10 januari 2022: 3e zondag (2022)
Samen vormen we het
mystieke lichaam (1 Kor. 12, 4 – 31)
Marcel
Braekers
Openingszang
590 Gij doet wat Gij zegt
Begroeting
‘Ik voelde me zinken in wanhoop. Het
water stond mij aan de mond.’ Zo begonnen we
vandaag deze viering en daarmee ook het thema
van vandaag. Hoeveel keer hebben we de laatste
dagen niet het lied van Stromae gehoord waarin
hij zingt over zijn depressie en drang naar
zelfdoding. ‘Belangrijker dan al de folders en
hulplijnen in verband met zelfdoding’, zo
beweren kenners. Maar ook dit lied zal het
probleem waarmee onze samenleving zit opgezadeld
niet oplossen. België staat op een eenzame
hoogte wat betreft zelfdoding. Een samenleving
die het ogenschijnlijk aan niets ontbreekt, waar
de meesten kansen tot zelfontplooiing krijgen,
zichzelf kunnen zijn, waar grote vrijheid
heerst, uitgerekend die samenleving wordt
geconfronteerd met een vraag of een kwetsbare
plek waarop ze geen antwoord heeft. Wat loopt er
fout? We zouden opnieuw een Agora-gesprek moeten
openen en elkaars mening beluisteren. Omdat het
nog maar net is geweest moeten we wachten en
geef ik maar een bescheiden voorzet.
De
laatste weken probeer ik me doorheen de
filosofische kanjer ‘een seculiere tijd’ van
Charles Taylor te werken. In zijn boek
beschrijft hij een belangrijke verschuiving die
na de Middeleeuwen de Moderne Tijd ging typeren.
De Middeleeuwer, zo zegt hij, was een poreuze
mens terwijl de mens vanaf de Moderne Tijd een
afgesloten individu werd, een soort van op
zichzelf levende monade. De Middeleeuwer was
daardoor meer vatbaar voor allerlei invloeden,
zowel goede als kwade, hij leefde in een
betekenisvolle kosmos en trachtte zichzelf te
beschermen via sacramenten, de voorspraak van
heiligen, kracht uitstralende relikwieën, enz.
Die wereld raakte stilaan ‘onttoverd’ en maakte
plaats voor een zakelijk universum waarin de
enkeling staat tegenover een wereld van mensen
en dingen. Voor een aantal zaken betekende dat
een winst, maar de tol die men betaalde was een
fundamentele eenzaamheid. Want ook al treft men
een andere ‘monade’ aan met wie men een
levensband aangaat, de fundamentele eenzaamheid
werd een blijvende achtergrond waartegen het
leven zich voltrekt.
Stromae
bezingt dus alleen maar wat bij ons allemaal
behoort. De vraag is natuurlijk of dit gevoel
ook te doorbreken valt. Hoe kunnen we onszelf en
elkaar opnieuw zien als poreuze wezens die geënt
zijn op een Grond die ons samenvoegt en heelt?
Het antwoord kan geen terugkeer zijn naar een
vroegere tijd, we moet vooruit zien en zonder
het verworvene los te laten op zoek gaan naar
een verbindende Grond. De tweede lezing van deze
zondag is in dat opzicht voor mij een uitdagende
tekst. Paulus veegt de Korinthiërs de mantel uit
omwille van hun egoïsme en wijst hen een andere
weg. Ik had dus twee redenen om niet het
evangelie maar deze tekst te bespreken: het is
één van de prachtigste teksten die Paulus
schreef, en het evangelie is jammer genoeg
opgesplitst over 2 zondagen. Ik wilde daarom
Frank alle ruimte geven om met de twee stukken
zijn weg te gaan.
Gebed
Wat ik geloof o God
Wordt gedragen door U, de eeuwige.
U noem ik : God, Verborgene,
Licht, Aanwezige,
Genade en Zijn.
Wat ik geloof o God,
Is telkens anders :
Zoeken, luisteren, spreken,
zwijgen
Zingen en dansen,
Altijd weer, tot ik rust vind in
U die mij wil dragen.
Wat ik geloof o God
Is alleen dit :
dat ik hier voor U sta.
Dat is mijn verlangen.
Lied 567 ‘Om wie
ik durf geloven in een nieuwe wereld’
Inleiding
op de lezing
In
395 vernietigden de tot het christendom bekeerde
Goten onder leiding van Alarik de tempel van
Eleusis. Het was een cultusplaats waar
eeuwenlang Grieken en later ook Romeinen een
soort van inwijdingsritus doormaakten. Men
onderging een innerlijke verandering en geloofde
dat men na de dood gelukkig verder zou leven.
Typisch voor deze inwijdingsreligie was dat het
om een individueel geloof ging dat verder geen
enkele maatschappelijke consequentie had. Het
was blijkbaar typerend voor de Griekse
mentaliteit, want toen later Paulus in Korinthe
het geloof preekte en velen zich bekeerden, ging
men in datzelfde individualistisch patroon
verder. Dus als het de avond van de eucharistie
was, bracht iedereen wat mee, niet om te delen
maar elk voor zich. Men begon met het breken van
het brood, vervolgens at iedereen op wat hij had
meegebracht en men eindigde met het delen van de
beker van het heil. Maar al vlug ontspoorde het
feest. De rijken kwamen eerder en hadden lekke
hapjes in hun zak, de armen moesten langer
werken, en als ze toekwamen bleef alleen het
eucharistisch brood en het symbolisch scheutje
wijn over. De eucharistie was duidelijk een
individualistisch gebeuren net zoals de
inwijding in de Eleusis-tempel. Tegen dat
individualisme ging Paulus in verzet. De
maaltijd des Heren moest voortaan anders
verlopen. En Paulus raakt helemaal op dreef,
want het ging hem niet alleen om de eucharistie,
maar om het hele samenleven van de gemeente
gedragen door Christus.
