------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





29 november 2020: 1e zondag van de Advent

Zoom viering: Huis van Gerechtigheid

(Jes., 63, 16b-17. 19b; 64, 3b-8)

Lut Saelens


Lied: Wakend uitzien.

Als wij mensen zijn voor het licht geboren,
laten wij dan door de nacht gaan.
Wakend uitzien naar een glimp van  dageraad.

Als wij mensen zijn die om vrede vragen,
laten wij zelf woorden spreken
van genade, toegenegen naar elkaar.

Als wij mensen zijn die Gods heil verwachten,
laten wij dan muren slopen.
En ontbinden wat uit onrecht is ontstaan.

Als wij mensen zijn die zijn Naam bezingen,
laten wij om kleinen geven.
En de vreemde onderbrengen in ons hart.

Tekst: Kris Gelaude - Muziek: Arnout Malfliet –  Wie anders zou de hemel dragen? Liedboek met CD  (Averbode, 2012)


Introductie tot het adventsthema van Welzijnszorg: Huis van God.

We ervaren allemaal elke dag en nog meer in deze coronatijd hoe belangrijk het is een huis te hebben waar we ons echt thuis voelen. Een veilige, gezonde en aangename woning. Dat is eigenlijk onbetaalbaar.  Maar voor veel mensen in armoede is goed wonen letterlijk onbetaalbaar. Met het adventsthema ‘Huis van God’  vestigt Welzijnszorg onze aandacht op de hachelijke woonsituatie van mensen in armoede. Welzijnszorg pleit voor goede en betaalbare woningen. In België staat het recht op wonen in de Grondwet én ook in de Vlaamse Wooncode. Maar er gaapt een enorme kloof tussen het papieren grondrecht en de werkelijkheid. Teveel mensen wonen nog in slechte woningen waar ze te veel voor betalen. De wachtlijsten voor een sociale woning zijn heel lang. Welzijnszorg wil ons wakker houden rond deze problematiek en nodigt ons uit tot actie. We vinden alle informatie over hun campagne op hun website.

Inleiding tot Jesaja

De Bijbellezingen tijdens deze adventsperiode zetten ons op weg om op zoek te gaan naar de wereld zoals God hem voor ons droomt, waar Hij zich thuis voelt en waar alle mensen zich goed voelen.
Op deze eerste zondag horen we de roep naar gerechtigheid, die slechts mogelijk is vanuit een verbondenheid met ons diepste zelf, met onze goddelijke kern. Enkel vanuit die verbondenheid kunnen wij ons echt verbinden met anderen en krijgt ons engagement warmte en betekenis.

Bij Jesaja lezen we dat het eigenlijk niet zo goed gaat met Gods volk. Ze vragen zich af waarom God hen verlaten heeft. Maar eigenlijk beseffen ze diep in zichzelf dat zij daar zelf voor iets tussen zitten. Ze dachten immers dat zij zelf hun boontjes konden doppen. Dat ze God niet nodig hadden. Maar uiteindelijk voelen ze zich verdwaald en vervreemd van zichzelf en hebben zelfs hun goede werken alle bezieling verloren. Volgens mij zeer herkenbaar voor ons in deze tijd.
Dachten wij ook niet dat onze menselijke mogelijkheden onbegrensd waren en dat we zelf wel de klus konden klaren? Voor elk sociaal en maatschappelijk probleem vinden we een oplossing in de vorm van een nieuwe wet en nog een nieuwe wet om de achterpoortjes van de vorige wet af te sluiten. Maar garandeert dat ook gerechtigheid? Tijd om ons vragen te stellen over welke samenleving we echt willen, over datgene wat er voor de mensen wel toe doet, hebben we niet. En zo geraken wij stilaan ver van huis.
Nu de winter er aankomt en we door de coronacontext minder druk bezig zijn, kunnen we deze opgedrongen rust ook ervaren als een kans om in de stilte ons bezig te houden met de vraag wat echt betekenis kan geven aan ons leven. Wat er voor ons echt toe doet. Misschien komen we dan dichterbij wie we echt zijn, met onze mogelijkheden en beperkingen en krijgen we opnieuw connectie met de bron van ons leven, met de bron van alle leven. Met God in ons. Misschien komen we dan weer thuis bij onszelf en kunnen we van daaruit ook echt de andere ontmoeten met respect voor zijn of haar mogelijkheden en beperkingen, voor zijn anders zijn en een stukje meelopen op zijn weg, die een andere kan zijn dan de mijne.

 Jes., 63, 16b-17. 19b; 64, 3b-8
 
Gij Heer zijt onze Vader, Gij onze Verlosser en uw Naam is eeuwig! Waarom Heer liet Gij ons van uw wegen afdwalen zodat ons hart verstokt werd en U niet meer vreesde? Keer U weer tot ons omwille van uw dienaren. Omwille van de stammen die uw eigendom zijn. Scheur toch de hemel open en daal af en de bergen zullen beven voor uw aanblik. Gij alleen zijt God en Gij staat bij al wie op U durft hopen. Gij komt hen tegemoet die met vreugde gerechtigheid beoefenen, die bij al wat ze doen aan U denken! Vertoornd waart Gij op ons maar wij volharden in het kwaad: hoe zouden wij ooit redding kunnen vinden? Wij allen waren als onreinen, onze goede werken als kleding door bloed bevuild. Als bladeren zijn we afgevallen en de wind van onze zonden heeft ons meegevoerd. Niemand die er aan dacht uw Naam aan te roepen, die op U zijn vertrouwen durfde stellen: Gij had immers uw aangezicht van ons afgewend en Gij had ons prijsgegeven aan onze zonden. Toch zijt Gij, Heer, onze Vader. Wij zijn het leem, Gij de boetseerder. Wij zijn slechts het werk van uw handen.

Bespreken van commentaar op de tekst van Jesaja.

Adventslied.  Kris Gelaude en Arnout Malfliet

Voorbeden:

Laten we samen tot God bidden.
Heer, trek in het duister dat ons omringt een spoor van licht, waarin zich een nieuwe wereld aftekent.
Schenk ons vertrouwen in het goede en in het leven, opdat wij liefhebben, recht doen, vrede maken.
Laat ons bidden


SLOTBEZINNING: MOETEN EN MOETEN

Ook al staan we erg op onze vrijheid,
hebben we een broertje dood aan ‘moeten’,
toch neemt het aantal wetten, regels en afspraken
toe met de dag.
Samenleven heeft iets van een contract: rechten en plichten die moeten worden nageleefd.
Recht moet geschieden, wet is wet. Zonder pardon.
Er is ook een ander moeten,
dat van het ‘niet anders kunnen’.
Het ‘moeten van de liefde’ heet het ook.
Naakten kleden, hongerigen voeden, voor ieder een betaalbaar dak boven het hoofd, armoede ook structureel bestrijden. Dit moeten heeft met verbondenheid van doen met verantwoordelijkheid ook,
in alle vrijheid.
‘Moeten en moeten’, het staat ons beiden te doen.
Samenleven vraagt om afspraken,
om een wet, om een contract.
Maar het samenleven wordt pas leven als verbondenheid er vorm krijgt,
als het ‘moeten van de liefde’ handen krijgt en voeten.
Als de verdrukte en verknechte medestanders voelt die willen vechten.
Niet omdat het leuk of prettig is,
maar omdat ze ervan overtuigd zijn dat dit ‘moeten’ leven geeft
en leven doet, in alle vrijheid.

Kris Buckinx uit ‘Op het andere been’

------