04 April 2021: Pasen (2021)
Een weg durven gaan
van niet weten (Mc. 16, 1-8)
Marcel
Braekers
Lied 370 een
weg durven gaan
Opening
In de nacht van 18 op 19 juli 64 n.C. had
een verschrikkelijke brand plaats in Rome. Heel
de benedenstad was vol gebouwd met gammele,
houten huisjes en brandde die nacht op als een
toorts. Ook het paleis van keizer Nero werd
vernield. Vandaar dat sommige geschiedschrijvers
vermoedden dat Nero zelf de brand had laten
aansteken om zo een nieuw gebouw te kunnen
optrekken. Achteraf kregen de christenen de
schuld en werden ze vanaf dan wreed vervolgd.
Zes
jaar later in het jaar 70 werd Jeruzalem in
brand gestoken en de tempel vernield. Duizenden
Joden werden vermoord en een grote groep werd
meegevoerd naar Rome om als figuranten in de
triomfstoet mee te lopen door de straten terwijl
de emblemen van de tempel aan het nieuwgierige
publiek werden getoond.
De
twee gebeurtenissen lieten een diepe schok na
zowel bij de Joden als bij de christenen. Het
was alsof de wereld in brand stond. Hoe kon dit
gebeuren en waar bleef God bij dat alles?
Terwijl Paulus samen met de gemeente van
Thessaloniki nog reikhalzend kon uitzien naar de
snelle wederkomst van Jezus (hij schreef die
brief ongeveer in het jaar 53), stond men nu
plots voor een muur. Hoe kon men nog geloven in
Jezus als de Messias en in de God van het leven?
Ook de evangelist Marcus worstelde met deze
vragen toen hij tussen het jaar 70 en 80 zijn
evangelie opschreef. Als aan het einde van het
evangelie de vrouwen naar het graf gaan dan
maakt hij een merkwaardige sprong. Hij gebruikt
niet het vertrouwde woord voor graf maar
schrijft ‘grafmonument’ (mnèmeion), het was de
plaats waar pelgrims de gestorven Jezus kwamen
eren. We zien dus vrouwen die pelgrimerend naar
de gedenkplaats gingen en wel zoals die er 40
jaar later uitzag. Jeruzalem was een rokende
puinhoop en de heilige plaats een ruïne vandaar
de verstomming en hun angstig wegvluchten. Zoals
deze vrouwen vroeg ook de geloofsgemeente in
Rome zich af welke toekomst nog mogelijk was? In
die wereld van verschrikking schreef Marcus zijn
evangelie en wilde hij een verhaal van hoop en
toekomst aanbieden. Daarom begint zijn evangelie
met “het begin van de blijde boodschap van Jezus
Christus, zoon van God”. En daarom eindigt het
met het verhaal van de verrijzenis, verteld door
een jongeman in een wit kleed. Het is niet
zomaar een man maar een neaniskos staat er in
het Grieks. Het was de naam die oorspronkelijk
aan rekruten in het leger werd gegeven en die nu
gebruikt werd om de doopleerlingen mee aan te
wijzen. Ondanks dreiging en vervolging had deze
man zich blijkbaar laten dopen. Daarom staat hij
symbool voor de hoop en het vertrouwen in de
toekomst. Op een ogenblik dat de vrouwen in
angst en verbijstering kijken naar een wereld in
brand en verstommen, toont hij met zijn leven
een boodschap van hoop. Gods kracht en liefde
blijven overeind wat er ook mag gebeuren. Dat is
de kern van ons Paasgeloof wat ik verder wil
uitdiepen in gebed, lezing en bezinning.
Gebed
Licht, ontloken aan het donker,
Licht, gebroken uit de steen,
Licht, waarachtig levensteken,
Werp uw waarheid om ons heen.
Licht, geschapen, uitgesproken,
Licht, dat straalt van Gods gelaat,
Licht uit Licht, uit God geboren,
Groet ons als de gaderaad.
Licht, aan liefde ontstoken,
Licht, dat door het donker brandt,
Licht, jij lieve lentebode,
Zet de nacht in vuur en vlam.
Licht, verschenen uit de hoge
Licht, gedompeld in de dood,
Licht, onstuitbaar, niet te doven,
Zegen ons met morgenrood.
Licht, straal hier in onze ogen,
Licht, breek uit in duizendvoud,
Licht, kom ons met stralen tooien,
Ga ons voor van hand tot
hand.
(S. de Vries,
zolang wij ademhalen, p. 167)
Evangelie van
Marcus 16, 1 – 8
Lied 369 als een
levende
Homilie
In de voorbije dagen las ik het boek ‘Kroniek
van een leven dat voorbijgaat’ van Fernando
Pessoa, die vreemde, geniale Portugese dichter.
