Bezinningstekst
Profeten in de bijbel;
profetisme in de kerk
en in onze geloofsgemeente
Marcel Braekers (16/11/2004)
Inleiding
In de werkgroep liturgie
hebben we vorig jaar het plan opgevat om een aantal accenten,
die we in de liturgie willen leggen, een voor een onder de
loupe te nemen. Zo hebben we vorig jaar nagedacht over het
aspect ‘bijbelgerichtheid’. Dat heeft dan geleid tot enkele
initiatieven zoals de selectie van gebeden in Advent en Vasten,
een gesprek over ‘de bijbel lezen’. Dit jaar staat het profetische
en de maatschappelijke betrokkenheid centraal. We hebben twee
avonden i.v.m. duurzame ontwikkeling en een rechtvaardige
levensstijl, er zullen initiatieven komen voor een project
dat we zullen steunen met de kapelgemeenschap en daarnaast
willen nadenken over het profetische: wat wordt daarmee bedoeld
en welke plaats krijgt dit in onze kerk en hier in onze gemeenschap.
Toen ik daarover recente
literatuur wilde raadplegen moest ik tot mijn verbazing vaststellen
dat er nauwelijks nog over gepubliceerd wordt tenzij technisch
vanuit exegetisch standpunt. Het meest inspirerend waren voor
mij een boek van A. Neher, Het wezen van de profetie, een
thematisch nummer van Concilium van 1968 en hier en
daar een klein stukje in een theologische dictionaire. Dat
geeft op zichzelf reeds te denken dat dit thema helemaal uit
de belangstelling is geraakt. Het komt natuurlijk terug in
teksten over bevrijdingstheologie, maar ik heb het gevoel
dat die twee elkaar niet helemaal dekken. Soms lees je in
dat verband ook iets in teksten die gaan over charismatische
gegrepenheid, omdat profeten mensen zijn die gegrepen zijn
door de 'rua'h, maar ook hier is een groot verschil tussen
profeten en charismatici. Waarover spreken we dan?
1. Wat is een profeet, de roeping van profeet.
Cfr. Een uitspraak van Martin Luther King:
“Ik ben liever een man
met een overtuiging dan een man die zich bij een meerderheid
aansluit. Nu en dan ontwikkelt men in zijn leven een overtuiging
die zo waardevol en betekenisvol is, dat men dit tot aan zijn
laatste uur zal blijven huldigen. Indien alle negers inde
Verenigde Staten tot het geweld zouden worden bekeerd, zou
ik verkiezen de enige en eenzame stem te blijven die predikt,
dat dit de verkeerde manier is.”
Deze uitspraak van King
is een mooi voorbeeld van wat profetisme kan zijn:
- Hij spreekt vanuit een
diepe overtuiging omtrent geweldloosheid
- Intuïtief voelt hij
dat deze weg de beste oplossing biedt voor een zeer explosieve
situatie en steunt daarbij op bijbelse beelden als die van
het nieuwe Jeruzalem, de droom van Jesaja over een vredevolle
tijd, enz.
- Daarbij vreest hij niet
alleen te komen staan en durft hij tegen de gangbare trend
bij blank en zwart in te pleiten voor geweldloosheid.
Ives Cogar
omschreef een profeet als volgt:
“Een profeet is een man
die zich ertegen verzet, dat het middel doel wordt, dat de
uiterlijke vorm gezocht en gediend zou worden om zichzelf;
die er zonder ophouden aan herinnert, dat haar waarheid verder
en hoger reikt dan zijzelf; die boven iedere letter uit in
vurige ijver de geest vrijmaakt.”
