------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





13 september 2020: 24e zondag door het jaar

Leven geven door te vergeven (Mt. 18, 21-35)

Marcel Braekers

Openingszang 104: "Gegroet en gezegend"

Begroeting

Wij mensen hebben een bijzondere gave gekregen. We kunnen elkaar namelijk tot leven wekken. Dat kan biologisch door te zorgen voor een nageslacht, maar we kunnen ook iemand die psychisch of geestelijk dood was weer tot leven brengen. Vb. door van iemand zielsveel te houden, denk maar aan de viering van vorige zondag. Maar je kan ook iemand weer tot leven wekken door te vergeven. Daarover gaat de viering van deze zondag. Je verontschuldigen en vergiffenis vragen of de ander vergeven, letterlijk ‘een nieuwe kans geven’. Het is één van de mooiste dingen waartoe mensen in staat kunnen zijn. En de Bijbel brengt dit in verband met God: omdat God ons in het leven heeft geroepen en ons elke dag aanneemt zoals we zijn, daarom zijn we Hem het leven verschuldigd. Dat besef geeft kracht in onszelf om elkaar te vergeven.
Laten we daarom deze viering beginnen met ons voor God open te stellen en Hem om zorg en nabijheid vragen.

Vergeving: 412 wat ik gewild heb

Openingsgebed
Het is uw Naam
Die mensen nieuwe moed gaf
Om het leven aan te gaan,
Want Gij ging hen voor.

Het was uw Naam
Die mensen verbond
Om te bouwen
Aan een thuis voor elkaar.

Het is uw Naam
Die nog over ons
Wordt geschreven,
Als een hoopgevend woord
Om niet te versagen,
Als een genadig licht
Om niet te verdwalen.

Schep ons ruimte
Voor uw toekomst.
Gun ons de lange adem
Om te bouwen
Aan een wereld waar
Uw Naam ronduit kan wonen
Ons allen tot zegen.                (S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 188)



Inleiding op de lezingen

De eerste lezing is een fragment uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach. Het is een tekst die rond 117 v.C. verscheen en een hele reeks korte bedenkingen bevat die Ben Sira geeft aan een van zijn leerlingen. Ben Sira bestuurde een school in Jeruzalem waar jonge mannen een introductie kregen in de Joodse Thora en alle commentaren maar vermengd met de Wijsheidstraditie van het oude oosten. Kern van de tekst die we vandaag horen is dat wie op zoek is naar Gods genade bereid moet zijn om ook anderen te vergeven.

Eerste lezing Wijsheid van Jezus Sirach 27,30 – 28,7

Tussenzang 528 voor mensen kunnen spreken

Evangelie: Mattheüs 18,21 – 35

Homilie

Zo dikwijls hoor ik het advocaten of slachtoffers op tv zeggen: Nu kunnen ze (we) eindelijk beginnen met rouwen. De dader is veroordeeld, de straf is uitgesproken en pas dan komt er ruimte om het verlies te verwerken. Ik heb dat altijd een vreemde bedenking gevonden. Betekent dit dat daarvoor de familie of het slachtoffer zodanig door haat en wraakgevoelens waren benomen dat ze tot geen ander gevoel in staat waren? En wat betekent rouwen als er eerst genoegdoening moet gebeuren? Mensen kunnen ook heel anders reageren. U herinnert zich wellicht de ongelofelijke reactie van die Marokkaanse man die zijn vrouw in de aanslag van Brussel-Maalbeek verloor. Of denk maar aan de verzoeningspogingen die in Ruanda werden ondernomen om Hutu’s en Tutsi na de genocide met elkaar in gesprek te krijgen. Dat mensen in staat zijn om elkaar te vergeven is één van de grootste en mooiste houdingen waartoe de mens in staat is. Want vergeven is net het tegendeel van vergeten. Bij vergeven is men in tegenstelling tot vergeten zich precies sterk bewust van hetgeen is voorgevallen, maar men gelooft dat die ander meer is dan wat hij of zij mij heeft aangedaan. Vergeven is in dat opzicht een geloofsacte: Je bent meer dan wat ik heb ondervonden. Vergeven is maar mogelijk als er van twee kanten stappen worden ondernomen. De dader moet berouw tonen en hopen op een gebaar. Het slachtoffer moet dit gebaar willen aanvaarden en zelf een woord of gebaar van verzoening stellen.

