Wetenschap en geloof
Het
scheppingsgeloof en de evolutietheorie behandelen hetzelfde
onderwerp, namelijk de mens en de natuur. Toch spreken ze
daarover telkens op een verschillende manier. Terwijl het
scheppingsgeloof de vragen naar het "waar vandaan"
en "waarheen" stelt en ook beantwoordt, blijven
déze vragen in de evolutieleer buiten beschouwing.
De natuurwetenschap beperkt
zich tot de vraag: "Hoe gebeurt alles?" De wetenschap
wil bijvoorbeeld wel de wetten ontdekken volgens welke het
leven zich heeft ontwikkeld en ook nog verder ontwikkelt.
De vraag naar het "Hoe" kan door onderzoek van de
wetmatigheden die eigen zijn aan de natuur, vérgaand worden
beantwoord. In de natuurwetenschappelijke analyse komt God
niet voor want Hij is in wetenschappelijke zin niet tastbaar.
Door een dergelijk onderzoek kan dus het bestaan van God noch
bewezen, noch bestreden worden.
Wetenschap en geloof beschouwen
de realiteit vanuit totaal verschillende gezichtspunten. In
de natuurwetenschap gaat het om analytisch onderzoek; in het
geloof om de belijdenis. Dat de kosmos een schepping van God
is, is geen wetenschappelijke uitspraak, maar een geloofsbelijdenis.
Terwijl het scheppingsgeloof de mens beschouwt als een wezen
met een onsterfelijke ziel, beschouwt de evolutietheorie hem
slechts als een biologisch en aan de natuurwetten onderhevig
wezen.
Dat geloof en wetenschap
elkaar lijken tegen te spreken of zelfs diametraal tegenover
elkaar staan, wordt voornamelijk veroorzaakt doordat men geen
rekening houdt met de verschillen op het terrein van wetmatigheid
en de manier van zeggen. De schepping, de zonde en de verlossing
zijn geen natuurwetenschappelijke begrippen, maar realiteiten
die alleen in geloof kunnen worden onderkend. Noch de Schepper
en noch diens schepping kunnen onderwerp zijn van natuurwetenschappelijk
onderzoek omdat zij slechts in geloof aangenomen en begrepen
kunnen worden. Evolutieleer en scheppingsgeloof sluiten elkaar
dus niet uit, maar spreken ieder op hun eigen manier over
de materiële wereld.
Men kan ook niet de verworvenheden
van de natuurwetenschappen, die immers uitsluitend op de materiële
wereld betrekking hebben (ook op het gebied van de natuur)
overbrengen op de geestelijke belevingswereld. Evenmin kan
men natuurwetenschappelijke uitspraken als "bewijs"
op geloofsuitspraken toepassen of met behulp hiervan natuurwetenschappelijke
visies ontkennen. Men zal altijd goed moeten beseffen dat
wetenschap en geloof telkens een andere deur tot de werkelijkheid
openen.
Vanuit ons geloof belijden
wij: heelal, natuur en mens zijn door God geschapen, en dit
onafhankelijk van hoe ze nu precies in details zijn ontstaan.
Ook het ontstaan door de evolutie kan in dit geloof worden
inbegrepen. Want wij belijden God, die alles heeft geschapen
en ook heden nog Schepper, behoeder en voleinder van de schepping
is.
|