Aubert:
“(Het woord profeet dient)
om diegenen aan te duiden die niet aarzelen bepaalde elementen
van het ‘systeem’ waarin ze zijn opgegroeid, soms zelfs dat
systeem in zijn geheel, in twijfel te trekken en nieuwe vormen
voor te stellen of nieuwe ideeën die beter zijn aangepast
aan de nieuwe tijden die zich aankondigen.” (Concilium
1968,7, p.5)
Voorbeelden in dat opzicht
zijn voor de dertiende eeuw Fransiscus en Dominicus of voor
de negentiende en twingtiste eeuw Karl Marx. (Ook buiten de
godsdienst bestaan profeten. Zo moet de wijsbegeerte ook profetisch
zijn en wordt in dat opzicht graag een onderscheid gemaakt
tussen Hegel en Marx: Hegel stelt vast wat bestaat en zet
dat geheel in een dynamisch systeem terwijl Marx gegrepen
is door de utopie)
Interessant is om te kijken
hoe in de bijbel een profeet wordt beschreven.
Cfr. La Bible et sa
culture:
Woordverklaring:
In de oudheid kende men
ook in andere godsdiensten profeten, maar zij hadden meestal
een andere functie. Dat blijkt reeds uit de woordverklaring.
‘Profeet’ betekent meestal ‘iemand die de toekomst kan voorspellen,
verwijzend naar het Griekse ‘profètès’. In het Grieks betekent
het woord vanaf de 5° eeuw v.c. ‘iemand die in de plaats van
een ander spreekt, vooral in naam van de godheid’. Het is
dus een spreekbuis die in het publiek zegt wat de godheid
hem heeft ingefluisterd. Dit woord gaat meestal over de toekomst.
Dit type profeet leunt dus dicht aan bij de ziener en spreekt
in een orakel.
In het hebreeuws is het
woord voor profeet ‘nabi’, de passieve vorm van een werkwoord
dat betekent ‘roepen of noemen’. ‘Nabi’ is degene die is geroepen
door God. In de praktijk wil dit zeggen dat hij een boodschap
moet brengen. Steeds beriepen ze zich daarbij op de Ene van
wie ze hun roeping ontvingen.
De septuagint-vertalers
gebruikten het woord ‘profeet’ voor ‘nabi’ om te vermijden
dat deze profeten op één lijn werden geplaatst met magiërs
en zieners. Cfr. Dt. 18,10-11: ‘Bij u zal men niemand vinden
die de praktijk van divinisatie of magie uitoefent’.
Het is dus belangrijk
om scherp te onderscheiden waarin het verschil zit tussen
de bijbelse profeet, de niet-bijbelse profeet en de ziener.
Het gaat om iets fundamenteel nieuw als iemand niet meer op
basis van allerlei indicaties verwoordt wat staat te gebeuren,
maar dat iemand gegrepen door sociale ongerechtigheid zijn
volk oproept hun hart te bekeren en van levenswandel te veranderen,
want dat zal bepalend zijn voor de toekomst. Toekomst is dus
niet een fatale voltrekking van gebeurtenissen, maar een geschiedenis
door mensen geschreven.
2. De profeet, de koning en de priester.
Oorspronkelijk waren profeten
magiërs, die met allerlei middelen trachten de wil van de
goden te weten en de toekomst te voorspellen. Zij werden daarom
bij allerlei belangrijke gebeurtenissen geraadpleegd, zowel
staatkundige als persoonlijke gebeurtenissen. Zo wordt Samuel
nog ‘ziener’ genoemd of ‘man Gods’. De profeet vormt samen
met de koning en de priester de drie pijlers die de religieuze
staat ordenen. De priester staat in de voor de cultus, de
koning voor de politiek en staatkundige ordening zodat Gods
Wet en Verbond concreet in de samenleving gestalte krijgen.
De profeet onderscheidt zich hiervan. Hij waakt erover dat
de koning doet wat zijn roeping is en komt dikwijls tussenbeide
als het recht wordt geschonden of de koning allerlei coalities
wil sluiten met vreemde mogendheden waardoor de eigenheid
van het volk en zijn geloofsbeleving worden bedreigd. De profeet
treedt ook op tegen de priesters als dezen zich meester maken
van het geloof, wanneer ze onrechtvaardig zware lasten leggen
op de schouders van het volk of wanneer ze door hun rituele
praktijken God verduisteren en het volk eerder van God verwijderen.