Je moet niet 7 keer vergeven, maar 7 x 70 keer, zegt Jezus, altijd en steeds opnieuw. Is dat altijd wel gezond? Ik word regelmatig door een man opgebeld die steeds eenzelfde verhaal vertelt. Dat hij 30 jaar geleden een nieuwe relatie is begonnen nadat zijn eerste partner was gestorven. Hij voelt zich erover schuldig en vraagt zich af of hij zijn eerste partner tekort doet want hij had haar eeuwige trouw belooft. En hoe zal het later in de hemel zal zijn met die twee relaties. Een grapje van mijn kant dat hij misschien niet in de hemel zal geraken kon hij maar matig waarderen. Zijn schuld is ongeproportioneerd en biechten noch zalvende woorden hebben effect, integendeel. Misschien moet men in sommige gevallen schuld, zonde en vergeving opschorten opdat er ruimte komt voor een nieuw gevoel.

In de parabel die Jezus vertelt zit een eigenaardige wending die mij blijft bezig houden. Iemand had een fabuleuze schuld die hij niet meer kon afbetalen. Maar zijn baas scheldt hem in een genereus gebaar de schuld kwijt. Je zou denken dat de man voortaan licht als een veertje zou omgaan met de anderen en met het leven, maar het tegendeel is waar. Hij laat een ondergeschikte die een kleine som niet kan terugbetalen met heel zijn gezin in de gevangenis werpen. Schrijnend en wraakroepend, hoe is het mogelijk. Misschien wilde Jezus wel zo’n gevoel bij zijn toehoorders opwekken om hen tot nadenken te prikkelen.

Voorbij de beeldrijke taal wil Jezus zeggen dat wij elkaar moeten vergeven, omdat alles wat ons kan overkomen peanuts is vergeleken met de schuld die we tegenover God hebben. Het gevaar bestaat dat we deze parabel gaan begrijpen vanuit de overtrokken Westerse schuldcultuur die zoveel eeuwen heeft geheerst. Vooral het protestantisme is daarin heel ver gegaan hoewel ook katholieken stevig meededen. Zijn wij zo’n verdorven wezens dat we alleen maar schuldig zijn en op geen enkele manier nog tot een relatie met God in staat zijn, tenzij er een bemiddelaar en slachtoffer is dat voor onze zonden wil sterven? Zo werd ons toch geleerd en zo zijn nog altijd veel liederen en hymnen. Ik vind dat een ziekelijke en foute interpretatie van wat Jezus bedoelde. Wat Jezus volgens mij wilde zeggen is: dat we ons bestaan gekregen hebben. Het is een geschenk van God en dus is de vraag hoe we op dat geschenk reageren. Rissen we het uit zijn handen en gedragen we ons als eigenaars of stemt het tot dankbaarheid en verantwoordelijkheid? Wat ben ik verschuldigd voor wat mij zomaar werd gegeven? Het antwoord van Jezus is dat je niet met dit of dat te doen God genoegdoening geeft. Het gaat om een geschenk dat je leven in zijn totaliteit raakt en daarop kan je enkel maar antwoorden met erkenning, met dankbaarheid en het bezingen van Gods goedheid. Om het met de woorden van de psalm te zeggen: Ik vraag van je geen offers, maar een nederig en vertrouwvol hart, zo spreekt de Heer. God vraagt niet dat we steeds maar schuld bekennen, maar Hem erkennen en belijden in zijn eigenheid als Bron van alle leven.

Groot dankgebed 153 verschenen is de mildheid

Na de communie 563 Kom in mij


------