10 januari 2022: Doopsel van Jezus (2022)
Een mens van wie God
zielsveel hield
(Lc. 3, 15 – 16 / 21 – 22)
Marcel
Braekers
Openingszang 272 Lied van een
herder
Begroeting
Vandaag viert de kerk het feest van
Jezus’ doop. Daarmee wordt de Kersttijd
afgesloten en begint een nieuwe tijd. De doop
hoort dus in zekere zin bij de Kersttijd, bij de
periode waarin de menswording van God in Jezus
wordt gevierd. Die openbaring gebeurt in het
evangelie van Lucas over drie momenten die elke
keer één aspect toevoegen, telkens via de
tussenkomst van een engel of een stem van een
elders. De eerste keer is dat de begroeting van
Maria en de boodschap dat ze zwanger is van
heilige Geest, de tweede keer bij de
aankondiging van de geboorte aan de herders, dat
God zich kenbaar maakt aan diegenen die Hij zelf
uitkiest. En de derde keer bij de doop: deze is
mijn geliefde mens. De drie verhalen hebben ook
een innerlijke gelijkenis: elke keer gebeurt de
openbaring van God in stilte. Maria is in de
stilte van haar huis, de herders liggen onder de
grote stille sterrenhemel en de neerdaling van
de heilige Geest gebeurt volgens Lucas niet op
het moment van de doop maar als Jezus in gebed
is verzonken. God openbaart zich in stilte, op
een onverwacht moment dat de mens open en
ontvankelijk is. En Hij openbaart zich aan
eenvoudige mensen die dit niet verwachtten en
overrompeld worden, dat geldt dus ook voor ons.
Bij die derde openbaring zullen we vandaag
langer stilstaan.
Zoals
Jezus, Maria en de herders werden gezegend
bidden wij ook om zegen over elkaar.
Zegening 196 Met vrede gegroet en
gezegend met licht
Gebed
Alles wat uw hart te
zeggen heeft
Is onder ons uitgesproken,
Vlees geworden,
Mens onder de mensen.
Een Zoon die naar zijn Vader
aardt,
Die met uw geest ook ons doopt.
Op de weg van al uw kinderen is
Hij voorgegaan –
Een uittocht koersvast in
vertrouwen.
Geef dat ook wij in verwondering
Het Licht opnieuw aanschouwen
En trouw en betrouwbaar zijn zoals
Hij. (S. de Vries)
Jesaja 40, 1 – 5
/ 9 – 11
Fragment uit de
Messiah ‘Every valley’
Lucas 3, 15 – 16 / 21
– 22
Homilie
Er moet me iets van het hart dat ik
tegenwoordig dikwijls hoor maar waar ik het niet
mee eens ben: waarom moet die Blijde Boodschap
toch verhuld worden in van die antieke beelden en
verhalen die een gewone mens niet meer begrijpt en
ook niets meer zeggen? Laten we meegaan met onze
tijd en al dat ouderwetse spreken verlaten. Het is
een kritiek die me regelmatig voor de voeten wordt
geworpen. Ik heb daarop 2 bedenkingen. Ten
eersten: probeer de diepere boodschap eens beter
te verwoorden, maar met dezelfde diepgang en
dezelfde aanspreekbaarheid. Je zal vlug
vaststellen dat onze alledaagse taal hopeloos
tekortschiet en dat wat je wil zeggen heel vlug
uitgehold klinkt en je emotioneel niet kan
ontroeren. En een tweede bedenking: als het om ons
geloof gaat, dus om iets van erop of eronde om
iets dat bepaalt of je leeft of afsterft, is het
dan teveel gevraagd om geduldig je te verdiepen in
de oude taal, de oude symbolen en verhalen verteld
in een andere tijd? Is het niet eerder een rijkdom
dat we deze archaïserende taal kennen zoals we die
ook in de literatuur of filosofie kennen en lezen?
Onze taal is door het elektronicatijdperk zo erg
geplaagd en verarmd dat we ook als mens dreigen te
verarmen. Ik koos heel bewust voor vandaag
liederen van Kris Gelaude en Arnout, omdat haar
teksten doorspekt zijn van allerlei Bijbelse
beelden. Leve dus de Bijbelse taal. Dit moest me
even van het hart vooraleer ik op de teksten over
de doop van Jezus commentaar wil geven.