Zo kan men de houding van Jezus als een typische profetische
houding zien als Hij reageert tegen de tempelcultus, tegen
de priesterkaste en de overbeklemtoning van rein-onrein, het
brengen van offers, enz.
Koning, priester en profeet
zijn de drie pijlers, maar de profeet verschilt ook van de
twee anderen. Een koning of een priester kunnen aangesteld
worden, een profeet wordt geroepen. Het is een zuiver geschenk
van God. Vandaar dat men in de tijd dat de profeten zwijgen
enkel maar kan wachten op een beloofde profeet. In dat opzich
is het enthousiasme te begrijpen waarmee het volk het optreden
van Johannes de Doper begroette. Want in het aanvoelen van
iedereen was de hemel jaren lang gesloten gebleven en nu sprak
God weer: eerst door de mond van Johannes en bij zijn optreden
had men de indruk dat de hemel zich opende toen Jezus werd
gedoopt en een stem uit de hemel sprak.
Dit element is belangrijk
om vast te houden: een profeet is een soort van vrijbuiter,
door niemand aangesteld en enkel zich beroepend op een rechtstreekse
roeping door God. Het maakt hem niet geliefd bij iedereen
die instaat voor of vasthoudt aan de bestaande situatie. Dat
doet natuurlijk ook vragen rijzen, want iedereen kan zeggen
door God gegrepen te zijn. De vraag echte of valse profeet
is dus heel belangrijk.
3. De roeping van profeet.
Wezenlijk voor het bijbelse
profetisme is de werking van de ‘ruah’, de geest van Jahwe
die op hen rust. De profeet krijgt van God zijn inspiratie
en hij maakt aan de mensen Gods wil bekend, een wil die de
mens vanuit zichzelf niet zou kunnen achterhaald hebben.
Een profeet wordt geroepen:
cfr. Amos 3,8; Jeremia 1,5; Jesaja 49,1; Ezekiël 3,14.
“Voordat
ik je vormde in de moederschoot had ik je al uitgekozen, voordat
je de moederschoot verliet, had ik je al aan Mij gewijd, je
een profeet voor alle volkeren gemaakt.” (Jer. 1,5)
Telkens wordt verwezen
naar de mond waarmee de profeet zal spreken.
Met het woord is dikwijls
ook een symbolische daad verbonden:
- Jeremia moet een stuk
grond kopen en de koopacte in een pot verbergen zodat ze
goed bewaard blijft voor later als het volk terugkeert uit
de balligschap (Jer. 32);
- Ezekiël moet zich op
zijn bed vastbinden en telkens gedurende een aantal dagen
op een zij liggen om zo de lasten van het volk te dragen
- Hosea moet huwen met
een prostituée, later met een ongelovige vrouw (wellicht
gaat het om dezelfde, en de kinderen die zij baart krijgen
allemaal symbolische namen in verband met ontrouw (Lo-Rouhama
of ‘geen genade’, Lo-Ammi of ‘niet mijn volk’) (Hosea 1-3).
Hosea stelt Israël voor als een ontrouwe vrouw die achter
andere goden aanholt. Er is Baäl, de god die sterft en herboren
wordt tezamen met de natuur en die aan het land en kudden
vruchtbaarheid geeft, en er is de Ene die leven geeft. De
vraag is daarom wie het echte leven geeft Baäl of De Ene.
Men wilde op dat ogenblik een combinatie maken tussen het
geloof van de traditie steunend op het Verbond en de Decaloog
en de vruchtbaarheidsriten. Daartegen protesteert Hosea.
Hij stelt God niet voor als een minnaar maar als een partner.
Met die God heeft men een Verbond gesloten.
- Jesaja verwekt bij de
profetes een kind en noemt dit ‘haastige roof, spoedige
buit’ (Jes.8,3) want nog voor de jongen vader en moeder
kan zeggen zal het land door Assyrië leeggeroofd worden.
Profeten zijn gevoelig
voor historische veranderingen, ze hebben een begaafdheid
om eerder dan anderen en voor de anderen de ‘tekenen des tijds’
te verstaan. Zij zien nieuwe mogelijkheden en nieuwe behoeften
en verzetten zich daarom tegen het rustpunt dat men in de
geschiedenis schijnt bereikt te hebben.