Onverwacht stootte ik op deze zin: Leven is een
ander toebehoren. Leven en sterven zijn
hetzelfde. Maar leven is van buiten aan een
ander toebehoren en sterven van binnen. Die twee
lijken op elkaar, maar het leven is de
buitenkant van de dood. Daarom is het leven het
leven en de dood de dood. De buitenkant is
altijd werkelijker dan de binnenkant, want dat
is per slot van rekening de kant die we kunnen
zien. (p.71)
Ik
vond deze bedenking van een ongelofelijke diepte
en wilde ze absoluut in deze verrijzenisviering
voorlezen. Zowel leven als sterven voltrekken
zich doordat we een ander toebehoren, maar
tijdens ons leven is dat aan de buitenkant, in
de dood aan de binnenkant, aldus Pessoa. Nu wil
ik er onmiddellijk aan toevoegen dat ik graag
nog enige tijd aan de buitenkant wil staan, maar
de idee dat als we dood zijn we evengoed een
ander blijven toebehoren vind ik een
bijzonder troostende gedachte. Zou dat een spoor
kunnen zijn om op een eigentijdse manier te
spreken over de verrijzenis?
Ik
besef goed dat het woord ‘verrijzenis’ mij voor
een onmogelijke opgave plaatst. Het woord is zo
beladen en misbruikt voor allerlei situaties. In
het christendom is het weliswaar de sluitsteen
van het geloof gezien, maar tegelijk is het voor
veel gelovigen een brug te ver en denken velen
zoals de Grieken tegen Paulus op de Areopaag
zegden: daarover kunnen we het misschien een
andere keer hebben. Daarom prikkelde de
uitspraak van Pessoa mij, want het gaat om de
vraag: wat is ‘toebehoren’ en tot hoever kan dat
gaan? Kan ik een ander toebehoren, mij weggeven
ook als ik geen lichaam heb? Bestaat er een
liefde zonder hormonale stuwing? Hoe kan God,
die gans Andere, de onlichamelijke, bij uitstek,
van ons houden? Toen ik dit neerschreef bleven
de vragen maar komen. Misschien is dat ook zo
met jou en daarom is ons gesprek na deze viering
belangrijk.
Nog een kleine zijsprong. Mijn eerste scriptie
toen ik filosofie studeerde ging over Gabriel
Marcel. In 1943 schreef hij dat hij dertig jaar
had besteed aan het onderzoek naar de betekenis
van liefde voor iemand die gestorven is. Dat had
zeker te maken met het vroege overlijden van
zijn moeder waarover hij altijd bleef treuren,
maar het was meer dan dat. Enkele jaren later
schreef hij dat de kern van het leven voor hem
kan worden samengevat in die éne zin: Aimer un
être c’est dire: toi, tu ne mourras pas. En hij
bedoelde ermee dat je tegen een ander kunt
zeggen: je bent zo sterk met mijn leven
verbonden dat je altijd tegenwoordig blijft.
Want er is een soort van wederkerigheid die meer
is dan gevoel, meer dan de toevalligheden van
het leven, het is een verbondenheid die het
bewustzijn overstijgt, liefde in de volle
betekenis die het afwezige en de afgrond van de
dood in zich opneemt. Ze openbaart ons een
dimensie van het leven die verschilt van wat
meestal in deze wereld wordt beleefd en maakt
ons ontvankelijk voor het onzichtbare, aldus
Gabriel Marcel. Hij zegt dat hij dit schreef als
filosoof die onbevangen zijn ervaring tracht te
verhelderen
Ik heb lang met deze visie geworsteld en, zoals
met velen van mijn generatie, kregen de latere
sceptici de overhand. Wat hij schreef ging zo
lijnrecht in tegen allerlei filosofen en andere
agogen die beweren dat we eindigheid moeten
aanvaarden en in de aanvaarding moeten leren
genieten van het voorbijgaande, van alles wat nu
geschonken wordt en mooi is omwille van zijn
vergankelijkheid. In deze visie is leven
begrensd in onze lichamelijkheid en is dood
dood. Wat Marcel schreef leek me nogal
speculatief. De laatste jaren ben ik daarin
veranderd en hebben mensen zoals hij mij geleerd
om opnieuw over het leven en samenleven te
durven denken als iets dat verheven en edel kan
zijn en bracht hij mij terug naar het evangelie.
Daar heb ik leren zien dat voorbij onze
zwakheid, ons kleine geloof en beperkte liefde
er een God is die ons zoveel meer aanbiedt, de
Zee van Liefde waarin allen die het wensen
worden opgenomen, die Zee van Liefde waarin ook
wij een kleine druppel mogen zijn. Het is de zee
waarin alles met allen verbonden is en die doet
zingen van vreugde. Dat werd ons in Jezus
geopenbaard en daarom gaat de verrijzenis niet
alleen over het uiterste, maar over een kracht
die dagelijks aanwezig is. Dat werd voor mij de
wederkerigheid waarvan Marcel sprak. En ook
Pessoa had gelijk: zowel leven als sterven is
een Ander toebehoren, maar als gelovige schrijf
ik die ander met een hoofdletter.
Muziek
Voorbeden
Lied 417 Tegen de
dood
Onze Vader
Zegen
|