------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





01 september 2021: 23e zondag door het jaar (2021)

Effatha: groei naar openheid (Mc. 7,31-37)

Marcel Braekers


Openingszang 512 wees hier aanwezig God

Begroeting

Mijn peter was een bijzonder lieve en gulle peter. Landbouwer met een open blik die voor allerlei nieuwe projecten open stond, altijd goedlachs en met nieuwjaar een milde sponsor. Helaas kreeg hij op zijn 82e een hersenbloeding en kon hij niet meer spreken. Het werd voor hem een vreselijke marteling Als ik hem ging bezoeken probeerde hij met hand en tand me iets te vertellen, maar het eindigde altijd in een herhaaldelijk ‘dedju, dedju, dedju’ en dan kwamen hem de tranen in de ogen. Onvoorstelbaar hoe iemand van de ene dag op de andere buiten het gewone leven komt te staan en het plezier van leven wordt vergald.

Ik moest aan hem denken toen ik het evangelie van deze zondag las. Jezus neemt een doof stomme terzijde, doet een aantal voor ons magische handelingen en roept “Effatha”. ‘Kom open, kom tevoorschijn, word wie je bent’. Ik zocht naar allerlei vertalingen van het woord zodat de betekenis dichtbij komt en je iets voor jezelf kan herkennen. Is er een mooiere aanspreking dan deze? Zeker als je moet worstelen om het hoofd boven water te houden of als je het gevoel hebt jaren opzij te zijn geschoven of niet te worden erkend voor wie je bent is die aansporing ‘Effatha’ een bron van kracht.
Laten we daarom bidden voor mensen die deze kracht missen, voor wie er niet meer in geloven en voor wie de dragers en verwoorders zijn van deze kracht. En bidden we boven alles dat God zich als bron van kracht mag wegschenken.

Lied 110 bidden wij tot de levende God

Gebed

God
Zie ons aan
Zoals wij hier schuilen,
Behoeftig aan stilte,
Verlangend naar woorden
Als een gebed.

Om alle mensen
En hun moeiten,
Om hun zoeken
En hun tranen,

Om de dag
Die stralend nieuw
Over ons is opgegaan,

Om uw trouw
Aan heel uw schepping
Zijn wij hier
Met heel ons hart.    (S. de Vries, Bij gelegenheid I, 94)

Inleiding op de lezingen

Heel de Bijbel door wordt herhaald dat als God in kracht zal verschijnen blinden zullen zien, doven horen en lammen zullen lopen. Zouden mensen 2000 jaar geleden dat letterlijk hebben begrepen of wisten ook zij al dat het symbolische taal is? Indien ‘ja’, zou het dan ook kunnen dat wonderen voor hen een heel andere betekenis hadden dan wat wij mirakels noemen? En moet je dan niet besluiten dat onze benadering die altijd zoekt naar bewijsbare feiten een vernauwde en eenzijdige manier van kijken is? Sterker nog: dat we misschien mensen wel tekort doen als we hen alleen maar met zakelijke ogen bekijken.

Jesaja 35, 4 – 7a

Lied 573 Hij die de blinden weer liet zien

Marcus 7, 31 – 37

Homilie

Als ik op vandaag een wonderverhaal lees zoals de genezing van de doofstomme, dan merk ik dat er 3 manieren zijn waarop ik in de loop van mijn leven dit verhaal heb begrepen.

Toen ik een kind en puber was las ik deze verhalen als journalistieke verslagen. Er stond wat er stond en de wonderen waren een tastbaar bewijs van de goddelijkheid in Jezus’ persoon. Hij kon wat geen mens zou kunnen en daarom was Hij de Messias.

Tijdens mijn priesteropleiding kwam daarin verandering. Ik raakte ervan overtuigd dat niemand zomaar de wetten van de natuur naar zijn hand kan zetten, ook Jezus niet. Mirakelen bestonden niet en mochten ze bestaan dan had God al lang de wereld rechtvaardiger en gezonder gemaakt. In die periode raakte ik zoals veel anderen eerder onder de indruk van Jezus’ menselijkheid dan van zijn goddelijke kracht. Vandaar mijn overtuiging dat Jezus geen mirakelen had gedaan, maar dat het om symbolische verhalen ging, die dan ook zo moesten verklaard worden.

Intussen zijn we veel jaren verder. Of ik wijzer ben geworden betwijfel ik, maar mijn ideeën zijn wel geëvolueerd onder andere door het lezen van allerlei verhalen over rituelen en opvattingen bij natuurvolkeren of bij het Bijbelse volk van God. Indien alle evangelisten zo hardnekkig beweren dat Jezus wonderen deed, moet daar iets van waar zijn (ook al spreekt Johannes niet over wonderen maar over tekenen). Ik denk dus dat Jezus effectief iemand apart nam, zijn vingers in diens oren stak en speeksel op zijn tong legde. Dat was blijkbaar in die tijd een klassieke genezingsmethode. Gebruiken tegenwoordig moeders niet datzelfde speeksel of een kusje om een pijnlijke plek bij hun peuter te helen? In veel gevallen werkt het.

Ik stel me dus tegenwoordig voor hoe in die tijd mensen naar elkaar keken en met elkaar omgingen. Zowel de toehoorders als Jezus zelf geloofden dat zo’n optreden helend werkte. Ze zaten in eenzelfde betekeniswereld, in eenzelfde taalspel zou Wittgenstein zeggen. Ze zaten onder dezelfde betekeniskoepel schrijft Peter Sloterdijk. Het was hun manier om met het bovennatuurlijke om te gaan , waardoor ze dat optreden op een heel eigen manier begrepen. Het was voor hen geen zakelijk gebeuren zoals een heelkundig ingrijpen vandaag, maar het was evenmin magie waaraan men zich blind moest overgeven. Jezus treedt met andere woorden op binnen een betekenisvolle wereld waar zowel de patiënt als de genezer weten wat ze aan elkaar hebben. Wat daarom centraal in het verhaal staat is dat krachtige woord “Effatha”, kom open, kom tot jezelf, kom in ons midden. Kom, want je bent een kind van een genezende God die niemand wil uitsluiten. Was ik deze man met mijn hedendaagse psychologische kennis tegemoet gekomen en had ik hem met een of andere therapie willen helpen, dan had hij niet geweten waarover het ging en zou hij zich onbegrepen weer hebben afgekeerd. In de context en cultuur van die tijd was dit optreden echter helemaal begrijpelijk. Je kan dit verhaal dus ook moeilijk aangrijpen als een bewijs voor de goddelijke macht waarover Jezus beschikte. Wel is het voor mij een aanduiding hoe Jezus helemaal in de greep was van Gods bedoeling met de mens en hoe Hij die bedoeling ken- en voelbaar maakte.

Daarmee krijgt dit verhaal voor mij zijn volle betekenis voor hier en nu. Indien Jezus vandaag voor mij zou staan, zou Hij wellicht niet meer in mijn oren peuteren (hij zou trouwens op een hoorapparaat stoten), en evenmin spuug op mijn tong leggen (want dat is gevaarlijk omwille van corona), maar misschien zou Hij voor mij gaan staan, mij door elkaar schudden en zeggen: ‘Man, word wakker, durf jezelf zijn, durf geloven in je eigen krachten, kom in de gemeenschap want je bent door God bemind’. Liesje van het hoorcentrum zou even belangrijk zijn, maar mijn hart zou opspringen van geluk. Want eindelijk zou iemand mij in mijn diepste identiteit erkennen en beminnen.

Groot dankgebed 164 Gij die de stomgeslagen mond

Na de communie 515 Ik zal er zijn


------