In dit opzicht zijn er
zowel profane als religieuze profeten. Ook buiten het christendom
komt veel profetisme voor en zien we dat op vandaag een aantal
wetenschappers zich niet meer in wetenschappelijke neutraliteit
willen terugtrekken maar vanuit hun kennis een sprong maken
naar een utopie of in de keuze van hun onderzoek geconfronteerd
worden met ethische vragen die hun discipline overstijgen.
Dit soort profetisch bezig zijn dient in de Kerk gewaard te
worden.
In de hedendaagse voorstelling
van zaken stelt men soms wat te schematisch de priester tegenover
de profeet. De priester is dan degene die de leer wil handhaven,
de kerkelijke structuren en de traditionele vormen van liturgie.
De profeet zou dan degene zijn die gelooft rechtstreeks door
God gezonden te zijn om de tekortkomingen van de kerk te veroordelen
en radicale hervormingen te eisen. Dit is te schematisch en
beïnvloed door de protestantse vorm van geschiedschrijving.
Een aantal profeten waren of zijn priester en omgekeerd.
Toch is de kerk doorheen
de geschiedenis steeds getekend geweest door de spanning tussen
het streven naar vernieuwing en het formalisme en ritualisme.
Daarbij komt deze spanning sterker naar voor in de rooms-katholieke
kerk omdat zij meer klemtoon heeft gelegd op een centraal
gezag, op juridisch denken.
Hoe drukt zich dit profetische uit?
- Door het stichten van
een orde of congregatie die een nieuwe vorm van apostolaat
op gang moesten brengen en zo antwoord geeft op sociale
of geestelijke noden van die tijd.
- Door het uitvinden van
een nieuwe vorm van spiritualiteit die beter is aangepast
aan de nieuwe maatschappelijke en intellectuele vereisten.
- Door intellectueel de
Blijde Boodschap op een nieuwe manier te formuleren. Een
aantal theologen hebben iets profetisch in hun theologische
arbeid, andere hebben dat niet. Het is daarom interessant
zich af te vragen waarin dat profetische schuilt nu op theologisch
gebied.
In dat opzicht spreken
profeten gericht naar de toekomst, niet met de bedoeling te
voorspellen, maar met het doel het godsvolk of de kerk te
richten naar een betere beantwoording van Gods heilsplan.
Meestal heeft de profeet
de steun van een kleine groep die hem denkt te begrijpen.
Zijn rol in de kerk is dus even belangrijk als de behoedende
en bewarende functie. Het is daarbij voor de hand liggend
dat hij daarbij vijandige reacties oogst binnen het instituut.
Meestal begint dus een profetisch optreden met heimelijk of
openlijk verzet van de anderen. De echte profeet moet dit
incalculeren en zijn echtheid of roeping tonen door daarbij
overeind te blijven.
Belangrijke vraag is daarom:
waaruit blijkt de echtheid van een profeet?
Een
profeet wordt door geen instantie gedelegeerd, hij moet zich
beroepen op een rechtstreekse ingeving van God, maar dat kunnen
velen zeggen. Wie is hier een valse en wie een echte profeet?
- Een eerst criterium
is: zijn boodschap moet overeenstemmen met het evangelie.
- Daarbij moet de bedoeling
zijn de kerkgemeenschap als geheel van dienst te zijn. Het
moet dus om meer dan persoonlijke geestdrift of emotie gaan,
maar met de bedoeling de kern van het leven, van liefde
en gerechtigheid te redden.
- Geduld en taaiheid om
in moeilijke omstandigheden overeind te blijven en vanuit
een Godsgegrepenheid aandacht te blijven opeisen voor onrecht
of verstarring.
De echte en valse profeten
onderscheiden zich doordat de eerste een besef hebben van
de Ander. In die mate zelfs dat ze zich soms corrigeren, omdat
ze eerst spraken vanuit een eigen grond. Dit luisteren naar
de Ander veroorzaakt dikwijls een heftige innerlijke strijd.