1
Korintiërs 12,4-31
Lied 524 Die er zijn zal
Homilie
In lang vervlogen
tijden toen ik regelmatig naar de Delhaize ging
winkelen rinkelde om de paar minuten de bel en
werd ‘mijnheer Voet ‘ aan de kassa gevraagd.
Elke keer ik de tekst over het mystieke lichaam
lees, denkt mijn perverse geest aan mijnheer
Voet, alsof heel de supermarkt alleen maar uit
voet bestond.
Maar laat me terugkeren naar de
kern van de zaak: ook in de Oudheid en
Middeleeuwen waren er egoïsten en altruïsten ook
al was de basis van de samenleving anders dan
vandaag. Wij staan vandaag voor een dubbele
opdracht: Hoe het ingebakken egocentrisme dat
des mensen is doorbreken? En hoe een gegroeide
mentaliteit van afzondering en beslotenheid
opheffen in een nieuw perspectief? Hoe kunnen
sterken en zwakken één gemeenschap vormen
waarbij verschillen worden erkend zonder dat dit
tot discriminatie leidt? Hoe vindt een
gemeenschap in al haar diversiteit toch een
fundament om tot een samenhangend geheel uit te
groeien? Ik vind deze eerste brief van Paulus
aan de christenen van Korinthe in dat opzicht
heel inspirerend.
Het beeld van het éne lichaam met
zijn verschillende ledematen werd in de Oudheid
veel gebruikt. De erachter liggende idee was,
dat elk lid hoe gering en van weinig tel ook een
eigen functie had opdat het geheel zou kunnen
functioneren. Dat is juist, maar dat geldt ook
voor de mieren en de bijen. Iedereen moet zich
opofferen opdat het geheel kan voortbestaan. Dat
is net niet de idee achter het mystieke lichaam,
want Paulus voegt er onmiddellijk aan toe: de
minst gewaardeerde en ogenschijnlijk minst
nuttige ledematen moet men met meer achting
behandelen dan de andere. Je kan dus de kracht
van een samenleving afmeten aan de manier waarop
ze met de zwaksten omgaat. Elders verwoordt hij
het breder: ‘Acht de ander hoger dan jezelf’
(Fil. 2,3). Iedereen heeft een eigen bijdrage in
het grote geheel ook degenen die schijnaar
nutteloos zijn. Daarbij waren voor hem twee
principes belangrijk: de waardigheid van ieder
mens en de idee dat we allen geënt zijn op de
ene Geest.
Het ging Paulus om veel meer dan
wat sociaal advies geven en het aanklagen van
een ingebakken individualisme. Achter dit beeld
van het mystieke lichaam zit een gedachte die
bij Paulus steeds terugkeert: ‘zijn in Christus’
en ‘gedragen worden door zijn Geest’. Het ‘zijn
in Christus’ heeft bij hem een mystieke
betekenis en is net het tegendeel van
individualisme. ‘Ik leef niet meer, schrijft
hij, Christus leeft in mij’. De diepste kern van
onze persoon is open gebroken naar Christus en
naar God toe. Wat ik ben en kan zijn voor een
ander is slechts een dienst in bescheidenheid.
Met Christus zijn we gestorven aan de oude mens
om op te staan in een nieuwe identiteit.
Voor Paulus betekende dat
een ware revolutie. Want voortaan is er geen man
of vrouw meer, geen slaaf of meester, allen zijn
gelijkwaardig. Wat een gedurfde en schokkende
uitspraak maar ook hoe verfrissend tegenover de
Griekse mentaliteit. Wat men dus in andere
brieven leest dat de vrouw moet zwijgen tijdens
de samenkomst of dat de slaaf zijn meester moet
gehoorzamen en de meester correct zijn slaaf
moet behandelen, zijn uitspraken van latere
datum in brieven die niet van Paulus zijn.
De basis van die
verbondenheid is echter geen prestatie van de
gemeenschap of van het individu, maar het
resultaat van Christus die zichzelf geeft. Een
hechte gemeenschap bestaat dus niet uit vrienden
die elkaar graag mogen of uit een gezonde
familieclan, maar wordt gedragen door iets dat
haar overstijgt. Van binnenuit is er een
inspirerende kracht werkzaam die ons
samenbrengt, die de verschillen respecteert én
ze tegelijk overstijgt. Dat noemt Paulus de
werking van de Geest.
Deze overtuiging is zo actueel en
inspirerend nu zoveel mensen worstelen met een
ondragelijke eenzaamheid. Er is een mogelijke
weg, omdat we allen delen in een Oergrond die
alles samenvoegt. Ik denk dat geen enkel
project, geen enkel maatschappelijk systeem,
zelfs geen goed uitgebouwde relatie die
eenzaamheid kan oplossen of die verschillen
respectvol kan behoeden, indien ze niet steunen
op die Grond. Ik vind daarom dat wij als
gelovigen een belangrijk en duidelijk
alternatief kunnen bieden voor onze
vereenzamende wereld. We moeten onze kracht
inzetten en alle ruimte aan die hechte,
krachtige gemeenschappen geven, want zij vormen
een alternatief voor veel goed bedoelde sociale
opbouw.
Muziek:
‘If ye love me’ van Thomas Tallis. Een heel mooie
uitvoering is die van het Tenebrae Choir of van
Vox luminis.
Vrije voorbeden
Lied 140 veni sancte
spiritus
Onze Vader
Zegen
|