze omkering heeft gebracht. Komt die uit mezelf, laat ik me leiden door wat ik ooit geleerd heb, is het een verlangen … ?

Misschien werkt waarheid zoeken wel als volgt: alles wat is, is vanuit chaos, toeval en verscheidenheid voortdurend op zoek naar raakpunten. En je verzeilt op die manier in een systeem: wie zoekt naar raakpunten, vindt raakpunten. Hoe ik die raakpunten moet benoemen, weet ik niet. Zin? Onzin misschien als ze een illusie blijken te zijn? Harmonie? Rust? Liefde? Waarheid? God? En of ik het ben die Waarheid of God zoekt of Waarheid of God die mij zoekt, weet ik ook niet. En of God mij dan eerst vindt en ik daarna pas hem, is voor mij ook een raadsel. Ik voel wel dat je het kan denken en dat het op dat moment te maken heeft met vertrouwen en overgave, niet alleen met jezelf bezig zijn.

Ik kan tot nu toe alleen maar zeggen dat ik soms raakpunten vind tussen wat ik ervaar en denk en voel en wat mij omringt. Het zijn die raakpunten die de zin van mijn zijn uitmaken. Ik noem die nu God.

Schriftlezing, naar Jesaja 49, 14-16

Waarom voel je je zo verlaten, zo angstig en alleen? vraagt de Heer.
Meen je dan echt dat Ik je niet ter harte neem?
Waarom zeg je dat ik je ben vergeten?
Luister: je moeder, kan je moeder jou ooit vergeten?
Kan zij zich ooit niet over jou ontfermen, jij, haar bloedeigen kind?
En ook al zou zij je kunnen vergeten,
Ik nooit.
Kijk, je naam staat gegrift in de palm van mijn hand.
Ik hou van jou.
Ik hoor je wèl.
Ik sta dicht bij jou.
Wees maar gerust.
Ik ben je God.

Samenzang

Aanbrengen van offergaven
Dankgebed
Uitdelen van de gaven
Samenzang

Afsluiting en zegen

Je zet kinderen op de wereld of
je zorgt voor andermans kinderen.
Je geeft hen een huis
en een tuin om in te spelen.
Heel vlug hebben ze daar plekjes
die jij nog niet of al niet meer kent.
Soms wonen kinderen op plekken
waarvan je dacht
dat ze niet in je tuin lagen.
Of ze nestelen zich tussen distels en brandnetels.
Of ze openen hekjes naar vreemde buren.

Door hen een tuin te geven
geef je hen ook die hekjes.
Soms ontsluiten die tuinen van pijn.
Je kan dat niet voorkomen.
Maar hun pijn wordt ook je eigen pijn.
En je kan die alleen maar verzachten
door zelf een goede tuinman te blijven
en de scharnieren van de hekjes wat te oliën.
Zo kunnen je kinderen weg,
zo kunnen ze ook terug.

 

------