De valse profeet is dikwijls in de greep van eigen gedachten
en emoties en vergeet daardoor de dienst aan de anderen.
1. Profeet en de Wet:
De profeet concretiseert
de Wet. Hij waarschuwt als die Wet niet wordt nageleefd. Dikwijls
verwijzen ze naar de decaloog, het niet uitbetalen van salaris,
fraude, onrechtvaardigheid van rechters, het niet tijdig vrij
laten van slaven, de harteloosheid van de priesters of van
degenen die het gelaat van de armen schenden (Jes. 3,15; Amos
2,6-8) soms ook naar het niet nakomen van het Verbond. Toch
verwijst de profeet zelden naar een tekst, maar gaat hij direct
naar het innerlijk van de mensen en tracht door beeldspraak
en oproep daarin een omkeer te bewerken.
2. Profeet en traditie:
profeten zijn vooral gegrepen
door de toekomende tijd die staat te gebeuren. Zij zijn zelden
met de traditie bezig, zij komen zelfs in oppositie tegen
het volk dat gericht is op zijn eigen welzijn of op een voorbije
periode toen ze het goed hadden. (Is de Heer niet de God van
onze jeugd?/ Is God niet altijd bij ons geweest?)
3. Profeet en cultus:
de profeten hebben altijd
radicale woorden tegen offers, tegen de ark en tegen de tempel.
4. Profeten en de religieuze en maatschappelijke
context:
De vraag blijft waar profeten
hun visie vandaan halen. Meestal spreekt men over een intuïtieve
kennis of een radicaal afgestemd zijn op Gods plan. David
Flusser zegt daarom van het christendom dat het de messiaanse
profetie heeft monddood gemaakt door haar gedogmatiseerd geloof.
We mogen echter niet vergeten dat het NT slechts een verdere
uitwerking is van het OT en dat alles wat daar staat van profeten
en psalmen geldig blijft voor het christendom. Hier raken
we dus aan een belagrijke vraag: wordt het profetische afgeremd
door een te sterk intellectualisme, een overbeklemtoning van
de leer en de dogma’s. De profeten viseren eerder concrete,
maatschappelijke en religieuze problemen, concrete mensen
en toestanden en minder theologische vraagstukken.
Profetisme is iets dat
niet alleen in de joods-christelijke godsdienst voorkomt,
maar een universeel fenomeen is. In Mesopotamië en Fenicië
bepaalde het zelfs mee de politiek. Dit hoeft niet te bevreemden
omdat profetisme nauw verbonden is met het dynamische van
een godsdienst. Van de godsdienst mag immers worden verondersteld
dat hij een bijdrage levert tot het oplossen van vragen waarmee
de samenleving zit zoals: haar macht, functie, toekomst. Indien
de godsdienst zich voor dit soort vragen niet meer interesseert
heeft ze zichzelf reeds overleefd. Van beslissend belang is
daarom de vraag of de godsdienst een visie voor de toekomst
biedt ofwel een verdediger is van de bestaande orde.
Globaal gezien bieden godsdiensten drie
typen van antwoord op deze vraag:
1. Er
zijn godsdiensten die beweren de toekomst te kunnen voorspellen.
De profeet is dan degene die denkt die toekomst te kennen
en te voorspellen. Het is de meest primitieve vorm van profetisme.
Daardoor heeft de toekomst geen uitdagend karakter meer en
vervalt de godsdienst vaak in bezwering en waarzeggerij. Dit
soort profetie functioneert eerder als geruststelling dan
als stimulans voor de toekomst. Een voorbeeld van dit type
binnen het christendom zijn de verschijningen van Lourdes
of Fatima. Vb. In Fatima werd de dreiging van het communisme
aangevoeld en wordt de ondergang ervan voorspeld. Er zijn
wellicht allerlei verklaringen voor deze voorspelling te geven,
maar hier is belangrijk te zien dat wat voorspeld wordt eigenlijk
een hernemen is van wat er was. Het is niet zozeer een visie
op de toekomst maar een visionair heimwee naar het verleden.
