19 september 2021: 25e zondag door het jaar
(2021)
Een nieuw begin (Mc.
9, 30 – 37)
Marcel
Braekers
Openingszang
133 Door U, Heer: in de loop van de
woorddienst zullen we dit telkens hernemen
Begroeting
In
zijn fascinerend boek ‘Aldus sprak Zarathoestra’
beschrijft Nietzsche op een bepaalde plaats hoet
de Westerse mens, wil hij volwassen worden, drie
gedaantewisselingen moet doorlopen. In het begin
leeft hij als een kameel, dan verandert hij in
een leeuw, maar uiteindelijk moet hij worden als
een kind. De woorden zijn symbolisch en geven
drie fasen aan in het proces van volwassen
worden of van ontvoogding. In een vroege periode
leefden mensen als kamelen, schrijft Nietzsche.
Ze waren bereid om als een lastdier allerlei
wetten en verordeningen op zich te nemen. Ze
waren bang om zich een eigen mening te vormen en
dus droegen en verdroegen ze maar. Maar toen
kwam de periode van de leeuw, die zich in de
woestijn terugtrok waar hij brullend riep ‘ik
wil, ik wil’ en daarbij alle hem opgedrongen
waarden afschudde. De brullende leeuw die wild
om zich heenslaat en zich afkeert van alles wat
hij blindelings had aangenomen. Maar, zo
vervolgt Nietzsche, de leeuw is niet in staat
tot het scheppen van nieuw leven en nieuwe
waarden. Alhoewel deze fase negatief lijkt is ze
nodig opdat een derde periode kan aanbreken: die
van het kind. Onschuldig en vergeten is het
kind, een nieuw beginnen, een spel, een uit
zichzelf rollend rad, een eerste beweging, een
heilig ja-zeggen. (p. 37) Het kind of de nieuwe
mens zal een spontaan levend wezen zijn,
onbelemmerd door de zware erfenis van de
Westerse traditie, aldus Nietzsche. Het moet
leren opnieuw oog te krijgen voor een feestelijk
leven, een leven dat gedragen wordt door een
scheppende kracht, die al levend haar waarden
ontwerpt. Alleen zo bevrijden we ons uit een
terneerdrukkend nihilisme waarin de Westerse
mens zit opgesloten.
Wanneer
ik dat lees kan ik niet anders dan verbaasd
vaststellen hoe profetisch Nietzsche in zijn
tijd voorzag wat zou gebeuren. Na een periode
waarin het gros van de mensen had geleefd
conform een voorgekauwd statisch
maatschappijmodel waarin elk zijn plaats hoorde
te kennen, de periode van de verzuilde
maatschappij zoals we die gingen noemen, kwam de
tijd van het grote protest. Een woedend ‘neen’
tegen alles wat werd opgedrongen, een
schreeuwend ‘ik wil, ik wil’ zonder goed te
weten wat men eigenlijk wil. Heel veel mensen
zijn helaas in deze fase blijven vastzitten. De
vraag is wat er moet gebeuren opdat de fase van
het kind kan aanbreken. En even moeilijk is de
idee dat door zich in volle kracht over te geven
aan het leven men nieuwe waarden zal scheppen.
Nietzsche
reageerde tegen een christendom dat volgens hem
op sterven na dood was, helemaal gescleroseerd,
onmachtig om de mens op te tillen, in de greep
van de honger naar macht, enz. Vandaar de
noodzaak om terug te keren naar de meest
primaire, vitalistische krachten in onszelf.
Maar ‘worden als een kind’ is nu net een oproep
die ook Jezus in het evangelie herhaaldelijk
doet. In de tekst van deze zondag gaat Hij nog
verder: Hij plaatst niet alleen een kind midden
in de kring waar wordt gediscussieerd, maar Hij
omhelst het en voegt eraan toe: ‘Wie zo’n kind
opneemt, neemt Mij op’. Het gaat er niet alleen
om voor zichzelf een weg van bescheidenheid te
gaan, je moet ook zo leven dat de meest
eenvoudigen, de achtergestelden, de
hulpbehoevenden hun waardigheid krijgen, want ze
zijn gestalte van Gods aanwezigheid in deze
wereld. De geschiedenis toont dat onze Kerk heel
dikwijls hierin heeft gefaald. Laten we daarom
bidden opdat we dat eerste fundament van ons
geloof mogen hervinden.
We hernemen
lied 133 Door U, Heer,
Aramese
Onze Vader
Bron van Zijn, die ik ontmoet in wat mij
ontroert
Ik geef U een naam
Opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven.
Bundel uw licht in mij – maak het nuttig.
