------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





02 augustus 2020: 18e zondag door het jaar

       Geef gij hun te eten (Mt. 14, 13-21)

Marcel Braekers

Deze tekst is geschreven op een ogenblik dat ik dacht dat we zouden vieren. Intussen is de situatie zo veranderd dat ik samenkomen niet echt verantwoord vind. De begroeting is dus achterhaald. Ik heb ervoor gekozen om de tekst te laten zoals hij was samengesteld.

Openingszang 546
Begroeting

Broeders en zusters,

Na een lange periode van afzondering en stilte van harte welkom in deze eerste viering.

Het jaar 2020 zal zeker de geschiedenis ingaan als een heel bijzonder jaar waarin niets is zoals andere jaren. Heel ons levenspatroon, ons denken en geloven, ons samenleven werden door elkaar geschud. Meer dan 4 maanden was er geen eucharistie en was de gemeenschap uit elkaar gespeeld. Terwijl men in andere tijden steeds de nadruk legt op ontmoeten en openheid, was de slogan nu: afstand houden, in je kot blijven, enz.

Wat de volgende tijd zal brengen blijft nog onzeker, ook voor het vieren van de eucharistie. Dat neemt niet weg dat we vandaag er weer staan ook al is het met een gehalveerde gemeenschap. Uitgerekend op deze 18e zondag gaat het evangelieverhaal over de vermenigvuldiging van de broden, een verhaal dat nauw verbonden is met de latere eucharistieviering.

Gedragen door de aanwezigheid van de zegenende Christus delen de apostelen brood en vis uit. Terwijl de leerlingen eerst hadden voorgesteld om de mensen weer naar huis te sturen waar ze voor hun eten en de alledaagse dingen kunnen zorgen, zegt Jezus: “Geef gij hun te eten.” We weten niet of deze opdracht door de aardse Jezus werd gegeven of dat het een opdracht werd die na de verrijzenis door de jonge Kerk werd opgenomen. Belangrijker dan deze vraag is de bedoeling: je mag de zoekende, luisterende en gelovige gemeenschap niet zomaar aan haar lot overlaten. We moeten elkaar tot voedsel zijn, elkaar oprichten en kracht geven op onze tocht. Ik vind dit in deze corona-tijden een heel bijzondere opdracht. Er zitten trouwens in dit verhaal nog andere aspecten die bijzonder actueel zijn. daarover straks meer. Laten we ons nu inkeren in onszelf en God bidden om zijn aanwezigheid: hier en op de plaats waar we leven.

Belijdenis 115

Openingsgebed

Eeuwige God,
Gij Lichtglans en Heerlijkheid,
Alles wat bestaat,
de mensen, de dieren en planten,
Alles leeft in een eeuwig ontvangen
en teruggeven van levenskracht
Stromend uit U, bron van leven.
Wij bidden vragend
Dat het horen van uw Woord en
Het delen van brood en wijn
Ons terug mag brengen in de dichtste levenskring.
Geef ons altijd terug de honger naar brood dat verzadigt.


Inleiding op de lezingen

Terwijl het volk gebukt ging onder de last en de vernedering van de ballingschap en slavernij, droomt Jesaja van een nieuwe tijd en een nieuwe gemeenschap. Die is er niet alleen voor de Joden maar voor iedereen die zich wil zuiveren en wil inzetten voor gerechtigheid. Iedereen is welkom, zegt Jesaja, en er is eten waar je niet voor moet betalen, want het wordt door God gegeven. Zo droomde Jesaja van een messiaanse tijd. Die idee keert terug in het verhaal van de broodvermenigvuldiging.

Jesaja 55, 1 – 3

Lied 540

Mattheüs 14, 13 – 21

Homilie

Omdat het leven stil was gevallen had ik al de tijd om dit evangelieverhaal wat langer te doorwerken. En dan beginnen allerlei vragen mij te bestormen. Zou dit verhaal een verslag zijn van iets dat gebeurde tijdens het leven van Jezus, en wat is er dan precies gebeurd? Of ontstond het later, na de verrijzenis, als de eerste geloofsgemeente samenkwam om eucharistie te vieren? De Bijbelspecialisten blijven erover verschillen van mening. Zeker is dat enkele verhalen uit het Oude Testament een rol speelden in de vertelling. Zo hoorden die eerste christenen met het vertellen ook het verhaal van het manna in de woestijn. En er is een verwijzing naar de profeten Elia en Elisa die op wonderlijke wijze broden bleven uitdeelden. Deze verhalen uit de traditie hebben zeker meegespeeld bij het ontstaan. Maar om me beter voor te stellen waarom het hier eigenlijk gaat, ben ik in de huid van een van die leerlingen gekropen in een poging te kijken zoals hij keek.

‘We zaten met velen samen op een eenzame plaats en luisterden naar het onderricht dat Jezus gaf. Maar praktische mensen als wij waren zeiden we tot Hem dat het tijd werd om te stoppen zodat de mensen naar huis konden gaan en voor hun eten en de dagelijkse dingen konden zorgen. “Geef gij hun te eten” zei Jezus. Maar er was niets, niets. Enkel wat brood en vis, het gewone eten rond het meer. En toch moesten wij voedsel geven, vond Jezus.

Toen gebeurde het wonderlijke: met de steun van Jezus gaven we mensen wat ze nodig hadden. Met Jezus’ kracht en steun deden we dingen die logisch gezien onmogelijk zijn. Wat is er gebeurd? Gingen mensen hun proviand delen met elkaar? Of had men genoeg aan geestelijk voedsel en wilde men honger lijden om verder te luisteren? Zoveel jaren later, toen Jezus gestorven was en we bij elkaar zaten was de vraag ‘wat er werkelijk is gebeurd’ voor ons irrelevant. Wat telde was dat we gedragen door de kracht van de verrezen Heer elkaar konden voeden en sterken. Door Jezus’ aanwezigheid deden wij wat ooit Mozes, Elia en Elisa hadden gedaan.’

Ik ben in de huid van een leerling gekropen om iets van het verhaal te begrijpen. Zo werd mij duidelijk dat de pointe niet ligt in het miraculeuze vermenigvuldigen van brood, maar in de opdracht naar de leerlingen en naar ons om voedsel voor elkaar te zijn en zo een nieuwe gemeenschap te stichten, het rijk van God.

In dat verband nog een detail dat de evangelist Mattheüs toevoegt. Hij vertelt dit verhaal vlak na het relaas van de dood van Johannes de Doper. Die werd onthoofd tijdens het banket dat Herodes voor zijn gasten gaf. Jezus was geschokt door dit gebeuren en wilde zich terugtrekken op een eenzame plaats om te bidden en na te denken. Misschien werd Hij zelfs bang om eenzelfde lot te ondergaan. Maar mensen bleven Hem ook in zijn afzondering volgen. En dan gebeurt dit wonder. Tegenover dat weelderig banket van Herodes plaatst Mattheüs dit sobere verhaal op een verlaten plaats waar niets is, niets te eten of te drinken, alleen mensen die gegrepen zijn om voor elkaar te zorgen en zo teken worden van Gods liefde voor de aarde. Het contrast kon niet groter zijn en geeft zo op een andere manier aan wat voor Mattheüs en zijn gemeente de kern is.

Ik vind het heel bijzonder om in deze moeilijke tijd opnieuw samen te komen om eucharistie te vieren en ons af te stemmen op wat in dit verhaal is gebeurd. Je hoort op een nieuwe manier de opdracht om zorg voor elkaar te dragen. Dat is mogelijk omdat de kracht van de verrezen Heer ons hier en nu gegeven wordt.

Groot dankgebed 152
Na de communie 519




------