2. Godsdienst
kan ook vooruitgrijpen naar de toekomst. De profeet is dan
degene die weigert middelen tot doel te stellen. Hij wil wat
reeds verworven is gebruiken als bouwstenen voor een zinvolle
toekomst. In zijn visie voert de godsdienst de mens steeds
weer uit zijn rustige en veilige verslaving en is godsdienst
in zekere zin steeds een bedreiging. De profeet roept aanhoudend
op het vreemde tegemoet te treden. Via een symbool geeft hij
aan het beloofde land een evocatieve kracht. Dit type profetisme
heeft de kerk het meest nodig. Men denkt dan aan figuren als
paus Johannes XXIII, Helder Camara, de trappisten die besloten
in Algerië te blijven ondanks de doodsdreigingen, enz. Voor
dit type profeten is de toekomst meer dan de realisatie van
actueel bestaande plannen. Voor hen behoudt de toekomst een
niet te bemeesteren mysterie. Wat ze verwachten kan een relatie
hebben met wat wetenschappers zeggen, maar het is ook meer.
Vrede, duurzame ontwikkeling, macro-ethiek zijn meer dan wat
polemologie, sociologie en economie kan voorzien. “Er is in
de toekomst een marge van vaagheid die niet kan opgehelderd
worden door de planning alleen,maar waarin iets van hoop gevend
licht kan worden gebracht door dergelijke profetische persoonlijkheden.”
(p.127)
3. Godsdienst
kan de vraag naar de toekomst opnemen door alle gewicht te
leggen op God die alleen de toekomst kent en ze voorbereidt
voor degene die het verdient. In onze tijd lijkt de wetenschap
de rol van deze God te hebben overgenomen. De profeet is in
die context degene die oproept zich aan geen enkele afgod
toe te vertrouwen maar zijn verantwoordelijkheid op te nemen.
De profeet spreekt namens God en hoedt de mensen ervoor die
God te identificeren met een Alweter zodat de mens niet meer
verantwoordelijk hoeft te zijn. Een profeet van dit type is
Teilhard de Chardin. Zoals hij stellen veel profeten de vraag
naar de tijd. Zitten wij onlosmakelijk in de greep van verleden
naar toekomst of kan de mens iets van dat tijdelijke overstijgen
en wordt hij niet helemaal geconditioneerd door verleden en
toekomst?
In deze drie vormen van
profetisme wordt in opklimmende mate gewezen op de verantwoordelijkheid
van de mens.
Buber wijst in dat opzicht
op het verschil tussen apocalyptiek en profetisme.
De apocalypticus staat voor een catastrofe en ziet geen uitweg.
Het nieuwe staat te gebeuren, het is reeds gereed, we wachten
alleen nog op het juiste moment. Het nieuwe daalt kant en
klaar neer vanuit de hemel. Voor de profeet ligt de toekomst
niet vast. Hij wordt geroepen om een boodschap te brengen,
deinst eerst terug, maar zet er vervolgens zijn schouders
onder om te realiseren wat hij vermoedt. De profeet gelooft
in een vernieuwing. Dat is niet zo bij de apocalypticus: het
oude is voor hem versleten en voorbij en er komt een nieuwe
realiteit.
In dat opzicht is het boeiend
om na te gaan hoeveel apocalyptiek er schuilt in de sekten.
Zo was de beweging van de Mormonen aanvankelijk een profetische
beweging onder Smith, maar de organisatie verschoof naar een
apocalyptische organisatie die vooral bezig is met de vastgestelde
eindtijd. Ook profeten hebben met een dreiging te maken, maar
zij gaan er anders mee om. Het is daarom typerend voor de
bijbel dat als er geen profeten meer zijn, men begint te twijfelen
of God nog wel werkzaam is. “Het werkelijke onheil is wanneer
men zich bedreigd ziet door vernietiging. De uittocht uit
de Kerk die wij momenteel meemaken en met name de ambtsverlating
kon wel eens voor een niet gering deel te wijten zijn aan
de schaarste van profeten.” (p.130)
Profetisme en mystiek
Ten slotte is het ook belangrijk
een onderscheid te maken tussen de mysticus en de profeet.