Waarom zou Jezus hebben laten dopen? Had Hij als
Zoon van God dit nodig of was het een symbolisch
gebaar dat diepgaand zijn leven bepaalde en Hem
als mens een stuk verder bracht in zijn
zelfbewustzijn? Wilde Hij een soort
voorbeeldfunctie vervullen zoals Schillebeeckx
dacht, een profetisch gebaar om ook anderen aan te
zetten zich te laten dopen? Dan zou het geen
aanzet zijn tot zijn publiek leven, maar een zeer
zelfbewust gebaar. Hoe moeten we deze doop
begrijpen?
Het gebaar was alleszins zo krachtig dat het
achteraf voor verwarring zorgde. De eerste
christenen zaten met de zaak een beetje verveeld.
Had Jezus dan toch gezondigd zodat Hij een doopsel
van bekering moest ondergaan? Binnen de
Nieuwtestamentische verhaaltradities is daarover
reeds een evolutie waar te nemen. Marcus vermeldt
gewoon dat Jezus zich laat dopen, maar Mattheüs en
Johannes, die hun evangelie later schreven,
stellen Johannes voor als degene die weigert en
aan Jezus vraagt hem te dopen. De apocriefe
teksten gaan daarin nog verder. Zo staat in het
Nazareër-evangelie dat de moeder en broers aan
Jezus vragen om zich te laten dopen, maar Jezus
protesteert en zegt: “Heb ik dan misschien
gezondigd?” Maar de eerste christen hadden zo’n
verering voor de persoon van Jezus dat ze ondanks
hun vragen de tekst niet wilden weggemoffeld maar
het verhaal als een geloofsbelijdenis in de
persoon van Jezus gingen begrijpen. Dat was maar
mogelijk door het te vertellen in hun eigen
symbolische taal en het zo aan ons voor te leggen.
Drie symbolen spelen voor mij daarbij een centrale
rol: de hemel die open gaat, een duif die
neerdaalt en een stem die duiding geeft bij wat
gebeurt.
‘De hemel ging open’ staat er. Voor de Joden
was de hemel niet een plaats ergens daarboven maar
een symbolisch woord voor het heilige, het
ongrijpbare. Zeggen dat de hemel weer open ging
betekende daarom dat er opnieuw contact was tussen
het heilige en het aardse en dat God zich weer
bekommerde om de mensen en hun lot.
De duif: Niet alleen was de hemel weer geopend,
God goot opnieuw zijn liefde en bekommernis over
mensen uit, specifiek over deze mens Jezus van
Nazareth. Weer wordt dit uitgedrukt in een beeld:
God daalde neer zoals een duif neerdaalt. Kijk
goed hoe duiven landen: dat is niet zoals een mus
of een spreeuw maar verticaal, neervallend. Anders
gezegd: de Geestkracht van God overviel Jezus
zoals Hij het niet zou verwachten, van boven naar
beneden, van het Andere in het eigene.
En Lucas verheldert met een derde beeld wat die
Geestgave in dit geval betekent door een duidende
stem ten gehore te brengen. “Jij bent mijn
geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde”. De tekst
verwijst naar psalm 2 waar sprake is van iemand
die bekleed wordt met een opdracht. Toegepast op
Jezus: Hij is de Gezalfde, de mond door wie de
Allerhoogste spreekt.
Zo wordt dus op een beeldrijke manier aangekondigd
dat hier een mens wordt voorgesteld van wie God
zielsveel hield. Het wordt niet zomaar gezegd,
maar opgeroepen als een uitnodiging om er zelf in
te worden opgenomen. En daarom is het belangrijk
om alles wat hierna in het evangelie volgt met
aandacht te lezen, want het gaat over ons, over
het leven en wat waardevol is in dat leven. Dat
wordt ons in de volgende zondagen verder
verklaard.
Lied 585 Lied
aangewaaid (een hedendaags lied vol van oude
symbolen)
Vrije voorbeden
Onze Vader
Lied 591 God ongezien
|