Vestig uw rijk van eenheid nu,
Uw enige verlangen handelt dan samen met het
onze.
Geef ons wat we elke dag nodig hebben
Aan brood en aan inzicht.
Maak de koorden van fouten los
Die ons vastbinden aan het verleden,
Opdat wij ook anderen hun misstappen kunnen
vergeven.
Laat oppervlakkige dingen ons niet misleiden.
Uit U wordt geboren:
De alwerkzame wil,
De levende kracht om te handelen,
En het lied dat alles verfraait en zich van eeuw
tot eeuw vernieuwt.
Vertaling
Bram Moerland
Refrein
133 Door U, Heer
Inleiding
op de lezing
De
evangelietekst van deze zondag bestaat volgens
mij uit twee afzonderlijke delen die slechts
indirect naar elkaar verwijzen. Hoe kort ze ook
zijn leek het mij juister om ze ook afzonderlijk
te lezen. Daarom is er tussen de twee delen een
kort stukje muziek.
In het eerste stukje onderricht Jezus zijn
leerlingen en waarschuwt Hij dat ‘de mensenzoon
wordt overgeleverd in de handen der mensen die
Hem zullen doden’. De moeilijkheid om juist te
verstaan zit in dat woord ‘wordt overgeleverd’.
Marcus gebruikt een werkwoord in de passieve zin
om niet het woord God te moeten uitspreken.
Eigenlijk wil hij zeggen dat God zijn geliefde
kind loslaat of prijsgeeft zodat mensen zich van
Hem kunnen meester maken. Daarmee verwijst hij
naar wat Jesaja schreef over de lijdende
Dienaar. Het is een indrukwekkende, schokkende
gedachte, zo overrompelend dat de leerlingen
niets meer durven vragen. Waarom trekt God zijn
hand terug?
Marcus 9, 30 – 32
Muziek
Marcus 9, 33 – 37
Lied 527 leer van de liefde
Homilie
Wie is hier de voornaamste of
belangrijkste persoon? In de tijd van Jezus was
het een vraag die overal werd gesteld. De Joodse
samenleving was en is een heel competitieve
samenleving en dus kwam die vraag overal terug:
als men aan tafel ging, als men plaats nam in de
synagoge, als men vergaderde aan de stadspoort,
enz. Dus stellen ook de leerlingen zich de vraag
wie van hen de belangrijkste is. Maar blijkbaar
ergerde Jezus zich over deze mentaliteit en
pleit Hij voor een omkering van alle waarden.
Echt belangrijk is degene die dienaar van de
anderen is, zegt Hij. En Hij plaatst een kind in
hun midden. Het is geen sprong in zijn gedachten
want in het Aramees heeft men eenzelfde woord
voor kind en dienaar. En dan volgen heel snel 2
belangrijke gedachten op elkaar. “Je moet worden
als een kind” en “wie een kind opneemt, neemt
Mij op”.
De
belangrijkste persoon in een gemeenschap is
diegene die zoals een kind opnieuw onbevangen en
open tegenover het leven staat en die zonder
pretentie zich durft overgeven in Gods handen.
Het accent ligt niet op jezelf, maar in
vertrouwen en overgave.
En
Jezus gaat verder: wie zo iemand opneemt, neemt
Mij op. Het is dezelfde gedacht die ook op het
einde van het Mattheüsevangelie staat: ‘wat je
voor de minste der mijnen doet heb je voor mij
gedaan.’ Daarmee is de omkering compleet en gaat
Jezus een richting uit die haaks staat op wat in
zijn samenleving gebruikelijk was. En daarmee
legt Hij ook de basis voor een heel andere
ethiek dan gebruikelijk.
Eigenlijk
zou ik nu moeten terugkeren naar wat Nietzsche
schreef over het kind en de twee vergelijken.
Maar, u hebt het misschien ook gehoord, toen de
paus in Slowakije was heeft hij de priesters
gevraagd niet meer dan 10 minuten te preken (de
leken mogen natuurlijk wat langer spreken).
Zowel Jezus als Nietzsche wijzen op de noodzaak
om kind te worden. Voor Nietzsche betekent dit
zich ongecompliceerd hier en nu over te geven
aan de scheppende natuurkracht die in elk van
ons leeft. Voor Jezus betekent dit dat je niet
meedoet met de gangbare trend van concurrentie
en opbod, maar dat je het aandurft om je hier en
nu over te geven aan de Bron van het leven en
die Bron ook in anderen te behoeden. Want zo
leven we geënt op en door de scheppende kracht
van de levende God.
Groot dankgebed
166 Adem van mensen
Na de communie 364
Om te zien een nieuwe aarde
|