Een mysticus getuigt van een directe, overweldigende nabijheid
van God en schrijft opdat ook anderen zich zouden openstellen
om eenzelfde transformatie door te maken als hij of zij heeft
doorgemaakt. Indirect heeft dit diwijls ook een maatschappelijke
betekenis want anders wordt mystiek snel een ongezonde manier
van zoeken naar voldoening. De mysticus kent oon dikwijls
een moment van mystieke gegrepenheid, maar schrijft nauwelijks
over die ervaring. Hij is vooral gebeten om de directe verhoudingen
tussen mensen te veranderen opdat ze zo in onderlinge harmonie
leven en zich gereed maken voor een Godsontmoeting.
Besluit:
Wanneer we alles samenleggen
dat tot hiertoe werd gezegd, waar staan we dan en wat brengt
ons dit verder voor een gesprek vandaag?
Profeten zijn broodnodig
voor de vitaliteit van een godsdienst, omdat ze wijzen op
wat fout gaat, waar de zwaksten vergeten worden of de eigenheid
van God verduistert. Zij zijn nodig omdat ze over intuïtie
beschikken waardoor ze voorvoelen wat staat te gebeuren en
daarvoor advies geven. Daardoor hebben ze ook een vervelende
taak, omdat zij vertrouwde patronen in vraag stellen en het
gevoel van veilige zekerheid of burgerlijke vertrouwdheid
in vraag stellen. Door zijn woord of door een symbolisch gebaar
opent de profeet de ogen van mensen: de ene keer is dit voor
iemand persoonlijk, in veel andere gevallen is dat voor een
hele generatie of groep.
Om de eigenheid van de
profeet te achterhalen is het goed hem te onderscheiden van
de magiër en ziener, van de apocalypticus en van de mysticus.
Hij heeft in de sociale structuur van een godsdienst een eigen
bewakende en oppende functie.
Profetisme kan gedood worden
door een logge geloofsleer, door een ijzeren greep van de
bestuurlijke macht, door het onbegrip van een gemeenschap
die zich verzet tegen noodzakelijke voortgang. Een profeet
moet dit weten en moet er tegen bestand zijn dat hij een tijd
van isolatie en onbegrip zal doormaken.
Tegelijk
stelt deze roeping ons voor problemen: wie is een ware
profeet en wie een valse, het gaat immers om een rechtstreekse
roeping door God, niet om een aanstelling? Kan het besef dat
men tegenstand zal ondervinden en alleen zal staan ook niet
lijden tot een soort martelaarsmythe waarin zich valse profeten
al te graag hullen? De echte profeet heeft alle eigenbelang
en zelfverheerlijking afgelegd om zich zo helemaal in dienst
te stellen van die Andere, de Ene en Verhevene die hem roept.
Is het voldoende te zeggen dat een echte profeet steeds spreekt
vanuit de diepere boodschap van het evangelie, want deze boodschap
is steeds ongrijpbaar en voor iedereen toch anders.
Kunnen wij wel ruimte maken
voor het profetische of moeten we wachten tot God mensen roept
en moeten we dan ons beschikbaar houden?
Er zijn zeker een aantal
domeinen waar we behoefte hebben aan profeten, precies omdat
dit belangrijke knelpunten zijn vandaag. Ik noem er enkele
en misschien moet deze lijst verder aangevuld worden.
- Wereldorde en verdeling
van de rijkdom en het grondstoffenbeheer
- kerk en armoede
- kerk en de nieuwe culturen
- kerk en gelijkheid van
mannen en vrouwen, gelijkheid van rassen.
- Nieuwe woorden en nieuwe
taal om tot of over God te spreken.
- Kerkelijk spreken inzake
moraal en haar gebruik va macht
Misschien is het ook belangrijk
dat we nadenken over symbolische gebaren die wij kunnen stellen
en waardoor er een moment van ‘Aha-Erlebnis’ kan komen.
|